‘Een betere vuurdoop kun je niet krijgen want je bent hard nodig daar’.
Dat was de zin die ik aan de telefoon kreeg te horen. Ik werd opgebeld door het uitzendbureau en kreeg te horen dat ik een late dienst in een besloten inrichting zou meedraaien. Het was mijn allereerste dienst en hoewel ik vanuit mijn studie veel wist over ontwikkelingstaken, lastige gesprekken voeren en positief opvoeden had ik geen idee wat me te wachten stond.

Op de meidengroep waar ik zou gaan werken was mogelijk een besmettelijke ziekte uitgebroken. Slechts twee van de elf meisjes hadden lichte klachten maar de paniek was voelbaar. Na het avondeten trok mijn collega zich terug in kantoor. Zij ging de verslagen schrijven en de laatste zaken regelen voor degenen die morgen met verlof gingen. Ik mocht ‘op de groep blijven’ waar tv gekeken werd.

En daar zat ik dan, op de bank tussen 11 onbekende meiden…
Ik wilde contact maken, een gesprek aanknopen. Maar dat werd simpelweg afgewimpeld. De dames wilden tv kijken en omdat ik niets wist te doen om mezelf nuttig te maken ben ik er maar bij blijven zitten in stilte. Het gaf me een rotgevoel. Ik wilde ‘iets veranderen’, iets toevoegen of beter maken. En nu zat ik daar maar te zitten bij hen. Ik had nog geen idee….

Tussen 9 uur en half 10 gingen de dames naar bed. Twee van hen mochten opblijven als verworven privilege. Zodra de anderen weg waren kwamen ze op mijn bank zitten en hoewel ik dat waardeerde keken ze me niet aan en maakten verder geen contact. Totdat het tijd was voor hen om ook naar bed te gaan. Kimberley keek me aan, legde haar hand op de mijne en zei ‘Dank je wel dat je er voor ons was vanavond. We waren bang dat de leiding het te druk zou hebben en dat we hier alleen zouden zitten. Door jouw aanwezigheid voelden we ons geborgen en voelen we allemaal dat, wat er ook gebeurd, het goed komt.’

Ik was met stomheid geslagen. Was dit alles? Was dit wat er nodig was? Ik voelde me nutteloos en dat was juist wat hen goed gedaan had? Ik kon het niet bevatten maar besefte dat hier een enorme les in zat voor mij… Als ik maar wist wélke…

Drie weken later, op een andere groep, was ik getuige van een incident.
Ook op deze groep was ik voor het eerst aanwezig. Het was een gesplitste groep, bij mij zaten 5 jongens en meiden en mijn collega had er 6 onder zijn hoede. Na het eten hoorde ik vanaf de andere groep wat herrie en vervolgens zag ik dat mijn collega me vanuit het kantoor boven wenkte. Ik liep de trap op naar het middenconsole waar het kantoor gehuisvest was. Hij wees naar een meisje in zijn groep en begon me uit te leggen wat er was gebeurd. Diane was ontploft van woede, had de tafel tegen de muur geduwd en zichzelf bewust verwond met een scherf die ze op de grond had gevonden. Nu stond ze te schreeuwen dat ‘die schijnheiligerd’ naar beneden moest komen….

De uren daarna ging als in een waas aan me voorbij.
Nadat ik de jongeren aan mijn kant, volgens protocol, had opgesloten in hun kamer zodat ik mijn handen vrij had, ging ik naar buiten om te wachten op de crisisdienst. Het was half 9 toen ik voor het eerst weer rustig kon gaan zitten. Met een kop koffie begon ik de rapportage te maken. En toen besefte ik dat ik me machteloos had gevoeld tijdens het incident. Ik had buiten staan kijken, het was te gevaarlijk om naar binnen te gaan. De jongeren die bij haar waren had ik niet kunnen beschermen. Omdat de mannen van de crisisdienst nog binnen waren, konden we nog niet gaan opruimen en nu zat ik op kantoor, met mijn rapportage, in een poging me alsnog nuttig te maken.

Ik herinnerde me de les die Kimberley me eerder geleerd had; ‘het moment dat ik voel dat ik me nuttig wil gaan maken dan is dat het moment om te verbinden, te erkennen, er te zijn….’

Ik liet mijn koffie voor wat het was, liep direct naar boven en maakte alle deuren los.
‘Kom jongens’ zei ik, ‘We gaan even een rondje lopen als jullie zin hebben. Even eruit na deze spanning’. De jongeren kwamen een voor een hun kamers uit, deden hun schoenen en jassen aan en stapten de donkere nacht in. We liepen niet lang, een klein rondje over het terrein. Het was echter genoeg merkte ik toen we op het eind op het bankje voor het huis eindigden. ‘Ik ben zo blij dat je ons even meegenomen hebt en verteld hebt wat er is gebeurd en dat het nu weer goed is met Diane’, vertelde Niels me. ‘Soms laten ze ons zitten tot de volgende ochtend en dan maken we ons een hele nacht zorgen omdat we het geschreeuw echt wel horen in onze kamers. Ik heb wel eens de nachtwacht gebeld om te horen wat er gebeurd is, zodat ik rustig word en kan slapen….’

Mijn hart liep over van dankbaarheid voor mijn geleerde les en het feit dat ik lang genoeg stil stond bij mijn gevoel om er even naar te luisteren. Om half 10 lagen ze allemaal in bed, was alles opgeruimd en schoongemaakt en zat ik met een kop koffie achter mijn pc, me nuttig makend met het schrijven van verslagen… beseffend dat dit er uiteindelijk veel minder toe deed.