De ratrace die samenleving heet
We werken fulltime, zijn altijd bereikbaar, sporten, regelen kinderactiviteiten en retourneren pakketjes, terwijl onze vrije tijd ook vol verplichtingen zit. Snelheid, efficiëntie en controle zijn de kernwaarden van onze samenleving.
Voor veel mensen is deze voortdurende prestatiedruk een uitdaging, maar iets wat ze verdragen terwijl ze reikhalzend uitkijken naar de eerstvolgende vakantie. Ze bewegen zich door deze wereld zonder stil te staan bij de vraag of wij als mensen hierin wel goed functioneren. Anderen stellen die vraag wél, maar richten zich vooral op de gevolgen voor overprikkelde mensen. Therapieën, technieken en protocollen worden dan ingezet om hen ‘veerkrachtiger’ te maken.
Alle levende wezens hebben een doel, een natuurlijke ordening die hen leidt naar hun vervulling en het goede leven leerde ik van Aristoteles. Hij verwoordde dit destijds al: “Want zoals voor een fluitspeler, een beeldhouwer of iedere andere vakman en in het algemeen voor iedereen die een bepaalde functie en activiteit heeft, het goede en het volmaakte daarin schuilt, zo schijnt het ook voor de mens te zijn als er een bepaalde functie is voor de mens.” [1] Om hun natuur te verwezenlijken en het goede leven (eudaimonia) te realiseren, zijn zij afhankelijk van externe factoren uit hun omgeving: voedsel, beschutting en samenwerking met anderen. Mensen zijn daarom als het ware ‘geprogrammeerd’ om hun omgeving waar te nemen, erop te reageren en zich aan te passen.
Er zijn echter aanzienlijke inter-individuele verschillen in gevoeligheid en responsiviteit voor de omgeving bij dieren en mensen; sommigen zijn veel gevoeliger en reactiever dan anderen.[2] Daar vinden we de kern van het probleem. Stel je een werknemer voor die voortdurend over zijn of haar grenzen gaat om te voldoen aan prestatienormen. Is het dan ethisch om programma’s, therapieën en technieken in te zetten om deze werknemer te laten overleven binnen bestaande structuren (zoals het utilistisch perspectief van Bentham voorschrijft) en zo ‘menselijk kapitaal’ te behouden in een wereld die draait om snelheid en efficiëntie?
In dit artikel onderzoek ik hoe het utilisme onze samenleving vormgeeft en welke gevolgen dit met zich meebrengt.
Zonder regels wordt het chaos
Stel je voor: je staat als ouder bij de schoolpoort, maar de juf komt pas opdagen als ze eindelijk zin heeft om op te staan. Of je oma moet wachten op hulp bij het toilet tot de zuster klaar is met haar wandeling om even haar hoofd leeg te maken. Je trein rijdt niet op tijd, omdat de machinist eerst zijn favoriete podcast wil afluisteren. Dit soort chaos willen we logischerwijs niet.
Systemen en regels bieden structuur en voorspelbaarheid in een complexe samenleving. Ze zorgen ervoor dat het geheel efficiënt functioneert en dat we weten wat van ons wordt verwacht. Zonder regels zouden sommigen hun eigen voorkeuren boven het algemeen belang stellen, wat leidt tot chaos en ongelijkheid. Een systeem waarin iedereen dezelfde basisafspraken volgt, biedt niet alleen stabiliteit, maar ook rechtvaardigheid. Het garandeert dat niemand onnodig nadeel ondervindt door het gedrag van een ander, en dat collectieve doelen, zoals efficiëntie en welzijn, haalbaar blijven. Daarom geven we de voorkeur aan structuren die het gezamenlijke belang dienen en zoveel mogelijk mensen ten goede komen.
Dit uitgangspunt vormt de kern van het utilisme: Ethisch juist handelen, betekent handelingen verrichten die bijdragen aan de realisatie van het grootste geluk voor het grootste aantal mensen.[3] Zoals Bentham stelt: “De natuur heeft de mensheid onder het gezag geplaatst van twee soevereine meesters: pijn en plezier.”[4]
In de praktijk klinkt dat logisch: “We willen zoveel mogelijk plezier en zo min mogelijk pijn. Plezier is niets meer of minder dan jezelf lekker voelen. En wie kan daar nu op tegen zijn? Dat je jezelf zoveel mogelijk lekker moet voelen en zo min mogelijk pijn aandoet? […] Niet alleen voor onszelf, maar voor iedereen die door onze handelingen wordt beïnvloed. […] Bentham zegt ook dat niemands geluk belangrijker is dan van een ander. De natuur heeft jou je gelukservaring gegeven en ook de mijne. Omdat we zo tegenover elkaar staan moeten we kijken naar het totaal van geluk.”
Het utilisme verwijst niet naar een moreel ideaal, het is meer een directe, praktische verplichting: wat het grootste geluk oplevert, moet je doen. Zijn ‘Principle of Utility’ diende hierbij als een praktisch kompas voor het opstellen van regels die de samenleving soepel en rechtvaardig laten functioneren, waarbij het geluk van zoveel mogelijk mensen centraal staat. Dat klinkt an sich prachtig, toch?
Innerlijke politieagent
Zoals het utilisme voorschrijft, kijken we uiteindelijk altijd naar de organisatie of de gemeenschap als geheel. Het individu telt mee, maar het grotere welzijn staat voorop. Of, zoals het me op de universiteit mondeling werd uitgelegd: “Het is geen egoïstische ethiek. Het gaat wel om geluk, maar wel de gelukservaring van de club als geheel. Dus, er zit ook een enorm altruïsme in het utilisme. We verwachten van jou dat jij je bekommert om het welzijn van de club als geheel, en dat je jouw gelukservaring daarvoor bereid bent op te offeren, wanneer dat in het geheel meer geluk aanbrengt.”
Onze emoties geven ons hierbij waardevolle feedback: waar primaire emoties ontstaan als reactie op overleving – denk aan angst die je waarschuwt voor gevaar, of vreugde die je motiveert om iets aangenaams te herhalen – richten secundaire emoties zich op handelingen met morele aspecten.
Deze secundaire emoties, -hoewel we ze reeds vanaf een leeftijd van circa 2 jaar kunnen voelen omdat het brein dan begint te rijpen-, ontwikkelen zich tot orkaankracht, wanneer we ons enerzijds de morele eisen van de samenleving eigen hebben gemaakt en anderzijds onze empathie zo ontwikkeld hebben dat we kunnen voelen hoe een ander ons gedrag zal ervaren.[5] Omdat de actiegerichtheid van deze emoties altijd op de ander of de groep gericht is, fungeren ze als een innerlijke politieagent: ze houden ons weg van gedrag dat we als verwerpelijk ervaren, omdat we onszelf daar innerlijk op afkeuren. ledereen kan op deze manier zelf zijn geluk vormgeven, zonder inmenging of sturing door kerk en staat.[6]
Hoewel je van nature geneigd bent te streven naar je eigen geluk moet je, volgens Bentham, inzien dat dit geluk het best gediend wordt wanneer je jouw eigen streven aanpast aan het algemene doel. Omdat utilisme als een altruïstische ethiek gericht is op het maximaliseren van collectief welzijn, kan het in een samenleving die gedreven wordt door neoliberale waarden ook fataal uitpakken. Zoals Byung-Chul Han dit verwoordt: “Onderwerping vindt plaats als zelfoptimalisering en zelfverwerkelijking.” En even later: “Zonder enige dwang van buiten buit hij zichzelf vrijwillig uit, in de overtuiging dat hij zichzelf daarmee verwerkelijkt.”[7]
Je begrijpt dat er mensen zijn die zich in deze paradox over de kop werken. En wat doet het utilisme dan? Precies: deze mensen krijgen de boodschap dat ze zich nog maar wat verder moeten aanpassen.
Utilisme en de prestatiemaatschappij
De prestatiemaatschappij waarin we leven, legt de nadruk op efficiëntie, productiviteit en collectief welzijn. Dit sluit naadloos aan bij utilistische principes, waarbij het maximaliseren van geluk voor het grootste aantal mensen centraal staat. Binnen dit paradigma worden diversiteit en individuele behoeften vaak ondergeschikt gemaakt aan het streven naar een soepel functionerend geheel. Dit leidt niet alleen tot een voorkeur voor uniformiteit, maar legt ook de verantwoordelijkheid bij het individu om zich aan te passen aan de bestaande structuren, in plaats van de samenleving te laten groeien met en door diversiteit. Laten we ontdekken hoe dit rechtstreeks voortkomt uit de utilistische kernprincipes.
Utilisme is een vorm van gevolgenethiek, gericht op het maximaliseren van collectief welzijn: het bevorderen van het grootste geluk voor het grootste aantal mensen. Het utilisme zegt dat je zelf niet hoeft na te denken wat voor jou het goede is maar dat je gewoon moet doen wat het meeste plezier oplevert.
Dit uitgangspunt plaatst geluk boven persoonlijke vrijheid of voorkeuren en kan worden vertaald naar bijvoorbeeld de opvoeding: “We mogen op school kinderen een beetje dwingen, zodat ze uiteindelijk zelf gaan ontdekken dát ze er echt wel meer gelukkig van worden” zouden we kunnen zegen. Of naar het bedrijfsleven: “Als je niet wil dan gaan we je dwingen. Dan maak je organisaties waarin mensen gedwongen worden te doen wat het goede is. […] Utilisme is een ethiek van organisaties, van de manager die harde maatregelen moet nemen, maar dan wel voor de organisatie als geheel.”
Dit roept vragen op over de gevolgen voor wie niet in de norm past. Critici van het utilisme wijzen dan ook op het risico dat het nastreven van het grootste geluk voor de meerderheid kan leiden tot het negeren of ondermijnen van de rechten en het welzijn van minderheden. Utilisme kan het individu impliciet behandelen als een middel tot een doel.
Dit raakt aan het proces van objectificatie, waarbij mensen niet meer worden gezien als autonome wezens, maar slechts als instrumenten binnen een groter geheel. De objectificeerder behandelt het object alsof het geen autonomie of zelfbeschikking heeft.[8] Wanneer we mensen altijd op deze manier benaderen, verliezen we hun intrinsieke waarde uit het oog. Het gaat dan om een reeks handelingen of houdingen waarin de menselijke waardigheid wordt ontkend. En dat is precies wat hier gebeurd.
Lastenverlaging als groot goed
Naast het streven naar collectief geluk, benadrukt het utilisme ook het minimaliseren van pijn, wat een extra dimensie toevoegt aan deze ethiek. Vanuit dit perspectief lijkt het logisch om mensen te ondersteunen bij het veerkrachtig functioneren in de maatschappij door middel van therapieën en technieken om bijvoorbeeld overprikkeling te beheersen, emoties te reguleren of grenzen te stellen.
Ironisch genoeg zijn het vaak dezelfde grenzen die de samenleving hen heeft geleerd te overschrijden, omdat ‘aanpassen aan het geheel’ als een groot goed wordt gezien. En zijn de emoties afkomstig van anderen die niet goed functioneren binnen de reguliere systemen.
Het doel is niet zozeer om de oorzaak van het ongemak aan te pakken, zoals een te drukke samenleving, maar om ervoor te zorgen dat het individu zo min mogelijk last ervaart en beter functioneert binnen het bestaande systeem.
Dit lijkt bijna een paradox: wie zich aanpast en probeert te voldoen aan deze verwachtingen, kan uiteindelijk in een vicieuze cirkel van prestatiedruk belanden. Wie gestrest wordt bij de gedachte te laat te komen bij de yogales van maandagavond, benodigd om de week enigszins door te komen, is te ver doorgeschoten. Dan heeft men het wéér niet goed genoeg gedaan.
Byung-Chul Han biedt een scherpe analyse van hoe deze benadering onze ervaring van geluk en vrijheid beïnvloedt. “Het neoliberale geluksdispositief leidt ons af van de bestaande machtsverhoudingen door ons te dwingen tot psychische introspectie,”[9] zegt hij. Hierdoor worden onze ervaringen geïndividualiseerd, terwijl bredere maatschappelijke dynamieken genegeerd worden.
Han stelt dat de druk om te excelleren – óók als mens die het redt in deze maatschappij vol overprikkeling en emotieloosheid – leidt tot zelfuitbuiting, vervreemding en uitputting. Of zoals hij het letterlijk verwoordt: “De palliatieve maatschappij valt samen met de prestatiemaatschappij.”[10] Maar is dit wel een gegeven, een noodzakelijk gevolg van vooruitgang en concurrentie? En moeten we wel geloven dat sensitiviteit een kwetsbaarheid is, iets dat gestut en geholpen moet worden?
Het is hartverscheurend en onthult een pijnlijk gemis in onze maatschappij. Niet de gevoeligheid van individuen is het probleem, maar een collectieve afgestomptheid die nuance, menselijkheid en empathie verdringt. We moeten niet langer onze energie stoppen in ons ‘beter voelen’, maar we mogen ‘beter gaan voelen.
De kracht van het subtiele: ruimte voor menselijkheid
In een samenleving waarin snelheid, efficiëntie en zelfoptimalisatie de norm zijn, wordt het vanzelfsprekend geacht om je voortdurend aan te passen aan externe eisen. De problemen die hierdoor ontstaan, komen niet door de gevoeligheid van individuen, maar door een afgestompte cultuur die empathie en nuance verdringt.
Zoals het utilisme van Bentham leert, bieden systemen structuur. Maar wanneer deze enkel gericht zijn op efficiëntie en het grootste geluk voor de meerderheid, worden individuele behoeften en rechten genegeerd. Dit leidt tot een maatschappij waarin we ons opgejaagd, berooid en leeg voelen, ontmenselijkt en gevoelloos. Het vermijden van pijn en het najagen van oppervlakkig geluk heeft ons ver verwijderd van wat het betekent om écht mens te zijn. Deze ethische spanning vraagt om meer dan symptoombestrijding; het vereist een fundamentele cultuurverandering. Het is tijd om te stoppen met eindeloze zelfoptimalisatie en de structuren van onze samenleving kritisch te herzien.
Byung-Chul Han waarschuwt ons: “De zielennaaktheid, de kwetsbaarheid, de pijn om de ander is iets wat we vandaag de dag helemaal dreigen te verliezen.”[11] Gevoel heeft zijn waarde verloren in de jacht op prestatie en controle. Maar zonder echte verbondenheid en empathie kunnen we het goede niet doen, noch voor onszelf, noch voor anderen, noch voor de wereld om ons heen. Het is niet genoeg om de pijn van de ander enkel te begrijpen of als abstract gegeven te zien. Rechtvaardigheid vraagt om actief voelen, om aanwezig zijn bij de ander in diens kwetsbaarheid en behoefte.
In een wereld die zichzelf voorbij jaagt, hebben wetenschappers, politici en beleidsmakers de plicht om structuren te bouwen waarin rechtvaardigheid en harmonie centraal staan. Niet door uitputtende systemen in stand te houden, maar door een cultuur te creëren die wijsheid, rechtvaardigheid en empathie koestert. Ook individuen dragen verantwoordelijkheid: wie gevoeligheid als kracht bezit, moet moedig opstaan en deze inzetten, zelfs als de samenleving dit nog niet erkent.
Laten we samen de ruimte terugwinnen waar menselijkheid ademt en waar het goede leven voor iedereen bereikbaar is. Het is tijd om te kiezen voor empathie, rechtvaardigheid en wijsheid. Het is het waard.
– – – – – – – – – – – – –
1) Aristoteles, Ethica Nicomachea, Boek I, Hoofdstuk 7, 1097b22–1098a20.
2) Corina Greven et al., “Sensory Processing Sensitivity in the context of Environmental Sensitivity: A critical review and development of research agenda,” Neuroscience and Biobehavioral Reviews 98, 2019. (blz 287)
3) Rebel, Frank, red. Basisboek wijsgerige ethiek. ISVW Uitgevers, 2017. (blz 36)
4) Bentham, Jeremy. An Introduction to the Principles of Morals and Legislation. Kitchener: Batoche Books, 2000 (blz 14)
5) Lewis M, Ramsay D. Cortisol response to embarrassment and shame. Child Development, 73, 2002. 1034 – 1045
6) Rebel, Frank, red. Basisboek wijsgerige ethiek. ISVW Uitgevers, 2017. (blz 36)
7) Han, Byung-Chul. De palliatieve maatschappij: Pijn vandaag de dag. Baarn: Ten Have, 2022 (blz 19)
8) Martha Nussbaum, “Objectification,” Philosophy & Public Affairs 24, no. 4 (Autumn 1995): 257.
9) Han, Byung-Chul. De palliatieve maatschappij: Pijn vandaag de dag. Baarn: Ten Have, 2022 (blz 20)
10) Han, Byung-Chul. De palliatieve maatschappij: Pijn vandaag de dag. Baarn: Ten Have, 2022 (blz 10)
11) Han, Byung-Chul. De palliatieve maatschappij: Pijn vandaag de dag. Baarn: Ten Have, 2022. (blz 77)