Voor hoogsensitieve mensen is het lichaam een gevoelige detector. Zij hebben eerder door of iets wel of niet ‘goed voelt’. In onze hersencircuits, zijn hiervoor twee kleine gebiedjes aan te wijzen waarmee we ons bewust worden van onze eigen lichamelijke toestand en dan met name onze inwendige toestand. Het geeft ‘kleur aan je gevoel’ en zorgt ervoor of we het nog eens willen ervaren of juist niet. Denk maar eens aan vlinders in je buik, een razend hart of een blos op je wangen, het geluid van een krijtje op een schoolbord. Wat wil jij nog eens ervaren?

Dit gebied, genaamd de insula, is betrokken bij een groot netwerk waarmee je je bewust wordt van zaken die in je omgeving gebeuren. De functie van de insula is het bundelen van zintuiglijke prikkels tot een emotionele context. De hoofdzetel van het gevoel mogen we zoeken in het onderste deel van de somatosensorische cortex. Letterlijk vertaald betekent dit de lichaamsgevoelige schors en het geeft je het vermogen om je eigen emoties te begrijpen en voelen. Dit is ook weer belangrijk voor het begrijpen van de emoties van anderen en het meevoelen met deze emoties. Beschadiging in dit gebied leidt dan ook tot een aantasting van zelfbewustzijn en van empathie.

De diverse delen van de insula hebben allemaal een eigen aandachtsgebied. De insula anterior is bijvoorbeeld gerelateerd aan reuk, smaak, visceraal-autonome en limbische functies. De insula posterior aan tast, geluid, en somatische/motorische (skelet/spier) functies. Ook is de insula betrokken bij pijnervaringen en de zes basisemoties; vreugde, woede, angst, verdriet, walging en verbazing. De insula is gevoelig voor dopamine en een specifiek gebied bevat een hoge dichtheid dopamine en opioïdereceptoren. Hierdoor zijn mensen met een versterkte insula werking meer gevoelig voor de belonende effecten evenals pijnonderdrukking door bepaalde drugs en medicatie [1].

Mensen die goed weten wat er in hun lijf afspeelt, hebben over het algemeen meer emotionele ups en downs. Met name de emotie walging is hierbij bijzonder om te noemen omdat daarbij met name de insula actief is [2]. Evolutionair gezien is walging een oproep voor zuiverheid, het wegnemen van hetgeen de afkeer heeft veroorzaakt. Ook nu hoor je dit nog terug in ons taalgebruik, zoals we bijvoorbeeld spreken dat we een ‘schoon’ strafblad en een ‘zuiver’ geweten hebben. Bijzonder is dat de insula geen onderscheid maakt tussen fysieke en morele afkeur. Het is actief wanneer mensen denken aan ervaringen waar ze zich schuldig over voelen, een emotie die je zou kunnen omschrijven als afkeer van jezelf.[3] Omdat ‘iets doen waar je je schuldig over voelt’ een emotie van walging over jezelf kan oproepen wordt de insula ook wel eens gekscherend het ‘geweten’ genoemd.

Zelfregulerende functie

De insula heeft als taak in de gaten te houden en emoties op te wekken die je ertoe brengen om te doen wat je lichaam nodig heeft. Overigens is deze zelfregulerende werking van de insula niet altijd te vertrouwen, want het wordt in diverse onderzoeken ook gerelateerd aan verslavingen, zoals nicotine en diverse drugs. Deze lijken immers op korte termijn ook te bieden wat je nodig hebt. Dat dit op de lange termijn niet zo is hoef ik niemand uit te leggen.

Onderzoek heeft aangetoond dat wie leeft in een emotionele achtbaan en daardoor vaker in paniek schiet, een sombere bui heeft of in verliefdheid schiet, zomaar eens een lichaam zou kunnen hebben dat signalen van gevaar, kansen en spanning op de voet volgt. Bij diverse mensen werd onderzoek uitgevoerd, waarbij pieptoontjes gelijk op gingen met hun eigen hartslag of daar net wat van afweken. Hoe beter zij hun eigen hartslag ‘waarnamen’ en aangaven dat hetgeen zij hoorden inderdaad overeenkwam met hun eigen frequentie, hoe meer activiteit in de insula en hoe groter de voorkant van de rechter insula bleek te zijn. [4] Volgens onderzoekers suggereert dit dat de lichaamsreacties, ervaren door deze twee kleine hersenkwabben, de ervaren emoties intenser maken.

Wanneer de waarneming onprettig is, kunnen we proberen onszelf af te leiden. Doordat we onze aandacht tijdelijk verleggen naar de gebieden van de prefrontale cortex (OFC) en de ACC neemt de activiteit in de insula af. We oefenen dan cognitieve controle uit over onze gevoelens in plaats van ze ‘aan te gaan’. Soms doen we dit bewust, bijvoorbeeld wanneer we een tijdschrift proberen te lezen om ons af te leiden van de bijna fysiek pijn van wachten tot een geliefde uit een operatie komt. Soms doen we dit ook onbewust, wanneer we het huis bijvoorbeeld gaan opruimen terwijl we eigenlijk aan een deadline zitten om een opdracht in te leveren. Je ontloopt dan de pijn van je perfectionisme, of angst, door de insula tijdelijk ‘op een lager pitje’ te zetten.

De ander aanvoelen

De insula laat je de ‘binnenkant’ van jezelf goed ervaren en door de kracht van spiegelneuronen ook de ander aanvoelen, zo schreef ik in het blog ‘de neurobiologie van HSP‘. Word je automatisch verdrietig op een begrafenis en lach je mee met een grap op een feestje, dan besmet de ander in feite jouw eigen interne emotionele staat. Je voelt de gevoelens van de ander door ze zelf te voelen. Als je je eigen innerlijke staat kunt voelen, sta je open voor de gevoelens van een ander. Niet verwonderlijk dus dat bij hoogsensitieve personen de insula een versterkte werking heeft [5].

De insula stuurt de sensomotorische gewaarwordingen; het zien, horen en voelen van de lichamelijke gewaarwordingen en daarmee emoties van anderen, vanuit de cortex door naar de amygdala. Hierdoor ontstaat ook een detectiecentrum voor de emoties van anderen; wanneer zij liegen gaat dit niet gepaard met de bijbehorende emotie, en dit zal worden opgepikt door de insula van de sensitieve toehoorder die de lichamelijke gesteldheid van de ander kan aflezen aan de hand van zijn eigen scherp afgestelde radarsysteem. De insula reageert en wordt dus enkel ‘spiegelend actief’ bij oprechte gevoelens en niet wanneer er wordt gelogen.

Overlap fysieke en emotionele pijn

De stress of het ongemak dat we ervaren in combinatie met sensorische pijn, de affectieve-motivationele component van pijn, wordt verwerkt in de ACC en de insula. Hoe onaangenamer de pijn, hoe meer deze gebieden geactiveerd worden. Fysieke en emotionele pijn zijn dus gelegen in dezelfde gebieden van onze hersenen. Vanuit evolutionair oogpunt is het logisch dat beschadiging van de sociale verbondenheid net zo bedreigend was voor iemand als een fysieke schade. Mogelijk dat daarom bij de ‘píjn’ van buitensluiting, het niet geaccepteerd worden, het ‘anders zijn’, gepest worden of andere sociale separatie vormen, voor een deel dezelfde neuronale netwerken gebruikt worden als bij fysieke pijn. In feite is het ervaren van sociale pijn daarmee een alarmsignaal dat waarschuwt voor sociale isolatie.

Maar ook onderling hangen fysieke en emotionele pijnervaringen met elkaar samen. Zo wees onderzoek aan dat een (vermoede) kwaadaardige intentie van de dader de kracht heeft om lichamelijke pijn te verergeren. Pijnlijke schokken die deelnemers aan dit onderzoek aan de universiteit van Harvard toegediend kregen werden als ‘krachtiger’ ervaren wanneer ze dachten dat een medespeler de schok toebracht dan wanneer ze in de vooronderstelling waren dat de schokken afkomstig waren door een fout in het computersysteem.

De cyberball game wordt geregeld tijdens onderzoek ingezet om de betrokkenheid van het ACC en de insula beter te begrijpen. Beide hersendelen worden namelijk actief bij dit onderzoek naar sociale uitsluiting. Zo ook in het volgende onderzoek [6]. Deelnemers krijgen vooraf te horen dat ze meedoen aan een computerspel waarbij je met twee anderen een bal overgooit. Vooraf leren de deelnemers hun medespelers kennen, waardoor ze het gevoel hebben dat zij echt samen met anderen dit spel spelen. In werkelijkheid is het een voorgeprogrammeerd spel waarbij er gespeeld wordt tegen de computer. In eerste instantie wordt de deelnemer betrokken in het spel, maar iets later gaat de computer enkel tegen zichzelf spelen en wordt de deelnemer aan het onderzoek steeds verder uitgesloten. Uit dit onderzoek komt naar voren dat bij sociale exclusie de ACC en de insula duidelijk meer geactiveerd werden en dat de deelnemer ook daadwerkelijk meer sociale stress ervoer (ik voel me afgewezen). Daarnaast bleek dat mensen met een hoge gevoeligheid voor sociale exclusie ook nog eens sterker op het spel reageerden. Het werkt dus twee kanten op. Een hoge gevoeligheid voor buitensluiting kwam niet alleen voor bij mensen met een lage zelfwaarde, een angstige gehechtheid of het feit dat de deelnemer zich sowieso al meer sociaal geïsoleerd voelde in het dagelijks leven. Het bleek ook voor te komen bij mensen met een sterke interpersoonlijke sensitiviteit, bij mensen zoals jij en ik dus.

De gevoeligheid kan ook verminderd worden zo blijkt uit onderzoek met de ‘cyberball game’. Uit dagboekfragmenten welke ze van de jong volwassen deelnemers hadden gekregen, bleek een verband tussen positieve sociale contacten en het ervaren van sociale steun en een duidelijke lagere gevoeligheid voor sociale uitsluiting, twee jaar na dato. Je kunt dus enkel goed functioneren en tot ontwikkeling komen wanneer je emotioneel lekker in je vel zit.

Vaak gebeurt het bij kinderen die hoogbegaafd en/of hoogsensitief zijn en zich niet weerspiegeld zien in degenen om zich heen. Bij 32 voorbeelden in de klas van kinderen die deze eigenschap allemaal niet hebben, is er als kind weinig andere keus dan bedenken dat je dan waarschijnlijk zelf de mindere bent. Dealen met dit gevoel van ‘anders zijn’ is enkel mogelijk wanneer je op een andere plek voelt dat je oké bent, dat er niets mis met je is en dat je normaal bent. Een kind zit sociaal goed in zijn vel als het naar zijn/haar eigen beleving voldoende contacten heeft met anderen en zich verbonden voelt. Op school of daarbuiten. Daarmee verklaart bovenstaand onderzoek de noodzaak aan ‘peercontact’ (contact met gelijkgestemden) voor kinderen die het gevoel hebben dat ze ‘zich anders voelen’ of ‘er niet bij te horen’.

‘Anders zijn’ en er niet bij horen

Katja is 11 jaar. Ze is een lieve jongedame met een smal gezicht en soms wat peinzende blik. Ze houdt van haar hond, de herfstkleuren in het bos en aardbeienijs (zonder stukjes). Het liefst leest ze boeken waarin ze uitgebreid met de hoofdrolspeler kan meeleven. Katja is volgens haar docenten best slim maar soms ook wat faalangstig. Dat is nergens voor nodig en dat weet ze ook, want meestal krijgt ze toch wel voldoendes. Maar toch krijgt ze de bibbers van toetsen en overhoringen, zeker van meerkeuzevragen of rekensommen die in een verhaaltje staan. Ze raakt dan de weg kwijt, bedenkt meer mogelijke antwoorden dan er als A, B of C gegeven worden en komt uiteindelijk in tijdsnood. Op de eind CITO kan ze zo ook niet laten zien wat ze kan en zo komt ze op VMBO basis terecht terwijl haar vriendinnen naar de brugklas HAVO/VWO gaan. 

Katja komt de eerste dag vol goede moed op school. Ze heeft een nieuwe schoudertas gekocht en vulde deze een week geleden met haar etui vol met gloednieuwe pennen en potloden en de mooiste schriften die ze in de winkel kon vinden.

Tijdens de eerste les is iedereen in de klas nog vrij ‘braaf’, maar in de pauze zijn er al een paar die van zich laten horen. De jongens vind ze te wild en alleen maar onzin uitslaan. Van haar andere klasgenootjes wordt Katja echter ook niet echt gelukkig. Ze hebben het over zaken die haar niet interesseren. Ze pronken met zwarte glimmende jassen, tijgerprint leggings en gouden sieraden, zaken die Katja niet echt interesseren. En ze lachen om grapjes die ze eerder flauw en afgezaagd vindt. In de weken die volgen weigert Katja in eerste instantie ‘mee te doen’ met de anderen. Maar wanneer haar mentor aandringt dat ze mag proberen sociale aansluiting te zoeken gaat ze wat vaker bij de meiden staan. Ze merkt echter dat ze ‘s middags blij is als ze weer thuis is, zodat ze tv kan kijken of een boek kan pakken.

Haar vriendinnen zitten aan de andere kant van de stad op school en hun belevenissen sluiten niet meer bij elkaar aan, waardoor ze steeds minder te vertellen hebben tegen elkaar. Katja lijkt steeds meer onzichtbaar te worden.

Huilend zit ze op een maandagavond op haar bed. De lange haren plakken tegen haar wangen, terwijl ze zich afvraagt wat er mis is met haar. Ze zoekt het antwoord bij zichzelf. Waarom ook niet? Al haar oude vriendinnen hebben het goed, voelen zich goed en hebben aansluiting met anderen. De meiden in haar klas lijken ook voor elkaar gemaakt te zijn. Zij is de enige die anders is. Die er niet bij hoort. Die niet is ‘zoals je hoort te zijn’. Zij is degene die er niet bij hoort. En eerlijk gezegd heeft ze het gevoel dat het ook niks meer uitmaakt als ze er niet meer zou zijn. Ze stelt toch niets voor.

Het bovenstaande verhaal is niet echt gebeurd. Toch kun je je voorstellen hoe het zou zijn. Hoe anders was het geweest als Katja naar HAVO/VWO was gegaan en hulp had gehad met leren, samenvatten en toetsen maken. Het verschil tussen Katja en haar klasgenoten maakte dat Katja zich niet weerspiegeld voelde in de mensen om zich heen. Katja gaf zichzelf de schuld voor de reden van haar onzichtbaarheid. Dat maakte dat het haar reduceerde tot iets dat zo klein en onbelangrijk was, dat ze gemakkelijk uitgegumd zou kunnen worden. 

Weet dat als je je herkend hierin, dat het een tweezijdig snijdend mes is. Je sensitiviteit kun je niet veranderen, wel hoe jij jezelf jezelf geeft wat nodig is, zowel op sociaal, emotioneel als fysiek gebied!

Literatuurverwijzingen:
[1] Nasir H. Naqvi en Antoine Bechara Naqvi (2009). The hidden island of addiction: the insula. Trends in Neurosciences, 32(1), 56–67. doi:10.1016/j.tins.2008.09.009
[2] Myrthe Princen http://www.brainmatters.nl/terms/limbisch-systeem/
[3] Sandra Aamodt & Sam Wang.(2009) Het geheim van je brein. Kosmos Uitgevers
[4] Hugo D Critchley, Stefan Wiens, Pia Rotshtein, Arne Öhman & Raymond J Dolan (2004) Neural systems supporting interoceptive awareness. Nature Neuroscience doi:10.1038/nn1176.
[5] Bianca P. Acevedo, Elaine N. Aron, Arthur Aron, Matthew-Donald Sangster, Nancy Collins & Lucy L. Brown. The highly sensitive brain: an fMRI study of sensory processing sensitivity and response to others’ emotions. Brain and Behavior 2014; 4(4): 580–594 doi: 10.1002/brb3.242
[6] Carrie L. Masten, Eva H. Telzer, Andrew J. Fuligni, Matthew D. Lieberman and Naomi I. Eisenberger (2010) Time spent with friends in adolescence relates to less neural sensitivity to later peer rejection. Social Cognitive and affective neuroscience. Volume 7, issue 1, pag 106-114