Inleiding

Wat betekent het eigenlijk om verantwoordelijk te zijn? Traditioneel denken we bij verantwoordelijkheid aan een eigenschap van een individu: iemand die moreel volwassen is, neemt verantwoordelijkheid voor zijn daden. Dit idee zit diep geworteld in ons dagelijks taalgebruik, ons rechtssysteem en onze opvoeding. We leren kinderen om ‘verantwoordelijkheid te nemen’, we beoordelen leiders op hoe goed ze hun ‘verantwoordelijkheid dragen’, en in ethische discussies zoeken we naar de vraag: wie is er verantwoordelijk?

Maar wat als verantwoordelijkheid geen eigenschap is die een individu bezit? Wat als het niet iets is wat we ‘hebben’ of ‘nemen’, maar iets wat ontstaat in de manier waarop we ons verhouden tot de wereld om ons heen? Dit idee staat centraal in de theorie van Karen Barad, die stelt dat de werkelijkheid niet bestaat uit afzonderlijke entiteiten die op elkaar inwerken, maar uit intra-acties waarin betekenis en materie tegelijkertijd ontstaan. Vanuit deze visie is verantwoordelijkheid geen keuze van een autonoom individu, maar een effect van hoe relaties en structuren zich in een situatie vormen.

Dit idee is radicaal anders dan hoe we morele verantwoordelijkheid doorgaans begrijpen. Toch is Barad niet de enige die verantwoordelijkheid als relationeel proces ziet. Victoria McGeer laat zien hoe morele verantwoordelijkheid niet alleen voortkomt uit individuele reflectie, maar ook uit sociale interacties: we leren verantwoordelijk handelen doordat anderen ons aanspreken, ons beïnvloeden en ons moreel vormen. Lisa Feldman Barrett en Mariëtte Baanders tonen bovendien aan dat zelfs emoties—die we vaak als puur individueel beschouwen—niet in ons brein of lichaam ‘bestaan’, maar sociaal en cultureel worden gevormd.

Wat gebeurt er als we verantwoordelijkheid niet langer zien als een eigenschap van een individu, maar als een relationeel en intra-actief fenomeen. Hoe verandert dit onze opvattingen over ethiek, psychologie en de manier waarop we emoties begrijpen? En als verantwoordelijkheid niet een individuele eigenschap is, maar een effect van hoe de wereld zich vormt, wat betekent dit dan voor hoe we met morele dilemma’s omgaan? Door deze vragen te onderzoeken, biedt deze paper een nieuwe benadering van verantwoordelijkheid—niet als iets wat we ‘hebben’, maar als iets wat we gezamenlijk laten ontstaan.

In dit artikel onderzoek ik verantwoordelijkheid als relationeel en intra-actief fenomeen. Ik start met McGeers visie op morele zelfregulatie binnen sociale interacties, waarna ik via Feldman Barrett en Baanders de sociaal-culturele vorming van emoties bespreek. Vervolgens introduceer ik Karen Barad’s theorie van agential realism, waarin verantwoordelijkheid niet alleen sociaal, maar ook materieel en situationeel wordt gevormd. Ik eindig met een reflectie op de implicaties hiervan: als verantwoordelijkheid geen eigenschap van een individu is, hoe moeten we dan ethiek, schuld en morele vorming herdenken?”

Victoria McGeer: morele zelfregulatie als sociaal proces

Victoria McGeer biedt een dynamisch en relationeel perspectief op morele zelfregulatie en verantwoordelijkheid. In tegenstelling tot traditionele opvattingen waarin morele verantwoordelijkheid wordt voorgesteld als een intern proces van rationele reflectie of als een kwestie van vaste karaktereigenschappen, benadrukt McGeer dat morele verantwoordelijkheid iets is wat zich ontwikkelt binnen sociale interacties. Volgens haar leren we niet alleen door interne reflectie of rationele besluitvorming, maar juist door hoe anderen ons aanspreken, verwachtingen stellen en ons helpen onze emoties en gedragingen te reguleren.

McGeer’s theorie is geworteld in de gedachte dat we als mens sociale wezens zijn, en dat ons zelfbegrip en moreel handelen grotendeels afhankelijk zijn van hoe we ons tot anderen verhouden. In haar werk stelt ze dat we niet alleen ‘denkers’ zijn, maar ook ‘doeners’: ons morele besef en onze zelfregulatie worden gevormd door de manier waarop anderen ons behandelen en hoe we daar zelf mee omgaan (McGeer 2015, 260).

Volgens McGeer functioneren sociale normen en verwachtingen als een soort regulatieve praktijken die ons helpen om verantwoordelijkheid te ontwikkelen. Dit gebeurt niet enkel door expliciete regels, maar vooral door subtiele sociale processen. Denk bijvoorbeeld aan hoe kinderen leren wanneer bepaald gedrag ‘ongepast’ is. Ze leren dit niet puur door instructies, maar door de blikken, reacties en correcties van anderen. Deze voortdurende sociale interactie stelt hen in staat om emotionele en morele zelfregulatie te ontwikkelen. Zo beschrijft McGeer hoe we als mensen voortdurend betrokken zijn in ‘mind-making practices’—praktijken die niet alleen ons denken, maar ook onze emotionele en morele capaciteiten vormen (McGeer 2021).

McGeer benadrukt dat verantwoordelijkheid nemen niet slechts betekent dat een individu moreel reflecteert op het eigen handelen, maar dat het ook een kwestie is van hoe anderen reageren op dat handelen. Zelfkennis is geen statische eigenschap die we bezitten, maar een vermogen dat zich ontwikkelt in een netwerk van relaties en praktijken: “Understanding is not merely a matter of inference, but of being embedded in the right social and cultural practices.” (McGeer, 2015). Anderen fungeren hierbij als een spiegel en als een regulerend mechanisme: ze geven ons feedback, houden ons verantwoordelijk en vormen ons vermogen om ethisch te handelen. Ze stelt: “Skilled practices literally shape the way we look at the world.” (McGeer, 2021)

Deze zin impliceert dat we leren om verantwoordelijkheid te nemen doordat sociale praktijken – zoals publieke verantwoording, sociale correctie en het waarnemen van anderen – ons beïnvloeden. Als een samenleving bepaalde gedragingen als onacceptabel bestempelt en individuen hier consequent op aanspreekt, internaliseren mensen deze normen. Maar dit betekent ook dat wat als verantwoordelijkheid geldt, cultureel en historisch bepaald is. Onze ‘morele bril’ is geen neutraal gegeven, maar wordt gevormd door de structuren waarin we leven.

Wat betekent dit voor hoe we verantwoordelijkheid zien in het dagelijks leven? Het impliceert dat morele ontwikkeling niet los te denken is van de structuren waarin we leven. Dit betekent ook dat verantwoordelijkheid nemen geen strikt individuele prestatie is, maar iets wat wordt beïnvloed door de sociale en institutionele omgeving.

  • In onderwijs en opvoeding: Hoe kinderen leren om verantwoordelijkheid te nemen, hangt af van hoe ouders en docenten hen aanspreken, welke ruimte er is om fouten te maken, en hoe ze door de gemeenschap worden ondersteund.
  • In organisaties: Een bedrijfscultuur waarin werknemers zich veilig voelen om fouten toe te geven en daarvan te leren, creëert een andere vorm van verantwoordelijkheid dan een cultuur waarin sancties en controle overheersen.
  • In maatschappelijk debat: De manier waarop publieke figuren ter verantwoording worden geroepen, bepaalt mede welke normen als acceptabel worden gezien.

McGeers theorie laat zien dat verantwoordelijkheid niet iets is wat individuen ‘hebben’ of ‘ontbreken’, maar iets dat ontstaat in hoe we elkaar erkennen en corrigeren. Het is een dynamische sociale praktijk die altijd in beweging is en die we met elkaar vormgeven. Toch roept dit een belangrijke vraag op: Als verantwoordelijkheid zo sterk gevormd wordt door sociale interactie, kunnen we dan nog spreken van een individueel ‘eigenaarschap’ over moreel handelen? Met andere woorden, als de manier waarop we emoties reguleren en verantwoordelijkheid ervaren grotendeels wordt bepaald door de sociale context waarin we opgroeien, in hoeverre kunnen we dan echt spreken van een ‘autonoom’ individu dat morele keuzes maakt?

Emoties zijn niet aangeboren, ze worden cultureel en sociaal gecreëerd

Waar McGeer zich richt op hoe verantwoordelijkheid regulatief wordt ontwikkeld, bespreek ik in het volgende stuk hoe Feldman Barrett en Baanders laten zien dat zelfs de emoties die met moreel handelen gepaard gaan niet universeel zijn, maar worden geconstrueerd binnen de samenleving.

Volgens Lisa Feldman Barrett zijn emoties geen vastliggende, biologische reflexen, maar worden ze voorspeld door ons brein op basis van eerdere ervaringen en culturele concepten. Dit betekent dat wat iemand voelt niet alleen afhangt van lichamelijke sensaties, maar ook van de begrippen en interpretaties die in een samenleving beschikbaar zijn. Ze stelt: “Je brein reageert niet op de wereld. Het voorspelt voortdurend wat er gaat gebeuren en construeert daarbij je ervaring van emotie.” (Feldman Barrett, 2017, p. 32)

Met andere woorden, emoties zijn geen kant-en-klare reacties op de wereld, maar een dynamisch proces waarin eerdere ervaringen en culturele normen bepalen hoe we lichamelijke sensaties betekenis geven. Wat in de ene cultuur als ‘boosheid’ wordt geïnterpreteerd, kan in een andere als ‘frustratie’ of zelfs als een vorm van zorgzaamheid worden gezien. Dit betekent dat de ervaring van een emotie afhangt van welke concepten een samenleving beschikbaar stelt

Baanders richt zich op hoe emoties niet alleen cognitief geconstrueerd worden, maar ook cultureel en sociaal worden ingekaderd. Ze laat zien dat emoties geen ‘pure’ ervaringen zijn, maar worden gevormd door culturele normen en sociale verwachtingen. Ze schrijft: “Wat als een passende emotionele reactie wordt beschouwd, is diep verankerd in de sociale structuren die ons leven vormgeven. Schaamte, schuld of woede zijn geen persoonlijke emoties; het zijn producten van culturele verhalen.” (Baanders, 2019, p. 87)

Een treffend voorbeeld hiervan is hoe schuld en schaamte per cultuur verschillen. In individualistische culturen zoals de westerse wereld wordt schuld vaak ervaren als een interne morele correctie (“Ik heb iets verkeerd gedaan”). In collectivistische culturen ligt de nadruk veel meer op de impact op de gemeenschap, waarbij schaamte niet alleen een persoonlijke emotie is, maar een weerspiegeling van sociale harmonie en statusverlies.

Zowel McGeer als Feldman Barrett en Baanders laten zien dat emoties en morele oordelen niet individueel, maar relationeel worden gevormd. McGeer richt zich op hoe verantwoordelijkheid en zelfregulatie ontstaan binnen sociale interacties, terwijl Feldman Barrett en Baanders laten zien dat zelfs de emoties die we als ‘eigen’ ervaren, sociaal en cultureel gevormd zijn. “Ons emotionele leven is geen privézaak. Het is diep verweven met de verwachtingen en interacties die onze plaats in de samenleving bepalen.” (Baanders, 2019, p. 92)

Maar dit roept een nieuwe vraag op. Als emoties niet simpelweg interne toestanden zijn, maar worden gevormd door sociale en culturele contexten, wat betekent dit dan voor hoe we morele verantwoordelijkheid begrijpen? Kunnen we nog spreken van ‘individuele’ verantwoordelijkheid, of moeten we erkennen dat wat we voelen en hoe we handelen altijd al gevormd wordt door de bredere sociale structuren waarin we ons bevinden? In het volgende stuk gaan we nog een stap verder en ik laat zien dat niet alleen emoties, maar zelfs agency en verantwoordelijkheid geen individuele eigenschappen zijn, maar materieel en relationeel ontstaan in intra-acties.

Een andere kijk op ik, jij en wij

Hoewel McGeer een relationeel perspectief biedt op morele verantwoordelijkheid, blijft haar model impliciet gebaseerd op het idee van een ‘zelf’ dat zich ontwikkelt binnen sociale interacties. Ook Baanders en Feldman Barrett sluiten zich hierbij aan. Emoties mogen dan wel cultureel bepaald zijn, maar het ‘zelf’ is dat volgens hen wel. De mens, hoewel gevormd door sociale en culturele structuren, blijft een afzonderlijk subject dat in interactie treedt met anderen. De kern van het ‘zelf’ wordt niet fundamenteel bevraagd—het is veranderlijk, relationeel en afhankelijk van anderen, maar het is er wél.

Karen Barad gaat een stap verder. In haar visie bestaat er geen ‘zelf’ dat voorafgaat aan interactie met de wereld. Wat we ‘persoonlijkheid’ noemen, is geen vaststaande entiteit die gevormd wordt door de omgeving, maar een dynamisch proces dat alleen bestaat in en door de relaties waarin het ontstaat. Dit noemt zij intra-actie.

Waar McGeer, Baanders en Feldman Barrett nog spreken over interactie tussen een individu en zijn sociale omgeving—alsof het individu en de wereld twee aparte grootheden zijn—wijst Barad deze scheiding af. Er is geen duidelijke grens tussen ‘ik’ en ‘de ander’, tussen ‘persoonlijkheid’ en ‘omgeving’. Alles is verweven en ontstaat tegelijkertijd in de ontmoeting. Een ‘persoon’ is niet iets dat ergens ís en vervolgens intra-acties aangaat, maar bestaat slechts doordat die intra-acties plaatsvinden.

Intra-actie betekent dat er geen afzonderlijke entiteiten bestaan die vervolgens met elkaar in contact treden. In plaats daarvan worden subjecten en objecten—mensen, ideeën, emoties, structuren—steeds opnieuw gevormd door de relaties waarin ze zich bevinden. Dit betekent dat identiteit geen ‘bezit’ is, geen stabiele kern die kan veranderen, maar een dynamisch proces dat voortdurend ontstaat in en met de wereld.

McGeer laat zien dat we onszelf reguleren binnen sociale kaders en dat verantwoordelijkheid geen puur individuele aangelegenheid is. Maar Barad zet de volgende stap: er is geen ‘zelf’ om te reguleren vóórdat er sprake is van intra-actie. We ontstaan in het samenspel van de wereld—niet als iemand die relaties heeft, maar als iets wat door relaties gevormd wordt.

Karen Barad: agency als ontstaan in intra-actie

Karen Barad stelt dat er geen vooraf bestaand subject is dat verantwoordelijkheid heeft. Dat er is geen ‘ik’ is dat eerst gevormd wordt en daarna keuzes maakt. In plaats daarvan stelt Barad dat agency (handelingsvermogen) niet vooraf bestaat, maar ontstaat binnen intra-acties. In tegenstelling tot het gangbare idee dat mensen autonoom handelen en vervolgens effect hebben op de wereld, laat Barad zien dat alles—menselijk en niet-menselijk, materieel en immaterieel—altijd al verweven is in dynamische relaties. Dit betekent dat verantwoordelijkheid geen eigenschap van een individu is, maar iets wat gevormd wordt binnen deze relaties. Dit perspectief noemt ze agential realism.

Barad’s agential realism stelt dat niets in de wereld op zichzelf bestaat, los van de relaties waarin het zich bevindt. Een persoon, een gedachte, een beslissing—ze zijn niet ‘dingen’ die ergens in een vacuüm bestaan en vervolgens interacteren met de wereld. Ze ontstaan in en door de relaties die ze aangaan.

Dit betekent dat agency geen persoonlijke eigenschap is. Het is niet iets wat een individu bezit en uitoefent, zoals we normaal denken over verantwoordelijkheid. Agency is relationeel en ontstaat pas binnen intra-acties. De verantwoordelijkheid voor een bepaalde situatie ligt dus nooit alleen bij een individu, maar in de gehele configuratie van relaties waarin iets gebeurt.

Intra-acties bepalen niet alleen hoe agency ontstaat, maar ook hoe we betekenis geven aan de wereld. Dit gebeurt via wat Barad agential cuts noemt. Een agential cut is een moment waarop we—bewust of onbewust—een grens trekken tussen wat relevant is en wat niet. Het is de manier waarop we de oneindige verwevenheid van de wereld tijdelijk ‘knippen’ en bepalen: dit is een objectdit is een persoondit is mijn keuzedit is verantwoordelijkheid.

Maar deze snedes zijn niet neutraal. Ze bepalen welke realiteit zichtbaar wordt en welke op de achtergrond verdwijnt. Denk aan een teamoverleg waarin iemand iets ongemakkelijks zegt. Of je het negeert of erop ingaat, bepaalt hoe het gesprek verdergaat. Maar belangrijker nog: die keuze creëert een specifieke realiteit. De interactie is niet slechts een reflectie van bestaande structuren, het maakt structuren.

Dit betekent dat verantwoordelijkheid geen individuele keuze is, maar een collectief proces waarin we met elkaar de realiteit creëren. Verantwoordelijkheid ligt niet bij een losstaand individu, maar in de wijze waarop intra-acties plaatsvinden en welke agential cuts daarin worden gemaakt.

Barad’s visie geeft een radicaal andere visie op verantwoordelijkheid. Wie haar theorie volgt ontdekt dat verantwoordelijkheid geen persoonlijke last kan zijn. Het is geen kwestie van ‘jij hebt een keuze en jij draagt de gevolgen’. In plaats daarvan is het een relationeel proces, een kwestie van hoe we handelen binnen een verweven wereld.

Dit betekent ook dat verantwoordelijkheid nooit een vaststaand gegeven is. Het kan niet simpelweg worden toegewezen aan één persoon of instantie, omdat het steeds opnieuw ontstaat in hoe situaties zich ontwikkelen. Er is geen ‘beginpunt’ waar je kunt zeggen: hier begint verantwoordelijkheid. Het is altijd al in beweging, altijd al in intra-actie.

En dat brengt een fundamentele verschuiving in ons denken. Verantwoordelijkheid is niet iets wat een individu bezit. Het is iets dat wordt gevormd—en voortdurend herzien—binnen het dynamische spel van relaties waarin we allemaal altijd al verstrengeld zijn. Dit heeft implicaties voor hoe we ons verhouden tot de wereld. Hoe beïnvloedt dit bijvoorbeeld:

  • Strafrecht: Kunnen we iemand ‘persoonlijk verantwoordelijk’ houden voor een misdaad als verantwoordelijkheid een intra-actief proces is?
  • Klimaatverandering: Als verantwoordelijkheid niet individueel, maar materieel en systemisch is, hoe moeten we dit dan aanpakken?
  • Organisaties: Hoe kan een intra-actieve visie op verantwoordelijkheid helpen bij besluitvorming in bedrijven of beleid?

Overlap en verschillen

Hoewel McGeer verantwoordelijkheid beschouwt als een proces dat zich ontwikkelt binnen sociale interacties, toont het werk van Baanders en Feldman Barrett aan dat zelfs de emoties die met verantwoordelijkheid gepaard gaan niet universeel of individueel zijn, maar gevormd worden door sociale en culturele contexten. Dit betekent dat morele regulatie niet alleen afhankelijk is van hoe we elkaar aanspreken en corrigeren, maar ook van hoe we emotionele ervaringen interpreteren en benoemen binnen een specifieke samenleving.

Emoties zoals schuld, schaamte en trots spelen een cruciale rol in hoe we verantwoordelijkheid ervaren en toeschrijven. Volgens Feldman Barrett zijn emoties geen biologische reflexen, maar voorspellingen van het brein die afhangen van de concepten en ervaringen die in een samenleving beschikbaar zijn. Dit betekent dat morele emoties geen vaststaande interne toestanden zijn, maar geconstrueerd worden door de culturele en sociale context waarin iemand zich bevindt. Baanders sluit hierop aan door te laten zien dat emotionele reacties—zoals het ervaren van schaamte in een bepaalde situatie—niet neutraal zijn, maar afhangen van de normen en waarden van de omgeving. In collectivistische samenlevingen, bijvoorbeeld, wordt schaamte vaak ervaren als een schending van groepsharmonie, terwijl het in individualistische culturen eerder wordt gezien als een persoonlijke tekortkoming.

McGeer benadrukt dat verantwoordelijkheid een dynamisch proces is waarin sociale interacties een regulerende functie hebben: we leren verantwoordelijkheid door sociale feedback en de verwachtingen die anderen van ons hebben. Maar als we de inzichten van Feldman Barrett en Baanders toevoegen, zien we dat deze regulatie niet alleen plaatsvindt op gedragsmatig niveau, maar ook diep geworteld is in hoe we emoties beleven en toeschrijven. Schuld en schaamte zijn niet zomaar universele morele emoties die een individu voelt wanneer het moreel faalt, maar worden aangeleerd binnen specifieke culturele praktijken. Dit betekent dat zelfs de gevoelens die we associëren met morele verantwoordelijkheid geen pure individuele ervaringen zijn, maar sociaal en cultureel gevormd worden.

Door McGeer’s sociale regulatie te verbinden met Baanders’ en Feldman Barrett’s visie op emotionele constructie, wordt duidelijk dat verantwoordelijkheid niet alleen iets is wat we leren door sociale interactie, maar ook iets wat wordt ingekaderd door de manier waarop emoties sociaal en cultureel worden gecreëerd. Wat als ‘verantwoordelijk’ wordt gezien, hangt niet alleen af van de sociale structuur waarin iemand zich bevindt, maar ook van welke emoties daar beschikbaar zijn en hoe die emoties worden geïnterpreteerd.

Waar McGeer, Baanders en Feldman Barrett laten zien dat zowel morele verantwoordelijkheid als de emoties die ermee gepaard gaan sociaal geconstrueerd zijn, gaat Barad nog een stap verder. Zij stelt dat niet alleen sociale, maar ook materiële intra-acties een rol spelen in hoe verantwoordelijkheid en emoties ontstaan. Dit betekent dat de manier waarop iemand schuld of schaamte ervaart niet alleen wordt beïnvloed door sociale normen, maar ook door de materiële omstandigheden waarin iemand zich bevindt. Een schoolomgeving die sterk gericht is op toetsing en prestatie kan bijvoorbeeld niet alleen bepaalde vormen van schaamte versterken, maar ook bepalen welke emotionele en morele kaders beschikbaar zijn.

Door McGeer, Baanders en Feldman Barrett samen te brengen met Barad wordt duidelijk dat morele verantwoordelijkheid geen statische eigenschap van een individu is, maar een dynamisch proces waarin sociale, culturele én materiële factoren samen bepalen wat als moreel handelen wordt gezien. Dit betekent dat verantwoordelijkheid niet alleen afhangt van sociale verwachtingen en emotionele regulatie, maar ook van hoe de wereld zich intra-actief vormt in specifieke situaties.

McGeer, Baanders & Feldman BarrettBarad
Verantwoordelijkheid ontstaat in sociale en culturele interacties en door hoe we moreel worden aangesproken.Verantwoordelijkheid ontstaat in intra-acties tussen mensen, objecten en systemen.
Individuen ontwikkelen morele capaciteiten door sociale feedback en culturele leerprocessen.Een individu bestaat niet vooraf, maar wordt gevormd door intra-acties.
Emoties zijn geen universele, aangeboren toestanden, maar worden sociaal en cultureel geconstrueerd en spelen een regulerende rol in moreel gedrag.Emoties zijn intra-actief: ze ontstaan niet alleen door sociale processen, maar ook door materiële verstrengeling.
Schuld en schaamte zijn morele emoties die niet intern zijn, maar sociaal aangeleerd en afhankelijk van culturele normen.Schuld en schaamte ontstaan in specifieke intra-acties en zijn geen vaste entiteiten, maar worden telkens opnieuw ge(re)configureerd in interactie met materiële en sociale structuren.
Morele groei is een dynamisch proces dat afhankelijk is van de sociale en culturele context.Verantwoordelijkheid is geen vaststaand iets, maar ontstaat in hoe de wereld zich op elk moment vormt, inclusief niet-menselijke actoren.
Relationeel, met een basis in de psychologie en sociale theorie.Relationeel, maar met een basis in de quantumfysica en materiële verwevenheid.

Wat betekent dit in de praktijk?

Als we verantwoordelijkheid begrijpen via het vaste zelf, betekent dat dat we het belang van sociale interacties en morele vorming moeten erkennen. Verantwoordelijkheid ontwikkelt zich doordat mensen elkaar aanspreken, ruimte bieden voor reflectie en gezamenlijk morele kaders creëren.

Als we verantwoordelijkheid begrijpen via Barad, krijgen we een beeld van verantwoordelijkheid dat niet statisch, maar fluïde, relationeel en situationeel is. Dit betekent dat verantwoordelijkheid niet een eigenschap is die een individu bezit of verwerft, maar een effect van hoe intra-acties en sociale structuren betekenis vormen in een bepaalde situatie. Dit opent een nieuwe ethische vraag: als verantwoordelijkheid niet iets is wat een individu kan ‘leren’, maar iets wat ontstaat in de configuratie van de wereld op een bepaald moment, hoe kunnen we dan verantwoordelijkheid op een nieuwe manier begrijpen en faciliteren?

In de praktijk betekent dit dat we niet alleen naar sociale interacties moeten kijken, maar ook naar de materiële omstandigheden waarin verantwoordelijkheid ontstaat. Bijvoorbeeld, verantwoordelijkheid voor milieuproblemen is niet alleen een kwestie van bewuste morele keuzes, waarbij je de individuele mens verantwoordelijk maakt voor de keuze om wel of geen voorverpakte groenten te kopen in de supermarkt, maar ook van hoe onze economie, technologie en infrastructuur intra-acteren met menselijke besluitvorming.

Dit maakt Barads visie radicaal anders dan hoe we nu naar verantwoordelijkheid kijken: ze verlegt de focus van individuele ethiek naar een bredere, systemische ethiek, waarin we moeten onderzoeken hoe onze keuzes (en de structuren waarin ze plaatsvinden) bepalen wie of wat verantwoordelijk kán zijn.

Barad zegt dus niet dat morele verantwoordelijkheid niet bestaat, maar dat het geen eigenschap van een individu is. Het is een effect van hoe de wereld zich moment-tot-moment configureert. En dat betekent dat verantwoordelijkheid niet iets is wat je ‘kunt leren’, maar iets wat zich telkens opnieuw moet vormen in hoe we handelen, beslissen en grenzen trekken.

Dit zou betekenen dat vragen als:

  • “Wie is verantwoordelijk voor deze situatie?”
  • “Hoe kunnen we iemand leren verantwoordelijkheid te nemen?”

… niet de juiste vragen zijn. In plaats daarvan zouden we kunnen vragen:

  • “Hoe wordt verantwoordelijkheid hier gevormd?”
  • “Welke intra-acties maken verantwoordelijkheid zichtbaar of onzichtbaar?”
  • “Hoe kunnen we ruimtes creëren waarin verantwoordelijkheid kan ontstaan?”

Dit is een fundamenteel andere manier van denken dan in de klassieke ethiek, waarin verantwoordelijkheid vaak wordt gezien als een individuele eigenschap of als iets wat iemand moet ‘leren’.

Door deze twee denkers samen te nemen, krijgen we dus een beeld van verantwoordelijkheid dat niet statisch, maar vloeibaar, relationeel en situationeel is. Het is geen ‘eigendom’ van een individu, maar een effect van hoe de wereld zich in elk moment vormt. En dat betekent dat verantwoordelijkheid niet iets is wat we ‘leren’ zoals we een nieuwe vaardigheid leren, maar iets wat zich telkens opnieuw moet manifesteren, afhankelijk van hoe de wereld in dat moment intra-acteert.

Implicaties en reflectie

In dit artikel heb ik laten zien hoe sociale interacties cruciaal zijn in de ontwikkeling van morele capaciteiten, maar dat verantwoordelijkheid an sich niet een individueel maar maatschappelijk thema is. We leren moreel handelen door hoe anderen ons aanspreken, hoe we reageren op die confrontaties, en hoe sociale structuren ons denken en voelen beïnvloeden. Maar we mogen ook aandacht gaan hebben hoe objecten, technologieën, ruimten en systemen onze morele ontwikkeling beïnvloeden.

Verantwoordelijkheid gaat niet over het geven van het juiste antwoord, maar over het maken van herhaalde agential cuts die de wereld op betekenisvolle manieren herconfigureren.” (Barad, 2007) Volgens Barad ontstaat verantwoordelijkheid niet alleen in sociale interacties, maar in het totaal aan intra-acties dat bepaalt wat opvalt en wat verdwijnt, wat belangrijk wordt en wat op de achtergrond raakt. Dit betekent dat verantwoordelijkheid niet alleen afhankelijk is van hoe mensen elkaar aanspreken, maar ook van hoe de wereld om ons heen mee vormgeeft aan morele keuzes.

In plaats van alleen te kijken naar hoe mensen elkaar moreel aanspreken, kunnen we vragen: hoe beïnvloedt een beveiligingscamera de manier waarop we handelen? Hoe beïnvloedt een smartphone met notificaties onze aandacht en de manier waarop we reageren op anderen? Hoe maakt een infrastructuur verantwoordelijkheid makkelijker of moeilijker? Denk aan een gebouw zonder rolstoeltoegang; wie wordt daardoor ‘uitgesloten’ uit (morele) interacties? In plaats van enkel te focussen op sociale interacties als de basis van morele ontwikkeling, kunnen we dus ook kijken naar intra-acties, waar niet alleen mensen, maar ook materiële omstandigheden en technologieën deel van uitmaken

Als we verantwoordelijkheid niet langer zien als een individuele eigenschap, maar als iets wat relationeel en materieel ontstaat, moeten we fundamenteel anders nadenken over ethiek. In plaats van schuld en plicht bij het individu te leggen, moeten we onderzoeken hoe intra-acties morele kaders vormen, en hoe we ruimtes kunnen creëren waarin verantwoordelijkheid kan opkomen. Dit betekent dat ethiek niet langer een vraag is van ‘wie is verantwoordelijk?’, maar van ‘hoe wordt verantwoordelijkheid in deze situatie gevormd, en hoe kunnen we daar bewust in interveniëren?’’

Door verantwoordelijkheid niet als een individuele last te beschouwen, maar als iets wat in het samenspel van mensen, structuren en materie ontstaat, kunnen we een ethiek ontwikkelen die niet alleen vraagt wie verantwoordelijk is, maar hoe verantwoordelijkheid kan worden gevormd.

– – – – – – – –

Gebruikte literatuur:

  1. Baanders, Mariëtte. Culture and Emotion: How Society Shapes Feeling and Expression. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2019.
  2. Barad, Karen. Meeting the Universe Halfway: Quantum Physics and the Entanglement of Matter and Meaning.Durham, NC: Duke University Press, 2007.
  3. Feldman Barrett, Lisa. How Emotions Are Made: The Secret Life of the Brain. New York: Houghton Mifflin Harcourt, 2017.
  4. McGeer, Victoria. “The Regulative Dimension of Folk Psychology.” In Folk Psychology Re-Assessed, edited by D. D. Hutto and M. Ratcliffe, 137–156. Dordrecht: Springer, 2007.
  5. McGeer, Victoria. “Mind-Making Practices: The Social Infrastructure of Self-Knowing Agency and Responsibility.” Philosophical Explorations 18, no. 2 (2015): 259–281. https://doi.org/10.1080/13869795.2015.1032331
  6. McGeer, Victoria. “Enculturating Folk Psychologists.” Synthese 199 (2021): 1039–1063. https://doi.org/10.1007/s11229-020-02760-7