We doen het allemaal. Plannen maken, einddoelen formuleren, precies bedenken hoe iets zou moeten verlopen. Want als we eenmaal weten wat we willen, willen we er ook het liefst zo snel mogelijk zijn. Geen gedoe, geen omwegen, gewoon dóórpakken.
Maar het leven werkt anders.
Niet als een rechte weg, niet als een checklist die je afvinkt, maar als een beweging die zich intra-actief ontvouwt. Stap voor stap, in samenhang met alles om ons heen.
We zouden kunnen zeggen: er is geen eindpunt los van de weg ernaartoe.
De wereld is niet als een verzameling dingen die op elkaar inwerken, maar als een doorlopende verstrengeling van gebeurtenissen. Dingen zijn niet, ze worden voortdurend, in relatie tot alles om hen heen.
En dat geldt ook voor ons.
Er is niet één vaststaande ‘ik’ die ergens naartoe moet, er is alleen het proces van worden. Wie je bent, welke keuzes je maakt, hoe je je verhoudt tot wat er gebeurt. Alles ontstaat in het moment zelf, in interactie met wat er op je pad komt.
En dat betekent dat we niet kunnen forceren.
Niet kunnen besluiten dat we er ‘al’ zijn, zonder de stappen te zetten die nodig zijn om daar te komen.
Niet omdat we ‘geduldig’ moeten zijn, maar omdat er zonder de weg geen bestemming is.
Gelukkig geeft ons lichaam feilloos aan of we mee-intra-acteren of juist weerstand bieden. Voelt het vrij, licht, alsof je speels met de stroom meegaat? Dan zit je ergens rond de vier van plezier, daar waar bewegen vanzelf lijkt te gaan en het leven niet ‘geduwd’ hoeft te worden. Maar zodra je merkt dat je gaat forceren, dat je wil dat iets gebeurt zoals jíj het bedacht hebt, kruipt de spanning omhoog. Bij zeven begint overleven, je lijf wordt strakker, je adem oppervlakkiger. En bij tien… nou ja, laten we zeggen dat daar de plek is waar alles implodeert.
We willen vooruit. Natuurlijk. Maar hoe harder we trekken, hoe meer spanning we op de boel zetten. Loslaten betekent niet dat je niets doet, het betekent dat je aanwezig blijft in de beweging die er al is.
Het is de paradox van controle: als je het probeert vast te grijpen, glipt het door je vingers.
Dus misschien is de kunst niet om te weten hoe je daar komt, maar om te voelen waar je nu bent.
Om niet te haasten naar het einde, maar de wereld te laten ontvouwen zoals hij mag gebeuren.
Niet denken in grote sprongen, maar in kleine momenten.
Stap voor stap.
En als dat goed voelt, weet je dat je op de juiste plek bent.
Want waar het leven speelt, beweegt alles. En waar wij ons vastbijten, ontstaat frictie. Misschien is dat wel het enige kompas dat we nodig hebben: niet streven naar controle, maar voelen waar de beweging klopt.