We leven in een tijd waarin ethische dilemma’s sneller over ons heen buitelen dan we ze kunnen bevatten. Neem de recente discussies over AI in de zorgsector. Moet een algoritme de macht krijgen om te bepalen wie een levensreddende behandeling krijgt en wie niet? De oude zekerheden, menselijke intuïtie en ervaring, worden aan de kant geschoven ten gunste van schijnbaar objectieve data. Maar hoe objectief is data, als die wordt gevoed door vooringenomen systemen en oude vooroordelen?
In dit soort momenten bevinden we ons in een liminale ruimte. Liminaliteit komt van het Latijnse woord “limes,” wat staat voor drempel. Het duidt op die specifieke fase van transitie waarbij de oude structuren zijn verdwenen en nieuwe nog niet volledig zijn gevormd. Vertrouwde verhalen en overtuigingen beginnen te wankelen, terwijl nieuwe nog in de maak zijn. Het markeert de interval van “niet meer” naar “nog niet”. Het is een tijd van ambiguïteit en onzekerheid, waar traditionele grenzen en normen vervagen en nieuwe mogelijkheden zich beginnen te onthullen.
En dat is ongemakkelijk. Want wie staat er graag stil in de chaos, met lege handen en zonder duidelijke richting? Maar juist in die chaos ligt de kans voor ethische verdieping. De kans om stil te staan bij wat we eigenlijk belangrijk vinden en waarom. De vraag is niet óf we veranderen, maar hoe we de verandering kunnen belichamen, zonder te verstarren in angst voor het onbekende.
Dus moeten we de liminale ruimte niet vermijden als een obstakel, maar omarmen als een broedplaats voor nieuw, menselijk bestuur.Verandering is geen probleem dat opgelost moet worden, maar een essentieel aspect van het leven. De chaos die gevoeld wordt, nodigt ons uit om dieper te kijken, voorbij de oppervlakte, en daar te ontdekken wat echt belangrijk is.
Mogen we vertrouwen op een AI die meer levens kan redden dan een menselijke arts, maar niet altijd kan uitleggen waarom? Of kiezen we voor de imperfectie van menselijke besluitvorming omdat empathie soms belangrijker is dan statistiek?
Deze vragen roepen ons op om de rol van bestuur en leiderschap opnieuw te bekijken. Hoe besturen we wanneer er geen één duidelijk antwoord is? Wanneer zelfs de meest zorgvuldig getrainde algoritmes en experts het niet zeker weten? Hoe vorm je met elkaar een bestuur dat de drempel over durft te stappen? Niet wegkijkt voor de chaos, maar erdoorheen ademt, op zoek naar wat echt telt.
Het antwoord ligt in alles omarmen wat ons mens maakt. Daarom zijn voor goed bestuur zowel wijsheid als nieuwsgierigheid nodig. Wijsheid om voorbij zwart-witdenken te kijken en nuances te begrijpen. Wijsheid om bij het maken van de beste mogelijke keuzes niet alleen te vertrouwen op data, maar ook op intuïtie, ervaring en empathie. Wijsheid om flexibel en adaptief te zijn waar nodig en om zich te kunnen richten op de lange termijn, voorbij de onmiddellijke winsten. Het zogenaamde kathedraaldenken (dat vaak meerdere generaties in beslag nam). En nieuwsgierigheid om open te kunnen blijven staan voor nieuwe ideeën, om vraagtekens te zetten bij aannames en om vanuit verschillende perspectieven naar situaties te kijken. Pas wanneer dat alles er kan zijn, zijn we in staat om ethisch juiste keuzes te maken.