Homo Sapiens Sapiens heten we. De denkende mens zo noemen we onszelf. En dat is niet voor niets zo gekomen. De afgelopen (honderden) jaren is dit denken vereerd en lijkt het alsof onze rede ervoor heeft gezorgd dat we zijn wie we zijn. En eerlijk is eerlijk…. we hebben ook veel aan de rede te danken! Zonder dat hadden we geen huizen, banen, schoenen, mobieltje of vergadering. Maar het is niet alles. Ons menselijke bestaan hebben we wellicht opgebouwd door gebruik te maken van onze cognitieve vermogens. 

Het feit dat we in zo’n samenleving wonen is enkel mogelijk doordat we als mens deel uitmaken van een grotere gemeenschap. De evolutie heeft ons gevormd tot een soort die in staat is te overleven doordat we onszelf kunnen sturen op zo’n manier dat de samenleving er wel bij vaart. Geven en nemen. Samenwerken en vertrouwen, zelfs als je niet alles kunt overzien. Deze collectieve zelfsturing van onze samenleving steunt in al zijn genialiteit op onze gevoelens. Jawel, dat inferieure stukje ‘mens’ dat we liever aan de kant zouden willen zetten…

(Nu ja, wellicht niet helemaal. We willen natuurlijk onze positieve, warme en prettige gevoelens wel behouden. Maar de negatieve zijn we het liefste kwijt). En laat dát nu net hetgeen zijn ‘what makes the world go round’. Met name onze sociale emoties, waarin de koppeling gelegd wordt tussen het puur emotioneel ervaren en de sociale interactie met anderen op emotioneel niveau maken onze samenleving mogelijk. We kijken daarmee namelijk verder dan enkel ons eigen welzijn.

We leven momenteel in een wereld waarin we niet langer kunnen voortbouwen op hetgeen er was. Sinds de crisis van 2008 geloven velen niet meer in ‘nog meer en groter’ en dit betekent dat we zoekende zijn naar hoe we wel samen kunnen en mogen gaan leven. Enerzijds uit dit zich in het exploreren van vernieuwingen. Ecologische, groene, menselijke manieren om samen te leven zodat we de aarde behouden voor degenen die na ons komen. Technologieën om te onderzoeken of we kunnen wonen op Mars, om zodoende onze wereld te verruimen. Maar ook de trend om kleinschaliger te leven en bijeen te komen. Een gevoel van gezamenlijkheid en saamhorigheid dat ons helpt om in deze maatschappij het gevoel te hebben ergens bij te horen en authentiek te mogen zijn. Deze authenticiteit zien we terug in retro-spulletjes, puur eten, slow cooking en buurtinitiatieven. Beide stromingen hebben menselijkheid nodig om te kunnen overleven. 

Voor de manier waarop we met steeds meer mensen moeten samenleven is innovatie en verandering belangrijk. Voor kleinschaligheid is menselijkheid en oprechtheid nodig. En beide vaardigheden zijn zaken die ontwikkeld dienen te worden. Jezelf veranderen is makkelijker dan een hele groep meekrijgen. Daarbij is de innovatiemogelijkheden spotten ook eenvoudiger dan er uitvoering aan geven. En dan heb ik het nog niet over vaardigheden als menselijkheid en oprechtheid, waarbij we flexibel en kwetsbaar mogen zijn. 

School bereid je voor op je toekomst, werd vroeger gezegd. Maar is dat nog zo? Innovatie was en is geen vak op school. We hebben geleerd te reproduceren wat er in het leerboek staat. En juist deze behoudende natuur, noodzakelijk om te overleven tijdens de ontstaansperiode van de mens mogen we nu steeds meer gaan loslaten.

Maar hoe doe je dat wanneer je nergens hebt geleerd om een toets te maken enkel op wat je vanuit jezelf bij elkaar wist te verzinnen, opzoeken of doen. Sterker nog: wanneer we op deze wijze een toets geven in het onderwijs, zomaar onvoorbereid en zonder vooraf aan te geven wat er inhoudelijk geleerd dient te worden dan zou het tot afkeurende blikken leiden. Ons hele onderwijs is immers opgebouwd op het idee dat we toetsen wat we vooraf aan kaders en inhoud hebben meegegeven. Zomaar iets toetsen, uit het wilde weg, om te kijken of een leerling dit aankan zou een storm aan verontwaardiging opleveren. En toch is dit wel wat er vaak gevoelsmatig gebeurd wanneer we na onze vervolgopleiding gaan werken. Dit is wat de toekomst ons gaat geven. Hoe bereiden we ons voor op een leven vol onzekerheid?

In de 21ecentury skills wordt aangegeven dat creativiteit een van de belangrijkste kwaliteiten is. Maar creativiteit is niet te sturen, niet te bepalen en daarmee ook niet te meten. Wanneer is iets creatief? Wanneer leerlingen zelf hun onderwerp mogen kiezen? Of wanneer ze een gegeven onderwerp op hun manier gaan uitwerken? En wanneer is het dan ‘goed genoeg’? Is dit wanneer ze zelf tevreden zijn? Als de docent tevreden is? Als hun klasgenoten het waarderen? Objectief proberen om creativiteit te beoordelen zal altijd het risico omvatten, eigenheid de grond in te drukken. Overigens geldt dat niet alleen voor creativiteit, maar op elk vlak waarbij we ons eigen stempel drukken op hoe we een taak uitvoeren. 

De grootste innovatoren in de wereld, zowel in het heden als de geschiedenis, werden vaak niet geliefd op het moment ze hun nieuwe ontwerpen of ideeën presenteerden. Het is nobel creativiteit als onderwijsvak mee te geven, maar laten we het dan ook zo vrij laten dat we er geen schoolse beloning aan hangen. En als we er toch iets over proberen te zeggen, dan is het wellicht goed om meerdere docenten, van verschillende opleidingen, hun mening te laten geven. Zodat studenten leren dat een beoordeling altijd meer zegt over de tijdsgeest, over de geldende mening, dan over het resultaat. En dat het daarmee persoonsgebonden is. Kritiek is nooit enkel de kritiek op je werk maar ook dat je de persoon die je beoordeelde juist ingeschat had. Maar zo voelt het niet. Immers, werk wordt op school vrijwel nooit door meerdere mensen beoordeeld. En al helemaal niet door mensen van buitenaf, met andere waarden, normen en ideeën. En dus voelt een beoordeling, ook al is het een maatschappelijk gevolg van de keuzes die we maken, als een persoonlijke goed- dan wel afkeuring. 

Creativiteit heeft dus niets te maken met het steken van aangedragen informatie in een nieuw jasje. Het is ook niet om via een geleid protocol tot een product of presentatie te komen. Het is jezelf als basis nemen, met wie jij bent, kunt en denkt en daarvanuit aan de slag gaan. Onderweg hulp leren vragen. Struikelen, opnieuw beginnen. Opzoeken wat je niet weet. Dit is immers de manier waarop je te zijner tijd als professional aan de slag zult gaan. Je begint aan een nieuwe onbekende taak, een opdracht of baan. Je start met wat je hebt, vanuit een gewenste uitkomst of gevoel. En alles wat je nodig hebt om daar te komen voeg je in. Niet andersom.