Farid kijkt me vanonder zijn donkere wenkbrauwen enigszins afwachtend aan. De rest van de klas is rustig aan het werk gegaan en ik ben met een vragenlijst aangeschoven bij zijn tafeltje. De afgelopen weken heb ik hem geobserveerd en nu wordt het tijd om een handelingsplan te gaan schrijven zoals voor alle leerlingen in het cluster IV onderwijs standaard gebeurd. (NB: dit onderwijs is speciaal voor kinderen met gedrags- en/of psychische problemen. Ik werkte in het voortgezet onderwijs en ‘bracht’ de kinderen als het goed ging binnen een jaar naar het MBO).

‘Farid’, zo begin ik, ‘er zijn echt wel kleine dingetjes die ik zie in de klas waar we aan zouden kunnen werken. Maar eerlijk gezegd weet ik niet of jij daar wel zin in hebt en ook niet of dat hetgeen is waar jij in je toekomst iets aan hebt…. Dat is niet nieuw overigens. Dat dacht ik namelijk ook bij jouw oud-klasgenoten. En daarom heb ik er iets op gevonden. Ik heb aan een heleboel werkgevers en stagebegeleiders gevraagd wat ze willen dat jij kunt zodat je de grootste kans hebt om een baan te krijgen en te behouden. Al die zaken die zij mij vertelden heb ik hier op papier gezet.’ Twee bruine ogen kijken me onderzoekend aan. Zie ik een vragende uitdrukking op zijn gezicht verschijnen of krijgt hij interesse? Ik ging verder. ‘Er staan ook dingen in die je later, als je op jezelf woont, zou moeten kunnen om te zorgen dat je niet in de problemen komt.’

Farid zit nog altijd onderuitgezakt op z’n stoel maar leunt nu met zijn hoofd wat schuin en kijkt onder zijn haren door. Ik zoek een manier om in contact met hem te komen en niet al te belerend over te komen. Ik kijk hem aan, neem diep adem en leg uit dat die ‘zaken voor later’ de dingen zijn waar ik het liefst de komende maanden met hem aan werk. Voor mij als docent is het belangrijk dat mijn leerlingen hun tijd nuttig besteden. En dat betekent bij jongens als Farid, die als ‘straatjongere’ bij mij in de klas komen op een cluster 4 school de vaardigheden mogen leren die voor hen belangrijk zijn. Waarvan zij overtuigd zijn dat ze er later het meeste aan gaan hebben.

‘Op de lijst kun je invullen waar je nu al heel goed in bent. Maar je kunt ook zeggen dat je ergens redelijk goed in bent of antwoorden dat iets je slechts af en toe goed af gaat.’ Ik laat bewust even een stilte vallen en nam een diepe ademteug. ‘Ik heb er expres niet bijgezet dat je sommige dingen helemaal niet zou kunnen. Ik kijk hem recht aan terwijl ik stellig zeg; daar geloof ik namelijk niet in! Ik denk dat onder de juiste omstandigheden iedereen op tijd kan komen, respectvol kan reageren of hulp kan vragen. De vraag is of je het in ongunstige omstandigheden ook al kunt, bij saaie banen, irritante mensen of in situaties dat je denkt dat je met een uurtje extra er zelf ook wel uit kunt komen’.

Ik merk dat Farid wat meer overeind gaat zitten en ik buig me ook wat voorover om samen met hem de bladzijdes te kunnen bekijken. Ik schuif het blad naar hem toe en geef de laatste instructie terwijl ik mijn stoel naar achteren duw. Farid gaat direct aan de slag en als hij de laatste vijf vragen ging beantwoorden schuif ik weer bij zijn tafeltje aan. Als eerste nemen we daarna zijn kwaliteiten door en ga na of ik zijn klasgenoten hem om hulp mogen vragen als zij deze vaardigheid willen leren. Vervolgens tel ik de keren dat hij had ingevuld zaken ‘nog niet zo goed te kunnen. ‘Dit is veel te ambitieus!’ zeg ik hem. ‘Tuurlijk ga ik je helpen om dingen later te leren maar we kunnen niet alles tegelijkertijd. Een beetje doseren is veel beter.’

Ik draai het blad naar hem om en wijs een paar zaken aan. ‘Ik zie bijvoorbeeld dat je wilt leren doorzetten bij lastige taken en dat je wilt leren om een saaie baan langer dan 2 maanden vol te houden als je daarmee recht op een uitkering kunt krijgen. Die twee liggen in elkaars verlengde. Ik kan me voorstellen dat ik met je werk aan het eerste stukje en dat je in je stage met het tweede deel verdergaat over een half jaar. Zou jij eens, van alles wat je nu hebt aangekruist, kunnen kijken of er zaken in elkaars verlengde liggen?

Een minuut later, tijdens mijn ronde door de klas, vang ik in mijn ooghoek een glimp van hem op. Voorover gebogen met het puntje van zijn tong uit zijn mond. Ik blijf even stilstaan en geniet van het beeld. Mooi om te zien hoe hij aan de slag is en eerlijk naar zichzelf durft te kijken. Als ik even later terugkom heeft hij een aantal zaken gecombineerd en er blijven zeven startpunten over. ‘Prima!’ complimenteerde ik hem. ‘Dat is een prachtige lijst! Maar wel érg veel. Dan blijft school misschien helemaal niet meer leuk. Zullen we er 3 uitkiezen waarmee we aan het werk gaan, dat ik situaties creëer, je uitdaag en feedback geef en voor de andere 4 dat ik je alleen complimenteer als ik je daar iets moois in zie doen?’

Farid keek me enigszins ongelovig aan….. Keek toen bedenkelijk en zei ‘was dat wat Gijs bedoelde toen ie me uitlegde dat ik ga leren wat ik allemaal goed doe zonder dat ik het van mezelf wist dat ik het deed? Cool, dat wil ik wel. Volgens mij valt het hier nog wel mee op school…’

Ik glimlach en weet dat hij de komende weken waarschijnlijk ook nog wel eens het omgekeerde zal gaan zeggen. Maar dat is niet erg. Doelen halen hoeft niet altijd gemakkelijk te zijn. Het feit dat hij naar zichzelf durft te kijken is het belangrijkste. Alles begint immers met inzicht. Door zich bewust te worden van zijn ‘leermogelijkheden’ (ook degenen waar geen doel aan gehangen wordt) zal hij van zichzelf gaan opmerken als hij ‘zich bijvoorbeeld bemoeit met zaken van een ander’ of als hij zou zitten kletsen tijdens werktijd. Dát zouden de momenten zijn waarop ik hem een knipoog zou geven en zeggen ‘goed gezien!’. En de drie zaken waarmee we aan de slag gaan zijn leerdoelen waarvan ik weet dat hij ze zal halen.

Voor nu is het goed. Hij zou -voor zover in zijn kunnen lag- zijn doelen verder zelf uitwerken en ook aangeven welke beloningen hij zichzelf in het vooruitzicht stelt en wat ik als maatregel mag gebruiken als hij zich niet aan zijn doel zou houden. Ik had geleerd dat het beter werkte als jongeren zelf aangaven hoe ik hen kon helpen, stimuleren en zelf hun consequenties konden kiezen.

Ik draai me om naar de computers en geef Farid ruimte om eea uit te gaan werken zodat hij het zelf zou onthouden. Ik zal de rest zelf na schooltijd verwerken in het schoolformat zodat het ook voor de toekomst netjes bewaard blijft. Maar eerlijk gezegd vind ik dat minder belangrijk dan de verworven trots dat hij zijn schooltijd bij mij mag gebruiken om zijn eigen toekomstige leven vorm te gaan geven,