Er zit voor mij iets wezenlijks in ‘durven verschijnen’ wanneer je met mensen bent. Zoveel zelfs, dat ik er mijn bedrijf omheen bouwde, nog voordat ik goed kon uitleggen wat het precies was. Er was een weten, ergens onder alle woorden, dat zich nog niet liet grijpen. Was het intuïtie? Of ging het zelfs daaraan voorbij?

Pas een paar jaar geleden vond ik woorden die raakten aan wat ik altijd al voelde. Ik las Free Play van Stephen Nachmanovitch, en vanaf de eerste pagina’s voelde het alsof ik thuiskwam in een taal die ik nooit had geleerd, maar altijd al sprak. In het boek vertelt Nachmanovitch over Leela, het oude Sanskrietwoord voor spel. Niet zomaar spel, maar goddelijk spel: het spel van schepping, vernietiging en herschepping, het vouwen en ontvouwen van de kosmos. Lila is, zegt hij, misschien wel het simpelste wat er is: spontaan, kinderlijk, ontwapenend. Maar naarmate we opgroeien en de complexiteit van het leven ervaren, wordt die eenvoud een zeldzaam, kostbaar goed, iets wat je soms pas na een lange omweg weer durft toe te laten.

Die woorden bleven hangen. Lange tijd hing zijn citaat op mijn werkplek als een herinnering aan wat ik soms bijna vergat: dat niet weten geen gebrek is, maar een toegang. Dat spelen geen luxe is, maar een levenswijze. Leela, of wat ik het liefst vertaal met playfulness, is voor mij de beweging waarin je niet langer vecht tegen het niet-weten, maar erin leert dansen. Improvisatie is dan niet een techniek of een kunstvorm, maar een manier van leven. Een manier om open te blijven voor wat zich wil ontvouwen, voorbij controle, voorbij zekerheden.

Wat ik toen nog niet wist, was dat Stephen Nachmanovitch afstudeerde bij Gregory Bateson, de man van wie ik tijdens mijn studie microbiologie al boeken las zonder het volle besef van hun betekenis. Bateson was degene die me liet zien dat niets op zichzelf staat. Dat het leven geen verzameling losse dingen is, maar een dans van relaties en patronen. Dat betekenis niet statisch is, maar zich vormt in de ontmoeting, in het bewegen tussen systemen.

Toen Free Play later in het Nederlands uitkwam, las ik het opnieuw, en deze keer viel me sterk op hoe diep de geest van Bateson door het boek heen ademt. Nieuwsgierig ging ik verder zoeken, en vond via Nachmanovitch ook de weg naar Nora Bateson, Gregory’s dochter. In haar werk voelde ik dezelfde gevoeligheid voor het relationele leven, maar ook een nieuwe urgentie: een verlangen om niet alleen te begrijpen, maar ook zorg te dragen voor de complexe ecosystemen waarin we leven.

Spelen gaf me de mogelijkheid om complexiteit te omarmen, om niet te hoeven kiezen voor de ene of de andere polariteit, maar om open te blijven voor wat daar tussen ligt. Toch voelde speelsheid soms ook als een bubbel. Een veilige ruimte, waarin ik kon ademen en leren, maar die steeds minder leek te passen bij een wereld die steeds verder polariseert. De media doet vaak alsof alles zwart-wit is, alsof verhalen simpel zijn, alsof de wereld kan worden opgesplitst in goed en fout. Maar de werkelijkheid, de echte, levende werkelijkheid waarin families, gemeenschappen en ecosystemen hun kwetsbare evenwicht zoeken, heeft duizenden kanten.

De gevaren van onze tijd zijn ernstig en laten zich niet vangen in binaire verhoudingen. En toch zie ik steeds opnieuw hoe het publieke gesprek wordt versmald tot tegenstellingen, hoe in maximaal zeven minuten spreektijd meningen tegenover elkaar worden gezet zonder ruimte voor de grijstinten die werkelijk verandering mogelijk maken. De kunst van luisteren, van het toelaten van tegenstrijdigheid, lijkt te verdwijnen. Wat overblijft, is een dunne echo van wat leven werkelijk is.

Het gevaar is dat we decontextualiseren, dat we de relationele onderlinge afhankelijkheid die alles levend maakt niet langer waarnemen. Zo raken de draden verbroken die systemen, gemeenschappen en verhalen samenhouden. Terwijl leven nooit één kant is. Nooit alleen het een of het ander. Het is altijd de beweging ertussenin. Zoals in een tuin: je zorgt, je wacht, je kijkt. En dan, ineens, groeit er iets wat je nooit had kunnen voorspellen. Misschien is dat de vraag die ons nu het meest toekomt: waar geven we water aan? Aan de scheiding die we denken te zien, of aan de verbondenheid die altijd, ondanks alles, aanwezig blijft?

In het werk van Nora Bateson vond ik een nieuwe taal voor die vraag. Zij spreekt over Aphanipoiesis, relationele creativiteit: het vermogen om leven, zorg en transformatie te laten ontstaan zonder het te forceren. Zoals in een tuin kun je zorgen, water geven, observeren, maar of iets echt groeit, besluit het leven zelf. Met haar ontwikkeling van het Warm Data Lab biedt ze een manier om te zien wat vaak onzichtbaar blijft, namelijk de relationele lagen die ieder vraagstuk complex en levend maken.

Dit resoneerde in mijn vezels en toen de oproep kwam om deel te nemen aan een facilitator training hoefde ik niet lang te twijfelen. Vanavond is het zover en gaan we beginnen. Ik voel diezelfde lichte huivering die ik voelde toen ik voor het eerst Free Play opensloeg. Thuiskomen in een bekende werkelijkheid en er daardoor nog meer van gaan houden.