Maandag viel ik (Emma) in in de bovenbouw. Ik deed een spelletje met de klas. Niet zomaar een spelletje.
Ze hadden ruim anderhalf uur zelfstandig werken. Dat is zelfs voor volwassenen te veel. Op vragen hoe hun eigen juf ze daar in begeleidde kreeg ik geen eenduidig antwoord. Dus maakte ik een pauze. Niet zomaar een pauze. Een pauze die voor ontspanning en beweging moest zorgen. Vandaar dat spelletje. Ik wilde ze ook iets leren over leren.

Ik speelde “commando pinkelen” met ze. Je trommelt met je vingers op de tafel, of in mijn geval, want ik wilde ze laten staan, met je handen op je bovenbenen. Als ik roep “Commando HOL”, moet je je handen gestrekt voor je houden met de palmen omhoog. Commando BOL is palmen naar beneden en commando PINKELEN is verder gaan met trommelen op tafel of benen. De truuk is dat ze de commando’s alleen maar uit mogen voeren als ik “Commando” zeg. Zonder dat woord, ga je gewoon verder met waar je mee bezig was.
Mijn doel voor vandaag was ze te laten ervaren hoe het voelt iets nieuws te leren. Hoe ongemakkelijk dat voelt. En hopelijk ze een beetje te laten wennen aan dat ongemak. Te laten wennen dat het feit dat het mis gaat als je iets nieuws doet. Dat dat er gewoon bij hoort.
Heel ambitieus voor een invaller. Ik weet het. Maar als er maar bij één kind ergens een kwartje valt, ben ik blij, was mijn insteek. En anders is het gewoon een fijne bezigheid, en even bewegen tussen al dat hoofdwerk is sowieso goed.
Om de schaamte voor fouten te minimaliseren maakt ik er een wedstrijd van tussen mij en de hele klas. Ik zei dat ik ervoor wilde zorgen dat ze zo veel mogelijk fouten gingen maken. Dit zorgde voor een prettige energie in de klas. Een hele groep kinderen gefocust op één ding, met het plezier van de uitdaging in de ogen.
Ik speel dit spel vaker en ken de trucjes, Afwisselen in tempo, een lange reeks maken en die plotseling onderbreken. En dan de lach op de gezichten van de kinderen: “Daar had je me te pakken!” Precies de sfeer die ik wilde. Toen pauzeerde ik, en legde ik het vervolg uit. In plaats van BOL en HOL zo ik andere dingen gaan gebruiken: Even getallen tegenover oneven getallen. Klinkers tegenover medeklinkers. En dan opbouwen: al deze dingen door elkaar.
Ik legde ook uit waarom ik deed deed: “Kijk, daarnet ging het lekker. Het werd steeds moeilijker om jullie af te krijgen. Maar nu ga ik steeds iets nieuw toevoegen. We stoppen nu de wedstrijd. Ik ga niet expres meer proberen jullie af te krijgen. En toch gaan jullie straks af. Steeds als er iets nieuws bij komt, raak je uit je ritme, en kan er iets mis gaan. Dat hoort bij leren.”
Ik begon in rustig tempo. En steeds als ik iets nieuws toe voegde werden er fouten gemaakt. Ik zag aan de gezichten van de kinderen nog steeds grote focus. Fouten werden jammer gevonden, maar ik zag ook dat die frustratie niet heel lang duurde. Ze werden opgepakt als onvermijdelijk.
Toen de fouten zich begonnen op te stapelen, rondde ik af met benoemen hoe logisch dat was. Dat ik om écht te kunnen leren, veel te veel nieuwe dingen in had gebracht. Dat het me nu vooral ging om ze te laten zien hoe logisch het is dat je fouten maakt als je met iets nieuws bezig gaat. Ik liet ze als afsluiting nog even voelen hoe lekker het is om iets te doen dat je al kunt. Ik deed de eerste simpele versie. Bijna geen fouten.
“Fijn hè, dit? “ vroeg ik, en de klas knikte. Zo voelt het als je iets kunt. Missie geslaagd!
Wat vreselijk jammer dat ik deze klas als invaller had. Wat had ik graag de transitie gemaakt naar hun leerproces. Fouten als deel van het leerproces zien. De frustratie voelen bij een oefening die nieuw is. De neiging herkennen om iets te gaan doen wat je al kunt, in plaats van iets nieuws. Maar ook, jezelf kunnen belonen met iets doen wat je al kunt. Op deze manier veel bewuster omgaan met die tijd waarin je zelf aan de slag moet.
En met de klas steeds moeilijkere oefeningen doen als spelletje. Om dan aan het eind van het jaar samen met verbazing te constateren wat we nu kunnen. En ook dat dan doortrekken naar alles wat ze geleerd hebben dat jaar. De laatste weken voor de zomervakantie in het teken van authentieke trots. En laat die rapporten dan maar zitten, die maken de leerlingen zelf.
Deze aanpak leerde Emma Voerman -auteur van deze blog – bij de opleiding “Magie in je begeleiding“. Hierbij leren we als trainers in ons lijf te ervaren wat leren nu eigenlijk inhoud. Hoe kwetsbaar dat is. Dát leren voelen, mee spelen, uitzoeken welke oefeningen wat kunnen doen. Vergis je niet: één oefening kan op veel verschillende manieren worden ingezet. Al die nuances aan je lijf kunnen voelen, zodat je weet wát je inzet en waarom, daar gaat de opleiding over.