Voorbeeldvragen vulden het scherm. Tientallen ogen erop gericht terwijl pennen over het papier gleden en driftig werd meegetikt. De docent gaf toelichting op de wijze van examineren. ‘Op het examen geef ik aan hoeveel woorden je kunt gebruiken bij het beantwoorden van de vraag’ zei de docent ter voorbereiding van het examen. Hij vulde aan dat hij zelf eerst de vraag beantwoordde en daarna er ongeveer 25% extra ruimte in woordenaantal bovenop zette. Hij leek zelf tevreden met deze oplossing te zijn.

Hij gaf enkele voorbeelden en terwijl de ene na de andere strak geformuleerde zin op het bord verscheen hoorde ik ergens van achteruit de collegezaal iets dat klonk als “met dat taalgebruik is het logisch dat hij het met zo weinig woorden aan kan.”

Ik giechelde zachtjes. Zo herkenbaar dit!

Een voorbeeld. De teksten die we mogen lezen (en de antwoorden die we krijgen van docenten op vragen als we het niet begrijpen gaan ongeveer van dit taalniveau uit: “Het generaliteitsprobleem verwijst naar de uitdaging om te bepalen welke specifieke ‘generale eigenschap’ van een proces gebruikt moet worden om de betrouwbaarheid ervan te beoordelen. Externalisten in de epistemologie, zoals reliabilisten, zeggen dat kennis afhangt van het feit dat een overtuiging voortkomt uit een betrouwbaar proces. Maar ‘betrouwbaarheid’ kan moeilijk te definiëren zijn, omdat een proces op verschillende manieren gegeneraliseerd kan worden.”  

Kon je er worst van maken? Ik niet. (En ik studeer dit momenteel nog wel).

Ik heb hiervoor Havo gedaan. Taalniveau B1/B2 is wat daarbij wordt verwacht. Tsja, en dan kom je na al die jaren als opstromer op de uni terecht. Daar is de taal in huiswerkvragen en opmerkingen ergens varierend tussen C1 en C2. En dat vraagt continue vertaling van wat ik hoor, lees en tegenkom.

Als ik het vertaal voor mezelf dan zou ik het zo zeggen: “Stel je voor dat je een camera hebt die foto’s maakt. Je wilt weten of de camera goed werkt. Maar wat betekent “goed werken”? Betekent het dat hij altijd goed werkt? Of alleen goed werkt bij daglicht? Of misschien alleen goed werkt als je hem niet beweegt? Het generaliteitsprobleem gaat over hoe je bepaalt welk “proces” je kiest om te controleren of iets (zoals die camera, of iemands manier van denken) betrouwbaar is. Waarom is dit een probleem? Externalisten, zeggen dat je iets weet als je het hebt geleerd via een betrouwbaar proces. Bijvoorbeeld, je weet dat de zon schijnt omdat je het hebt gezien (en je ogen zijn een betrouwbaar proces). Maar hier is het probleem: Hoe precies moet je dat proces beschrijven? Zijn je ogen alleen betrouwbaar als het helder weer is? Of ook in de mist? Zien ze kleuren in de schemer even goed als overdag? Als je het proces heel specifiek maakt, kun je overal twijfels over hebben. Als je het te algemeen maakt, wordt alles betrouwbaar genoemd, zelfs als dat niet klopt.” 

Van 62 woorden ging de uitleg zomaar naar 177 woorden. Voorbeelden maken het voor mij toch iets begrijpelijker. Het is een les die ik steeds opnieuw leer: taal is een brug, geen muur. Echte communicatie begint, waar je jouw inzichten vertaalt naar woorden die de ander begrijpt. Dan, en enkel dan, kunnen we ons op een dieper niveau verbinden met elkaar. 

En dan nog is de uitleg die ik gaf saai.

De tweede uitleg is nog altijd vrij plat en niet echt onderhoudend. Ik kan er de aandacht voor een collegezaal wellicht mee vasthouden, maar dat lukt niet voor een volle zaal. Daar is meer voor nodig. Een verhaal bijvoorbeeld. Lees dit maar eens:

“Er was eens een oude horlogemaker die bekend stond om zijn precieze klokken. Hij gebruikte altijd een vergrootglas om elk radertje nauwkeurig te bekijken. Op een dag kwam een leerling naar hem toe en vroeg: “Meester, hoe weet u of de klok echt goed werkt?” De horlogemaker glimlachte en zei: “Je kunt een klok bekijken tot op het kleinste schroefje, maar uiteindelijk moet je hem horen tikken en zien of hij de juiste tijd aangeeft. Betrouwbaarheid zit niet alleen in de onderdelen, maar in hoe ze samen werken. Een klok die perfect gemaakt is, maar niet werkt, leert ons dat betrouwbaarheid meer is dan perfectie.?

Bam! Dat raakt, hè?

Een verhaal kan ineens tot leven komen. En als het leeft, kun je de boodschap die je wilt delen echt laten landen. Bijvoorbeeld: “Wat werkt in een gecontroleerde setting is niet altijd direct toepasbaar in de complexiteit van het dagelijkse werk met kinderen, jongeren of gezinnen.”

Misschien is dit wel iets waar jij als professional mee aan de slag wilt, om anderen te inspireren en aan het denken te zetten. Of misschien geef je trainingen over totaal andere onderwerpen. Wat het ook is, het mooie is dat je kunt leren hoe je complexe ideeën helder kunt overbrengen én tegelijkertijd kunt inspireren.

Komend jaar geef ik samen met Paul Groos wederom de training Verhalend Inspireren. In deze training leer je hoe je een sprookje, mythe of sage kunt inzetten als krachtig startpunt voor bijvoorbeeld een training of presentatie. Zo geef je je publiek niet alleen een helder voorbeeld, maar raak je hen ook op een diepere, emotionele laag. 

Wil jij jouw verhaal laten spreken en anderen écht raken? Meld je dan aan en ontwikkel met behulp van meeslepende voorbeelden en boeiende oefeningen de vaardigheden om verhalen te gebruiken als instrumenten van inspiratie!

Meer weten of aanmelden? Dan weet je wat je te doen staat. Klik snel hier =)