Bij feedback ligt de nadruk op objectiviteit. Lijkt mooi. Maar dit suggereert ook dat feedback een neutrale correctie is die losstaat van context, verhoudingen en macht. Maar dit is een illusie.
Ik geloof echter niet dat feedback losstaat van de situatie waarin het plaatsvindt. Het wordt mede gevormd door oa de historische en politieke context waarin het ontstaat. En de normen in die context.
Een leerling die een onvoldoende krijgt, ervaart die feedback anders in een omgeving waarin fouten als leerzaam worden gezien dan in een systeem waar elke fout een bedreiging vormt voor iemands toekomst.
Een medewerker die ‘constructieve feedback’ krijgt van een leidinggevende, ervaart dit anders als die leidinggevende een machtspositie heeft waarin de medewerker geen ruimte voelt om zelf ook terug te spreken.
En een burger die feedback geeft op gemeentelijk beleid, doet dat niet in een neutrale ruimte, maar in een politiek krachtenveld waarin bepaalde stemmen meer gewicht hebben dan anderen.
Feedback is geen objectieve correctie die van A naar B gaat, maar iets dat ontstaat in de ontmoeting zelf.
Denk aan hoe verwachtingen worden gecommuniceerd en welke rol fouten mogen spelen in het leerproces. Aan machtsverhoudingen, de bedrijfscultuur, welke stemmen gehoord mogen worden en de ruimte die er is om samen betekenis te geven aan werk..
Dit betekent dat feedback altijd verweven is met de relaties en structuren waarin het ontstaat. En als we het zo benaderen, kúnnen we opschuiven van corrigeren en beoordelen naar relationeel betekenis geven.
De vraag is dan niet “hoe geef ik betere feedback?”, maar “hoe creëren we een leeromgeving waarin feedback vanzelfsprekend deel wordt van het proces?”
De vraag is dan niet ‘wat werkt?’, maar ‘hoe ontwikkelt dit zich in interactie met de persoon en diens context?’
Feedback is dan niet langer een ‘reactie’ op bestaande structuren, maar komt dan actief tot stand in de ontmoeting met de ander.
Dit vraagt om een totaal andere manier van beleid of onderwijs ontwerpen: niet als iets dat ‘vaststaat’ en vervolgens geëvalueerd wordt, maar als een levend proces dat zich blijft ontwikkelen.
Het betekent dat we niet langer streven naar controle over prestaties, processen en gedragingen, maar dat we werken met de beweging die al gaande is. Dit vraagt een andere houding: niet als beoordelaar, maar als deelnemer aan een continu proces waarin feedback altijd al plaatsvindt.
Zo ontstaat er ruimte voor een veel vrijere, speelsere en meer verbonden manier van werken. Niet vanuit beheersing, maar vanuit responsiviteit en emergentie.
En díé feedback.. voelt best lekker, toch?