Hij ligt er elke dag, die simpele liniaal van dertig centimeter. Naast de geeltjes, onder de papercliphouder, soms een beetje verschoven door een haastig overleg. Hij is niet bijzonder. Gewoon plastic, met blauwe cijfers, ooit gekocht in een aanbieding of zo. Daarom viel hij me op.
Ik vroeg ernaar, maar niemand kon me vertellen hoe oud hij was of hoe hij daar kwam. De teamleider gebruikt hem niet om lijnen te trekken. Soms tikt hij ermee tegen het bureau als hij nadenkt, zo wist hij me te vertellen. En soms wijst hij er dingen mee aan in een Excelbestand op zijn computer. Hij keek er wat bedenkelijk bij, alsof ie, toen ie het uitsprak pas doorhad dat ie het deed. Ik heb het maar niet gevraagd destijds, maar misschien komt precisie gewoon beter aan als die wordt aangewezen of zo.
Die liniaal is trouwens geen metafoor. Hij is echt. Ik zag hem daar liggen. Hij komt mogelijk uit een fabriek waar werkdruk hoog is en de lonen laag. Hij is vervoerd in een vrachtwagen over land en in een containerschip over zee. Hij ligt nu, of althans dat lag hij toen ik hem zag, op een bureau in een jeugdzorgorganisatie waar men het hoofd amper boven water houdt, waar teamleden worstelen met tekorten en morele vermoeidheid.
In het kastje ernaast liggen rapporten over afwegingskaders, afvinklijsten en verantwoordingsdocumenten. Maar de liniaal zelf meet niets. Toch draagt hij dit systeem in zich. De cultuur van meten. De geschiedenis van efficiëntie. De erfenis van industrialisering en standaardisering in zorg. De liniaal hoort bij het de cultuur waarin hulpverlening moet worden verantwoord, waarin ‘effect’ belangrijker lijkt dan ontmoeting, waarin beslissingen op cijfers rusten terwijl het leven zich daar zelden aan houdt.
Maar soms komt er iemand binnen. Een cliënt. Of een moeder die net een gesprek heeft gehad. Of een stagiair die het allemaal nog niet weet. En dan schuift de teamleider de liniaal opzij. Kijkt op. Zucht zacht. En stelt een vraag die niets weegt, niets telt, niets registreert. Iets in de trant van ‘hoe is het eigenlijk nu met jou?’
De teamleider die ik sprak, vertelde dat dit de mooiste momenten waren. Dat in die gesprekken iets wezenlijks gebeurd. Alsof een ándere werkelijkheid wordt aangeboord, die nooit in een excel te vangen is. Maar dat dát eigenlijk precies is waar het allemaal om gaat.