Een paar dagen geleden liep ik een gebouw binnen. Iemand voor me deed de deur open en liet hem net lang genoeg openstaan zodat ik er soepel achteraan kon lopen, zonder dat ik hoefde te versnellen of met mijn handen hoefde te graaien naar een sluitende deur. Geen bewuste hoffelijkheid, geen nadrukkelijke ‘hier, ik hou hem even voor je open’. Gewoon een vloeiende, bijna achteloze beweging die precies klopte met mijn tempo.

Ik vroeg me af hoe vaak dit soort momenten gebeuren zonder dat we ze opmerken. Hoeveel van het leven zich afspeelt in deze kleine, subtiele afstemmingen waarin we de ander niet bewust helpen, maar waarin onze handelingen al vanzelf verweven zijn met die van anderen.

Want was dit echt een actie van diegene vóór mij? Of was het een beweging die ontstond tussen ons, waarin zowel de snelheid van mijn pas als de beweging van de ander een rol speelden? De deur bleef niet open omdat iemand daar een expliciete beslissing over nam, maar omdat mijn aanwezigheid er al in meebewoog.

Ik dacht aan hoe anders het voelt als zo’n moment níét gebeurt. Als iemand de deur juist nét voor je neus laat dichtvallen. Niet eens bewust, niet uit onbeleefdheid, maar gewoon omdat er geen afstemming is.

Een kleine, niet opgemerkte afwezigheid van verbinding. Een interpretatie met grote gevolgen. En hoe dat kan blijven hangen, dat kleine, onverwachte gevoel van afzondering, alsof je even niet bestond in het ritme van de wereld.

Niet elke handeling hoeft een gebaar te zijn. Niet elke interactie hoeft een uitgesproken bedoeling te hebben. Soms is het genoeg dat een deur net lang genoeg open blijft. Dat beweging vanzelf ontstaat. Dat niemand de hoofdrol speelt, maar alles toch samenkomt.en dat je dát ook opmerkt. Omdat ook dit het leven is.

Ik liep dus een gebouw binnen. En even was ik precies op tijd.