Weet je nog hoe je begon aan je baan? Met vuur. Ongetwijfeld. Je wilde het onderwijs veranderen. De leerlingen bereiken zodat ze iets zinvols met hun leven gingen doen. Of wellicht wilde je dat ene kind dat het moeilijk had écht zien en iets kleins geven zodat het weer door kon met meer gemak en vertrouwen.

Je begon met een weten dat mensen altijd meer zijn dan hun gedrag, hun dossier, hun prestaties. Je begon met dromen van leren als avontuur. Van zorg als ontmoeting. Van samenwerking als een ruimte waar iets nieuws mag ontstaan.

Maar langzaam, bijna onmerkbaar, slopen de formulieren binnen. De targets. De formats, de verslagen, de audits. De taal werd anders: spreken over kinderen en jongeren veranderde in spreken over doelgroepen, interventies, meetbare uitkomsten.

En ergens onderweg, tussen twee rapportages door, voelde je hoe je eigen binnenruimte een beetje kleiner werd. Hoe je openheid, je nieuwsgierigheid, je speelsheid langzaam ingekapseld raakte in een logica die niet meer de jouwe is.

Dit is de echte uitdaging waar zoveel professionals in onderwijs en jeugdzorg tegenaan lopen. Niet alleen werkdruk of personeelstekort. Maar het gevoel langzaam te worden ingelijfd in een wereld die alles wil vatten, voorspellen en controleren, terwijl juist het niet-gevangene, het onverwachte, het menselijke je oorspronkelijke roeping was.

Open blijven in zo’n wereld is geen luxe. Het is een daad van stille rebellie.

Open blijven betekent niet: alles maar accepteren. Het betekent: jezelf blijven toestaan te voelen wat je voelt. Twijfel te laten bestaan zonder meteen oplossingen te hoeven hebben. De ontmoeting met de ander steeds weer echt aan te gaan, zelfs als je weet dat het makkelijker zou zijn om je af te schermen. Het is jezelf niet laten reduceren tot uitvoerder, maar ruimte houden voor waarnemer, maker, mede-mens. Ruimte houden voor datgene wat geen naam hoeft te hebben om waardevol te zijn.

Open blijven betekent soms ook: het ongemak verdragen van incomplete plannen. Van gesprekken zonder conclusie. Van samenwerking zonder garantie. Want echt samenwerken ontstaat niet binnen formats. Het ontstaat in de broze, beweeglijke ruimte tussen mensen. Daar waar nog niet alles vastligt. Waar nog iets onverwachts geboren kan worden.

Maar systemen houden niet van openheid. Ze houden van beheersbaarheid. Van voorspelbaarheid. Van afvinkbare doelen. En de mensen die ermee werken, volgen vaak deze beweging en zetten druk op de uitvoerenden. Om sneller te werken. Om minder te voelen. Om twijfel te labelen als onprofessioneel, als gebrek aan daadkracht. Omdat twijfel nu eenmaal niet in een smart-doelen lijstje past.

Wie open blijft, riskeert traagheid. Onzekerheid. Kwetsbaarheid. En toch is die openheid precies wat onderwijs en jeugdzorg levensvatbaar houdt. Werken met mensen vraagt iets anders dan het werken met systemen. Wat werkt in onderwijs en jeugdzorg zijn niet de nieuwe interventies. Niet de verbeterde programma’s. Maar de mensen die, tegen de stroom in, blijven kiezen voor menselijkheid boven efficiëntie. Voor relationele intelligentie boven snelle antwoorden.

De kracht van open blijven zit niet in winnen of verliezen. Niet in succes of mislukking. De kracht zit in het besef dat je, door open te blijven, bijdraagt aan iets wat groter is dan jezelf. Een cultuur waarin ruimte is voor echte ontmoeting. Waarin leren geen kwestie is van presteren, maar van samen groeien. Waarin zorgen niet alleen draait om behandelen, maar om werkelijk gezien worden.

Open blijven is geen strategie. Het is een levenshouding.

En misschien, heel misschien, is dat precies wat deze tijd nodig heeft: professionals die niet hardere muren bouwen, maar zachtere plekken creëren. Plekken waar iets kan ontstaan dat nog geen naam heeft, maar dat wel het verschil maakt tussen overleven en leven.