Vandaag stond ik in de rij bij de kassa. Zo’n rij die nét te lang is om gedachteloos te blijven wachten, maar ook weer niet lang genoeg om echt ergens anders aan te denken. Voor me een vrouw met een mandje vol groente, achter me een man die ongeduldig met zijn voet tikt. Ik keek even opzij en ving de blik op van iemand in de rij naast me.
Het was zo’n blik die nergens over gaat en tegelijkertijd over alles. Geen groet, geen vraag, geen oordeel. Gewoon even de gedeelde erkenning: Ja, wij staan hier, wij wachten, wij bestaan op dit moment in exact dezelfde seconde.
Ik vroeg me af hoeveel van het leven zich afspeelt in dit soort momenten. Ogen die elkaar net kruisen, een schouder die subtiel meegeeft in een volle tram, een hand die zonder nadenken een deur openhoudt. Geen grote gebaren, geen expliciete interactie, maar een fijn afgestemde choreografie waarin we onszelf en elkaar niet uit het oog verliezen.
En toch, soms gebeurt het wel. Zoals die keer dat iemand mij in dezelfde rij bij de kassa opzij duwde met een korte, scherpe zucht. Of dat moment, toen ik per ongeluk iemands karretje raakte en onze blikken niet kruisten, alsof het niet was gebeurd. Het verschil tussen verbondenheid en afstand zit vaak niet in wát we doen, maar in of we elkaar daarin zien.
Misschien is menszijn niets meer dan een eindeloze reeks van dit soort micro-momenten. De vraag is niet of we goed of fout handelen, maar of we de vergeten dat er überhaupt een ander met gevoelens is.
Vandaag keek ik dus iemand aan in de rij bij de kassa. En die ander keek terug. Even waren we allebei een beetje minder alleen. En toen ging de rij weer verder.