De VMBO-school van Xandra van Hooff was voor de 14-jarige Shirley het laatste station voordat de grens bereikt was. Als dit niet lukte, was er nergens meer een volgende stap. Ondanks haar leeftijd kon ze dan alleen nog terecht op een permanent gesloten afdeling, tot minimaal haar achttiende. Binnen een week was de klas twee keer verbouwd. Leerlingen voelden de verschuiving in de ruimte, de spanning die zich opbouwde. Er ontstond afstand, niet alleen tussen Shirley en de rest, maar in hoe de groep zich tot haar begon te verhouden. Angst sloop de klas binnen. En Shirley zelf? Haar gedrag leek niet zomaar opstandig of destructief, maar een beweging richting het onvermijdelijke. Alsof ze onbewust het moment wilde versnellen waarop ze niet nóg een keer hoefde te horen dat ze niet langer welkom was. Een blog over dreiging en het balanceren op een randje. Over de momenten waarop alles lijkt vast te liggen, maar er tóch nog iets kan verschuiven.
Shirley begon in de klas van mijn collega. Een meisje van veertien, geplaatst in een VMBO-klas, maar met een geschiedenis die zich al lang voor die klas had uitgespeeld.
In de gangen werd ze al snel onderwerp van gesprek. Niet raar want ze haalde zo ongeveer alles uit de kast om de ruimte naar haar hand te zetten. Niet zomaar ‘negatieve aandacht’, maar een test, een uitdaging, een spel waarin ze de grenzen van wat mogelijk was opzocht. Binnen een week was de klas twee keer verbouwd. Meubilair als argument. Handelingen als woorden. De andere leerlingen begonnen bang voor haar te worden, als een onzichtbare muur die zich in de klas vormde.
De docente riep haar leerlingen bij elkaar en samen met de orthopedagoge namen ze de situatie door. Shirley was niet zomaar een nieuwe leerling. Ze was een naam uit dossiers, een verzameling eerdere scholen en instellingen. Een keten van overplaatsingen die steeds opnieuw uitmondde in hetzelfde: een deur die dichtging. Een grens die dichterbij kwam.
Ze was al van ongelooflijk veel scholen afgestuurd. Zelfs in justitiële jeugdinrichtingen had ze zo vaak van groep moeten wisselen dat ze nu hier was beland. Niet omdat deze school beter bij haar paste, maar omdat de keuzes opraakten. Het laatste station voordat de grens bereikt was. Daarna was er niets meer. Geen overstap, geen volgende kans. Alleen nog een permanent gesloten afdeling, tot minimaal haar achttiende.
En Shirley leek dit te weten. Meer nog, ze leek het te willen versnellen. Alsof de rust pas kon komen als er niets meer was om uit te testen. Als ze niet nóg een keer hoefde te horen dat ze niet langer welkom was. Haar gedrag las als een routebeschrijving naar dat eindpunt, alsof ze er zelf de versnelling in wilde zetten.
Ik kon haar ergens wel begrijpen. En toch was ik stiekem opgelucht dat ze bij mijn collega in de klas zat.
De weken gingen voorbij, en Shirley’s gedrag veranderde niet. Maar het werd ook niet erger. Alsof er toch een grens zat aan wat ze toelaatbaar vond. Niet willekeurig, niet roekeloos. Haar woede richtte zich op objecten, niet op mensen. Zelfs als er veel mensen bij waren, leek ze precies te weten hoe ver ze kon gaan. Alsof ze zich, midden in het schoppen tegen alles wat haar probeerde in te perken, nog steeds ergens verhoudt tot een onzichtbare lijn. Misschien was dat waarom de school zich ondanks haar uitspattingen nog steeds veilig voelde.
De weken gingen voorbij, evenals het schooljaar. En in het nieuwe jaar stond Shirley’s naam op mijn klassenlijst. Ik liep gelijk naar de orthopedagoge. “Ik ga dit niet alleen kunnen,” zei ik. Ze gaf me een advies dat eenvoudig leek, maar in de praktijk alles betekende: “Maak in de klas duidelijk dat wij niet zullen toestaan dat ze naar een gesloten afdeling wordt gestuurd.”
Ik nam die raad aan. Maar ik wist niet hoe ik daar handen en voeten aan moest geven. Ik wist dat ik haar niet zomaar terug kon sturen naar de leefgroep. Niet alleen omdat het niet paste bij wat we met haar wilden, maar ook omdat elk moment van verwijdering werd geteld. Als bewijsstuk. Als argument dat ze ‘onhandelbaar’ was. Als optelsom van momenten die bepaalden of haar toekomst zich in vrijheid of achter gesloten deuren zou afspelen.
Hoe kon ik een meisje in de groep houden dat zich vastbeet in de ene zekerheid die ze nog had: dat ze weggestuurd zou worden? We zaten klem, zo leek het. Shirley had haar grens bereikt in ‘probleemgedrag’, maar de groep had haar stilstand nog niet als voldoende gezien om haar af te laten stromen. Alsof er twee werkelijkheden naast elkaar bestonden. Alsof wij wachtten op een teken van groei, terwijl zij wachtte op de bevestiging dat groei geen optie was.
Ik zag haar paniek toenemen. Ze vroeg er niet om, niet met woorden, maar in alles. Aan ons, aan de mensen om haar heen. Als ze dan toch weg moest, dan maar zo snel mogelijk. Haar ogen schoten steeds vaker vuur, de confrontaties werden directer. De grens tussen test en escalatie werd dunner. Ik voelde me onmachtig, radeloos soms. Ik wilde haar vasthouden, wilde een plek bieden waarin ze niet nog een keer hoefde te verdwijnen. Maar ik voelde haar wegglippen, zich afzetten, steeds kleiner worden in haar eigen strijd.
En toen, op een ochtend, stond Shirley voor me. Haar ogen leken zwart. Ze schold me uit, gooide me de ene na de andere belediging toe. Maar ik hoorde haar niet echt, want onder haar woorden zat iets anders. Ze zag mijn berusting. Zag hoe ik al wist dat vandaag niet de dag was dat we de eindstreep van 3 uur zouden halen.
Er knapte iets.
Ze draaide zich om, greep een leeg theeglas en sloeg het met alle kracht die ze had tegen de tafelrand kapot.
De tijd stond stil. Mijn hart bonkte in mijn keel. Mijn lichaam registreerde het eerder dan mijn hoofd. Vertraagde alles. Ik keek naar de leerling voorin de klas, degene die me altijd hielp. Zonder woorden stond ze op en liep de klas uit om alarm te slaan. En toen was het alleen nog Shirley en ik. Haar verwilderde haren, haar ogen nog steeds donker. De trage beweging waarin ze het glas optilde. De zwaarte in haar arm. De fractie van een seconde waarin er niets meer bestond dan dat moment. Ik voelde de druk van haar hand tegen mijn nek. Haar stem als een fluisterende dreiging.
“Ik maak je kapot als je me niet laat gaan. Ik snij je keel door.”
Ik bleef staan. Niet omdat ik geen angst voelde, maar omdat er geen ruimte was voor iets anders Mijn blik bleef op haar gericht, probeerde niets uit te lokken. Ik herinnerde me haar grens. Nooit zou ze een ander écht iets aandoen. Ik wilde dat vertrouwen houden. Niet als naïeve hoop, maar als iets wat nog steeds ergens in het moment aanwezig was.
Ze daagde me uit. Maar ze zou dit niet doen…. Toch?
Ik wilde het zo graag geloven dat de mogelijkheid dat het anders zou lopen bijna niet meer bestond. En toen… liet ze haar arm zakken. “Ik had het kunnen doen,” zei ze. Ze liet het glas uit haar handen vallen. De scherven verspreidden zich over de grond. “Volgende keer doe ik het denk ik ook,” mompelde ze terwijl ze zich omdraaide en de klas uitliep.
Haar silhouet verdween de gang in, de deur sloot zich achter haar. En nog voordat ik kon ademhalen, hoorde ik voetstappen. Mijn collega’s kwamen binnen, stormden op me af. “Wat is er gebeurd?”
Ik vertelde het. Het theekopje, de dreiging, de manier waarop ze zichzelf had losgemaakt uit de situatie. Maar ik voelde ook iets anders. Schaamte. Ik was niet in staat geweest haar tot het einde te begeleiden. Ik had het in mijn eentje niet voor elkaar gekregen…
Een andere grens oversteken
De week erna startte ze in een andere klas. Bij een collega. De eerste weken vermeed ik haar zoveel mogelijk. Ik wilde niets weten over de methode van haar nieuwe docent. Hij die het “met humor” oploste. Hij die haar “binnen de grenzen hield.” Zijn succes maakte mijn eigen falen nog pijnlijker.
Maar hoe verder het jaar vorderde, hoe meer ik zag dat het verhaal niet gestopt was. Ik zag Shirley veranderen. Ze was niet weggestuurd. Ze had haar eigen grens overgestoken en was de mijne niet overgegaan.
En nu ze nog altijd welkom was op school gebeurde er ook iets anders. Waar ze haar energie eerst gebruikte om weggestuurd te worden, begon ze nu te vechten voor haar toekomst. Ze liet zich met humor binnen de grenzen leiden, niet als onderwerping, maar als spel.
Ze werd niet langer gedefinieerd door een systeem dat haar tegenwerkte. Ze begon zelf haar pad te lopen. Haar oorspronkelijke HAVO/VWO-advies was al lang geleden gesneuveld. Op de basisschool nog een belofte, later afgezwakt, in de instellingen waar ze verbleef verder teruggebracht naar VMBO en uiteindelijk MBO 1. Maar zij koos, nu ze weer kon kiezen voor een andere route. Voor opnieuw beginnen. Voor opnieuw vertrouwen. Voor een toekomst die niet door anderen werd opgelegd, maar die ze zelf vormgaf. En wij als school? Wij hadden het voorrecht om daar deel van uit te maken.
Samen kregen we het wel voor elkaar.