Deze blog gaat over de 17-jarige Sander, wellicht de minst gemotiveerde jongen uit haar hele schoolcarrière. Hij haalde zijn MBO-diploma. Maar niet dankzij, maar ondanks mij.….
‘Sander is weer niet naar z’n stage’, hoorde ik mijn collega’s tegen elkaar op de gang zeggen. Ik voelde een golf verontwaardiging door me heen gaan. Met een woeste pas liep ik naar hen toe en vroeg non-verbaal om meer informatie. ‘De groepsleiding heeft hem zelf laten bellen om zich ziek te melden, precies zoals we met hen afgesproken hadden. Maar helaas heeft ie dat dus netjes gedaan…’ Dat kreeg ik als antwoord.
Inwendig vloekte ik. Dit was z’n derde stage. De eerste twee had Sander ook al verknalt doordat-ie op een gegeven moment de kantjes ervan afliep of gewoonweg niet meer op kwam dagen. We hadden gehoopt dat hij eindelijk een keer zou doorzetten. Terwijl ik daar stond hoorde ik rumoer uit de klas en wist ik dat ik terug moest. ‘Zeg de leiding maar dat hij zich volgende keer bij mij ziek moet komen melden! Aangekleed en wel…’
Ergens hoopte ik dat mijn reputatie me vooruit gesneld was. Dat hij wist dat ik ‘ziek’ niet zomaar zou geloven en dat ik enkel zou helpen om op stage te verschijnen. En ergens was ik er ook heilig van overtuigd dat hij míj niet zo gemakkelijk omgepraat zou krijgen. In werkelijkheid voelde ik me echter zo ongelofelijk klein en onbenullig, toen de volgende ochtend om 5 voor 9 de deur openging en die 17-jarige jongen voor m’n neus stond met de mededeling ‘Juf, ze zeiden dat ik me bij jou ziek moest melden.’
Ik had direct spijt van mijn actie. Ik had met mijn hoogmoed deze valkuil voor mezelf gegraven en nu viel ik erin. Ik keek hem aan. Zijn blauwe ogen keken me vriendelijk wachtend terug aan. Hij leek te vragen ‘mag ik nu terug naar m’n kamer?’ Ik knikte naar mijn collega in de hoek van de ruimte en zij gaf met een klein gebaar aan dat ze de VSO-klas over zou nemen. Sander en ik konden rustig even gaan praten en buiten leek me de meest geschikte plek. Terwijl hij een shaggie rolde bedacht ik me wat ik hem zou kunnen vragen. Ik voelde me rot. En doordat ik al herkende dat ik in m’n eigen valkuil was getrapt, bemerkte ik dat er nog één was waar ik met open ogen in was gelopen. Die van de motivatie…
Ik was namelijk degene die vond dat hij deze opleiding moest gaan halen.
Ik vond dat-ie zijn best moest doen.
Ik was namelijk degene die vond dat hij deze opleiding moest gaan halen. Ik vond dat-ie zijn best moest doen. Mijn gedachten maakten een uitstapje naar andere leerlingen in de klas. Degenen die wél stage wilden lopen en die ik eigenwijs tegenhield met de opmerking: laat eerst maar eens aan mij zien dat je je kunt gedragen. Tegen de tijd dat ik je kan vertrouwen, dán laat ik je gaan.
Ik vóélde dat er iets niet klopte, dat ik iets miste, dat ik faalde en niet te zuinig ook. Maar ik had geen idee wat ik dan verkeerd deed of hoe ik het op kon lossen. Inmiddels leunden we beide een beetje tegen de muur aan: hij met één been opgetrokken met z’n schoen tegen de muur. Ik een beetje schuin, mijn hoofd naar beneden. Ik richte me op, keek hem vanonder m’n loshangende haren aan en zei: ik weet niet wat ik moet zeggen. Mijn onderwijs dient jou verder te helpen en dat doet het niet. Ik wil er even over nadenken. Vind je het goed om vanmiddag verder te praten? Hij trok z’n schouders op, ademde een rookwolk uit en zei: ‘Mag dat onder schooltijd? Ik knikte, wist dat er vast iets te regelen was en liet hem terug naar zijn groep lopen.
Ik keek hem na en baalde. Waar was die zelfverzekerde docente gebleven die haar leerlingen wel even gemotiveerd zou krijgen? Ik besefte, terwijl hij zich steeds verder van me verwijderde, dat ik me eigenlijk nooit écht met hem had beziggehouden. Hij deed meestal wat ik hem vroeg, hij leek alleen geen doorzettingsvermogen te hebben. Maar wat als ik het fout zag? Wat als hij alle goede dingen die hij tot op heden had laten zien, enkel en alleen had gedaan omdat wij ze van hem vroegen? Stel dat die honderden uren stage die hij wél had gelopen op pure wilskracht had gedaan? Wat als dat zo was? Wat moest ik dan?
Om half drie zat hij tegenover me aan tafel, een beetje nonchalant onderuitgezakt. Ik vroeg hem wat hij hierna voor opleiding wilde gaan doen. Had hij überhaupt motivatie om z’n diploma te halen? Zoals ik wel verwacht had kwam er geen antwoord. Ik draaide het om. ‘Ik ken je nu ruim een half jaar Sander en de enige keer wanneer ik je ogen zie glimmen, is wanneer je schietspellen op de computer doet. Ik hoor ook verhalen over sport en dat je dan helemaal los kunt gaan. Wat is daarin de overeenkomst? Hij keek me aan en zei:’Ik hou van die uitersten, van de schijnbare rust en dat je daarna in volle kracht alles moet geven. Ik kan er niet tegen als het altijd hetzelfde is, da’s veel te saai.’ ‘Hou je daarom je stages ook niet vol?” vroeg ik hem, omdat je dagen te veel op elkaar lijken?’ Hij antwoordde met een hoofdknik.
‘Hmmm…’ Ik dacht even na. ‘Volgens mij ben je geestelijk wel de hele tijd scherp. Ik zie je vaak onderuitgezakt in de banken hangen, maar je hebt wel altijd alles in de gaten.’ Een glimlachje deze keer. ‘Oké, dus als we een stage vinden waarbij je scherp moet zijn, en af en toe flink in actie moet komen, dan zou dat je wel bevallen?’
Een voluit ‘Ja’ was het antwoord. Daar bleef het echter niet bij, die ene vraag was blijkbaar een sein voor hem om te gaan praten. ‘Eigenlijk wilde ik vroeger het leger in,’ zei hij. Ik keek hem aan en stelde voor dat hij vijf minuten zou vertellen over zijn wens van vroeger. Ik zou alleen dingen opschrijven en dan zouden we morgen overleggen wat ik dacht dat er wellicht mogelijk zou zijn. Het kostte me moeite om alleen te luisteren. Ik wilde zó graag dat ie zou gaan slagen in zijn leven, dat hij iets met z’n leven zou gaan doen, dat ik moeite had om te luisteren naar zijn angsten en twijfels. Naar zijn overwegingen waarom hij niet toegelaten zou worden op de opleiding van zijn keuze. Dat hij, juist als hij zijn diploma bij mij haalde, nóg harder zou voelen dat ze hem persoonlijk zouden afwijzen, omdat er dan immers geen twijfel was aan zijn capaciteiten. Ik hield me aan mijn woord, ik luisterde en schreef. Toen hij weer weg was bleef ik even in de inmiddels lege ruimte zitten en dacht na…
Ik ging niet voor hem aan de slag met een nieuwe stage. Ik belde daarentegen met de door hem zo gewenste vervolgopleiding Vrede en veiligheid. Ik vertelde over Sander, over zijn oplettendheid, over zijn twijfels en angsten, over de dingen waar hij van hield, de angst dat-ie niet toegelaten zou worden en de vraag of hij met spoed op intake mocht komen. Ze gingen akkoord en na een positieve intake werd Sander zelfs officieel ingeschreven. In overleg met de toekomstige opleiding werd Sander wel verteld dat hij nog wel even ‘zijn huidige opleiding moest afmaken’; hoewel dat weinig te maken had met Sander en alles met de overige leerlingen in de klas, waarvan ik bang was dat zij hun motivatie anders ook gelijk zouden verliezen.
In de schoolweken erna is hij met hangen en wurgen de afspraak nagekomen dat hij nog zijn laatste 93 uur stage zou lopen. Bij zijn derde stagebedrijf, dát dan weer wel! Zijn toekomstige opleiding mocht hem dan wel een kans willen geven, ik wilde dat Sander liet zien dat hij het kon. De momenten dat hij aanwezig was, werkte hij prima. Maar het was voor mij tenenkrommend om te zien hoe hij die uren haalde. Zijn stage-uren heeft hij op de minuut af gehaald (hij hield er zelfs een spijbelbriefje voor bij) en de motivatie haalde hij blijkbaar uit z’n tenen. Sander berekende wanneer hij eerder weg kon of later mocht verschijnen, maar hij kwam wél opdagen. Hij tergde mij als docent. Dit ging zo ongelofelijk in tegen wat ik dacht dat nódig was om te kunnen ‘functioneren’ in de maatschappij. Sander behaalde zijn opleiding. En achteraf kan ik zeggen; dat was niet dankzij maar ondanks mij!
Voor een andere leerling nam ik een half jaar later weer contact met het MBO op. En nadat ik de benodigde informatie verkregen had, vroeg ik hoe het Sander verging. ‘Sander? O dat is één van onze betere leerlingen. Wat een energie, wat een doorzettingsvermogen! Afgelopen weekend lag ie 48 uur in de modder en vanmorgen melde hij zich weer als eerste. Waren al onze leerlingen maar zo. Maar ehm… mevrouw, als ik zo vrij mag zijn: waarom informeert u daar eigenlijk naar? U had… u had toch geen twijfels over hem hè?’