Stel je voor dat iemand je twee handschoenen laat zien: een linkerhandschoen en een rechterhandschoen. Iemand zal meteen begrijpen wat je bedoelt. Maar als je vervolgens vraagt: “Waar is het paar handschoenen?” dan zal iemand zich achter de oren krabben. Denk je dat ik gek ben geworden? Of ben jij dat? Waarom zeg je dat? Het is logisch dat er een denkfout gemaakt wordt wanneer er een paar handschoenen wordt gezocht, terwijl je zowel het linker- als het rechterdeel al in handen hebt. Het paar is niet iets extra’s naast de linker- en rechterhandschoen, het is gewoon een manier om de twee samen te beschrijven. Dat weten we allemaal.

Toch lijken we een dergelijke fout te maken als het over onszelf gaat. Dit voelde Gilbert Ryle1 ergens halverwege de vorige eeuw al aan. In reactie op onder andere Descartes’ duale gedachte dat we een ziel in een lijf zijn, bedacht hij daarom het voorbeeld van de categoriefout: je doet alsof het paar iets is dat op zichzelf bestaat, terwijl het alleen de combinatie van twee dingen beschrijft.

Een ander voorbeeld2 dat dit duidelijk maakt: stel je voor dat ik iemand rondleid op de universiteit waar ik nu lesgeef. Ik laat iemand de bibliotheek, de collegezalen en de kantine zien. Maar als die ander me daarna vraagt: “Leuk hoor, dit allemaal, maar waar is nu de universiteit waar je het telkens over hebt?”, dan maakt die persoon logischerwijs een denkfout. De universiteit is immers die gebouwen en alles wat er gebeurt; het is geen aparte entiteit die losstaat van de onderdelen. Dit laat zien hoe we soms onterecht denken dat abstracte concepten zelfstandig bestaan, terwijl ze eigenlijk niets zijn zonder de dingen waaruit ze zijn opgebouwd. Volgens Ryle maken we dezelfde fout met de geest. Mensen denken vaak dat de geest een aparte “entiteit” is die naast het lichaam bestaat, maar Ryle stelt dat dit een categoriefout is. De geest is niet iets los van ons gedrag en onze acties. Als we iemands gedrag begrijpen, begrijpen we ook hun geest, net zoals je het “paar” handschoenen begrijpt door naar beide handschoenen te kijken.

Je kunt in een kort gedachte-experiment3 vrij makkelijk nagaan of je zelf gelooft dat je een ziel hebt die je lichaam bewoont (of niet). Stel je maar voor dat je tien minuten in iemands lichaam mag doorbrengen om te voelen hoe het leven voor hen is. Een marathonloper, een balletdanser, een pianist, een oudere met longkanker, net wat jij wilt ervaren. Heb je iemand in gedachten? Mooi! Laten we hetzelfde dan eens doen met de geest. Wiens brein zou jij even willen bezitten? Dat van Albert Einstein wellicht? Van een hoogleraar die kwantumtheorie uitlegt en het ook echt snapt? Wiens kijk en begrip op de wereld zou jij willen ervaren? Kies ook hier iemand voor uit en voel even hoe dat zou zijn, voordat je verdergaat.

Oké, nu je dit gedaan hebt: heb je het ervaren alsof jij als jezelf in dat lichaam en die geest zat en extra ervaringen kreeg? Ervaringen die je als het ware kon constateren met je normale leven? Of stelde je jezelf voor hoe het was om hen te zijn waarbij je jezelf vergat? De meeste mensen doen het eerste. En dat is niet erg natuurlijk, maar het maakt wel dat je ergens het gevoel hebt dat je ziel ‘verplaatsbaar’ is. Terwijl Ryle probeert te betogen dat onze ziel wellicht net als het ‘paar handschoenen’ slechts een aanduiding is. Dat voelt raar, dat snap ik. Meestal zien we onszelf toch meer als een soort mannequin waarbij de cellen in ons fysieke lichaam, onze gewoontes, onze vaardigheden en voorkeuren net als kleding door de tijd heen kunnen wisselen, maar dat er toch iets daaronder constant blijft.

“Maar Xandra”, zul je nu zeggen… “er is toch een zelf? Ik weet toch dat ik besta als ik ergens heen loop en met iemand in gesprek ga? En ik ontmoet dan toch ook iemand?” Ik snap je vraag. Dit is niet makkelijk om te begrijpen en je hoofd omheen te wikkelen. Ik zeg namelijk niet dat er niets is dat kan lopen en iemand kan ontmoeten (er waren immers ook daadwerkelijk een linker- en een rechterhandschoen, weet je nog?). Het gaat erom dat het ‘ik’ geen naam behoeft. Dat er geen ziel is die een fysiek lichaam bewoont, maar dat er een ‘ik’ ervaren wordt, iets wat net als ‘paar handschoenen’ en ‘universiteit’ uit hetgeen dat er is als het ware in beeldspraak wordt gecreëerd.

Als we onszelf zo zien, kunnen we ook een hedendaags denker als Karen Barad4 begrijpen. Volgens haar ontstaat alles niet door interactie tussen onafhankelijke dingen, maar wordt alles juist gevormd door de relaties zelf. Ze noemt dit intra-actie. Dit betekent dat we mensen, dingen en concepten niet moeten zien als vooraf bestaande entiteiten die op elkaar reageren, maar als dingen die pas bestaan in hun relaties en processen. Dus, net zoals een universiteit niet los bestaat van de gebouwen en activiteiten, en een paar handschoenen niet losstaat van de afzonderlijke handschoenen, bestaat ook een mens (het “ik”) niet als een vast ding dat losstaat van zijn omgeving of relaties.

Dit is trouwens niet nieuw, qua concept. We voelen allemaal wel eens hoe we onszelf verschillend ervaren bij verschillende groepen mensen. Stel dat je in het gezelschap van vrienden bent waar je je comfortabel voelt; je bent misschien zelfverzekerd, grappig en spraakzaam. Maar als je bij een andere groep mensen bent waar je minder op je gemak bent, kun je je stil of onzeker voelen. Dit toont aan dat wie je bent (je “ik”) verandert afhankelijk van je sociale omgeving en de interacties die plaatsvinden. En dat – hoe je je ook voelt – eigenlijk niets kan zeggen over wie je bent.

Sterker nog: omdat het niets over jezelf zegt, hoef je er ook geen gedachten over te vormen. En omdat je niets hoeft te bewijzen, niets hoeft vast te houden, zelfs niet hoe anderen over je denken, ben je vrij om wat-dan-ook in het moment te zijn. Als je kunt zien dat je niet een vast, onveranderlijk “ik” bent, maar dat je voortdurend ontstaat door je verbindingen met anderen, met de wereld en de situaties waarin je je bevindt, ben je vrij. Vrij van conclusies. Vrij van oordelen, ook die van jezelf.

Het mooiste is dat, als je beseft dat je niet hoeft vast te houden aan een vast beeld van jezelf, je de vrijheid vindt om met meer zachtheid en speelsheid te leven, zonder de druk om altijd hetzelfde te zijn. En wie weet, verras je jezelf ook nog af en toe 🙂

– – – – – – – – – – –

  1. Ryle, G. (1949). The concept of mind. Hutchinson & co (Chapter 1). ↩︎
  2. Radboud Universiteit. (2024, 21 oktober). Cognitiefilosofie [College]. Geraadpleegd via  https://brightspace.ru.nl/d2l/le/content/499741/viewContent/2819026/View ↩︎
  3. Garfield, J.L. (2022). Losing yourself: How to be a person without a self. Princeton University Press. ↩︎
  4. Barad, K. (2007). Meeting the universe halfway: Quantum physics and the entanglement of matter and meaning. Duke University Press. ↩︎