In onderwijsland kom je vroeg of laat de naam Gert Biesta tegen. Zijn denken over onderwijs als het geven van existentiële ruimte, over subjectwording en de rol van de leraar in het vormen van het kind als zelfstandig wezen, het klinkt allemaal doordacht en waardevol. En toch had ik er minder een klik mee dan ik had verwacht. Niet omdat hij ongelijk heeft, maar omdat ik voel dat er iets mist. Een andere manier van kijken.
Biesta beschrijft onderwijs als een proces waarin het kind wordt uitgedaagd om zich te verhouden tot de wereld. Er is de leerling, de leraar en de wereld, en in dat spanningsveld ontstaat subjectwording. Het kind leert niet alleen door kennis, maar door de ervaring van aangesproken worden, van uitgenodigd worden tot deelname, van geraakt worden door iets wat niet uit zichzelf komt. Het klinkt logisch. Maar het blijft een model waarin er nog steeds een ‘ik’ en een ‘ander’ zijn, een ‘wereld’ die ergens buiten ons bestaat en waarin we ons een plek moeten verwerven.
Laten we eens kijken naar de zwemles-metafoor. Biesta vergelijkt leren graag met zwemmen. Je kunt een kind eindeloos uitleggen hoe water werkt, wat de beste slagtechniek is en hoe je blijft drijven, maar uiteindelijk moet het het water in. Onderwijs is geen kwestie van alleen kennis overdragen, maar van leerlingen helpen om zich te verhouden tot het onbekende – het moment waarop ze voelen: ik kan dit. De leraar is dus geen instructeur die alles voorkauwt, maar iemand die het water aanreikt en vertrouwen geeft dat ze zelf kunnen zwemmen.
Dit suggereert echter dat de leraar een zelfstandige gids is die ‘het water aanreikt’. Maar in een intra-actief perspectief ontstaat leren niet door een leraar die ruimte schept, maar in de dynamiek tussen water, lichaam, angst, en vertrouwen. De leraar wordt pas leraar in dat moment, net zoals de leerling pas in die situatie zwemmer wordt.
Een ander voorbeeld. Een veelgehoord misverstand dat Biesta aanpakt is dat we in onderwijs kinderen moeten ‘maken’ tot iets. Een goede burger, een kritische denker, een succesvolle werknemer. Maar Biesta draait het om: een kind is geen project met een vast einddoel. Onderwijs is geen lopende band waarop we ze vormen naar een ideaalbeeld. Het kind is een antwoord op de wereld, een uniek wezen dat zich steeds opnieuw verhoudt tot wat het tegenkomt. De leraar begeleidt dat proces, zonder het af te dwingen, zo zegt hij.
Dit klinkt mooi, maar suggereert nog steeds dat de wereld vooraf bestaat en het kind zich daartoe moet verhouden. In een intra-actieve visie ontstaan kind en wereld sámen, in hun onderlinge verwevenheid. Een kind is geen antwoord op een vooraf bepaalde wereld, maar mede-bepalend voor wat die wereld is. De leraar en leerling ‘vormen’ elkaar in het moment, zonder dat één van hen dit van tevoren al kan bepalen.
Biesta’s denken over onderwijs is doordacht en waardevol. Maar als ik kritisch kijk, zie ik dat het een perspectief is waarin de wereld, de leraar en de leerling als losstaande entiteiten blijven bestaan. Wat als we dat idee loslaten? Wat als onderwijs niet iets is dat aan iemand gebeurt, maar iets dat ontstaat in de ontmoeting?
Stel: je hebt een leerling die altijd net wat brutaal reageert. In de ene klas lach je erom, speel je het spel mee. In de andere klas voelt het storend en ondermijnend. Waarom? Niet omdat de leerling ‘anders’ is, maar omdat de hele dynamiek anders is.
Of denk aan beoordeling. Je leest een essay. De ene leerling heeft een foutloos, maar wat vlak stuk geschreven. De ander heeft een gedurfd, maar rommelig verhaal neergezet. Je denkt misschien dat je objectief beoordeelt, maar dat kan niet. Je ervaart de tekst in het moment. Je verwachtingen, de relatie met die leerling, zelfs je eigen stemming spelen mee.
“Ik sluit niemand buiten”
Denk eens aan een pedagogische keuze als ‘niemand buiten willen sluiten’. Op het eerste gezicht klinkt dat als een duidelijke ethische keuze. Maar zodra je dit denkt, creëer je al een subtiele grens. Je bevestigt dat er iemand buiten zou kunnen staan en dat jij de rol hebt om diegene binnen te halen. Er is nog steeds een ‘ik’ die handelt en een ‘ander’ die wordt opgenomen of geweerd. De onderlinge verhouding blijft een externe wisselwerking tussen afzonderlijke individuen.
Maar stel nu dat je niet vanuit subject-object-relaties kijkt, maar vanuit intra-actie. Dan zie je dat er nooit een leerling buiten stond. Buiten impliceert dat er een afgebakende binnenruimte was met een vaste groep, een bestaande structuur, een bepaalde norm waaraan iemand eerst niet voldeed. Maar dat is niet hoe sociale dynamieken functioneren. Wie er ‘binnen’ en ‘buiten’ is, ontstaat in het moment, in de manier waarop mensen zich tot elkaar verhouden.
Wanneer je werkelijk begrijpt dat er geen ‘ik’ is die actief insluit, maar alleen een situatie waarin wij gezamenlijk vormen hoe iemand verschijnt, dan verschuift je perspectief.
Wat verandert er als je dit ziet?
Op het moment dat jij je niet langer positioneert als ‘degene die beslist over insluiting’, verandert die dynamiek vanzelf. Er is geen ‘binnen’ en ‘buiten’ meer, alleen een continu ontstaan van relaties waarin iedereen altijd al meebeweegt.
Dat is pedagogische tact in de zin van Max van Manen: niet vanuit een vaststaand subject dat bewust keuzes maakt, maar vanuit een diep aanvoelen van de situatie als iets wat zich ontvouwt in het moment. Niet jij hebt controle over het proces. Niet de leerlingen. Maar de les wordt wat hij wordt in het samenspel van jullie allemaal.
Wat als een ‘geslaagde’ les niet een kwestie is van voorbereiding, maar van aanwezig zijn in wat zich voordoet?
Wat is subject hierin?
Als jij als docent niet langer degene bent die insluit of uitsluit, als je niet langer een subject bent dat de klas vormgeeft, maar eerder een deelnemer aan een proces dat zichzelf ontvouwt, geldt dat dan niet ook voor de leerling?
Zijn idee van onderwijs als een proces waarin de leerling zich leert verhouden tot de wereld, waarin hij wordt aangesproken als subject en leert ‘zichzelf’ te worden, veronderstelt dat er een ‘zelf’ is dat zich vormt door die interactie. Maar wat als er geen vaststaand zelf is om te vormen? Wat als er alleen de situatie is, de intra-actie, waarin zowel de leerling als de docent niet een ‘zelf’ ontwikkelen, maar continu opnieuw verschijnen in wat zich voordoet?
Misschien is dát wel onderwijs in zijn diepste vorm: niet een proces van ‘iemand worden’, maar van worlding, het steeds opnieuw vormgeven van betekenis in relatie tot wat er is. Op deze wijze is onderwijs een voortdurende ontvouwing waarin leerling en leraar niet groeien naar een vast subject, maar steeds opnieuw verschijnen in relatie tot wat er is.
Dan hoef je niet te ‘reflecteren’ of ‘terug te geven’, maar alleen te zijn in wat er gebeurt. Niet als een passieve toeschouwer, maar als deel van het weefsel waarin betekenis ontstaat. Geen subject dat ziet, geen object dat verschijnt, alleen een gedeelde beweging, een wederzijdse verandering in het moment.
En als dát gevoeld wordt, door de leerling én door de leraar, dan is onderwijs geen voorbereiding meer op iets anders. Dan is het leven, in volle, beweeglijke aanwezigheid.