Er zijn van die momenten waarop het schuurt. In een overleg dat alle kanten op gaat behalve de goede. In een besluit waar niemand echt voor lijkt te willen staan. In een gesprek waar een onderstroom voelbaar is, maar niemand er woorden aan geeft. We noemen het weerstand, onduidelijkheid, vertraging. En vaak willen we er zo snel mogelijk vanaf.
Maar wat als juist dat ongemak laat zien dat er iets aan het verschuiven is? Dat er niet iets fout loopt, maar iets nieuws wil ontstaan?
In organisaties zijn we gewend te reageren op frictie alsof het een storing is. Iets wat opgelost moet worden. We zoeken verklaringen, willen iemand verantwoordelijk stellen, trekken het recht. En soms werkt dat. Maar soms schuurt het omdat we op het punt staan een oud patroon te doorbreken. Omdat we op de rand staan van een nieuwe manier van kijken, en dat nog geen vaste vorm heeft.
Dan ontstaat het echte werk. Dan zijn we op een plek waar denken tekortschiet en taal nog niet voldoende bedding heeft. Dan raakt iets onze bestaande kaders, en willen we het liefst terug naar wat we al kennen. Maar daar ligt niet de richting. Daar ligt het oude antwoord.
Leiderschap vraagt op zulke momenten geen controle, maar nabijheid. Geen conclusie, maar aanwezigheid. Want ongemak is niet alleen een last. Het is ook een teken dat we iets belangrijks raken. Dat wat eerst vanzelfsprekend leek, dat wat eerder nog soepel ging, nu wankelt omdat het niet meer klopt. Omdat het systeem zelf voelbaar aangeeft dat het ergens vastzit, en een nieuwe beweging zoekt.
Dat maakt ongemak niet tot vijand, maar tot richtinggever. Het zegt niet wat er moet gebeuren, maar het laat zien waar aandacht nodig is. Waar een verhaal te strak is geworden. Waar een beslissing te snel kwam. Waar een structuur niet meer ademt.
Als je daar kunt blijven, zonder op te lossen, zonder gelijk te willen krijgen, zonder de angel eruit te trekken, dan gebeurt er iets. Dan laat het systeem zelf zien wat het nodig heeft. Niet als plan, maar als voelbare verschuiving. Als iets wat ruimte krijgt omdat jij het niet wegduwt.
Ik leer leiders om die ruimte te herkennen. Niet omdat ze alles moeten dragen, maar omdat ze de toon kunnen zetten waarin het dragen collectief wordt. Omdat ze kunnen besluiten om niet meteen te besluiten. Omdat ze niet bang zijn voor het wiebelen, maar erin leren staan. Niet als controleverlies, maar als richting die nog geen naam heeft.
Soms is ongemak geen teken dat je iets fout doet.
Maar dat je precies raakt waar het oude geen antwoord meer heeft.
En het nieuwe nog niet gesproken is.