Ik heb een haat-relatie met feedback. Ik zou willen zeggen dat ik een haat-liefde relatie heb maar helaas was dat niet het geval. Het was simpelweg een no-go area in mijn leven. Tot ik afgelopen jaar snel achter elkaar enkele inzichten kreeg.
Hamburgers zijn niet goed voor je!
Ken je deze vorm van feedback geven? Je begint volgens het model met een compliment of een positieve insteek, om vervolgens met een verbeterpunt te komen. Je mag het ‘aftoppen’ met een fantastisch vooruitzicht want als die ander jouw advies opvolgt dan zal alles in de toekomst geweldig gaan. Ik kan deze crap-sandwich niet meer zien maar helaas is het nog een veelgebruikte manier in management land. Helaas zullen er bij veel mensen de tenen van gaan krommen zodra ze de vraag van hun leidinggevende horen ‘kom je zo even naar mijn kamer? Ik wil graag iets met je bespreken…’
Ik kan dus ook niet anders dan concluderen dat hamburgers niet goed voor je zijn. Als je feedback wilt geven dan mag je starten met een talent of kwaliteit waarmee die ander in staat is iets waarvan je denkt dat het beter kan aan te pakken. En als je niets fatsoenlijks over iemand te zeggen hebt.. wel misschien mag je dan gewoonweg je mond leren houden.
Leren is altijd intrinsiek!
Feedback is iets anders dan ‘bijsturen’. Dat laatste is simpelweg je macht inzetten om een ander iets wel of juist niet meer te laten doen. Feedback gaat uit van een ander principe. Het is hetgeen de persoon zelf wil leren of beter wil gaan doen. Daarbij is het belangrijk om te weten waar je heen gaat natuurlijk, en daarnaast om van de ander(en) te horen hoe je het gedaan hebt en of er wellicht hulp voorhanden is. Hierbij kun je de kloof overbruggen tussen het huidige en gewenste niveau.
Ik denk dan gelijk aan ons onderwijs. Aan alle kinderen die blij zijn met een voldoende voor een proefwerk en als beloning mogen starten aan een nog lastigere taak. Is hen ooit gevraagd of ze dit willen leren? En zo nee, welke feedback geven we hen dan mee? Het is iets… maar het is niet intrinsiek.
Feedback… feed… voeden.. feedback mag je voeden!
Een haat-relatie met feedback had ik dus altijd gehad. En ineens vind ik mezelf terug nadat ik een zeer persoonlijk stuk heb neergezet op het geïmproviseerde podium. Mijn leerdoel was niet zozeer om het ‘goed’ te willen doen. Er zat geen performance goal aan vast, enkel de vraag of ik trouw was geweest aan mezelf tijdens het spelen en niets had achtergehouden. Ik nam een moment om te voelen of dat inderdaad zo was en concludeerde dat dit het geval was.
Vervolgens werd me gevraagd of ik een feedback vraag had. De keuze die ik had was: 1) vragen naar wat de ander had waargenomen (objectief en feitelijk), 2) vragen naar wat de ander positief had geraakt, waar ze meer van hadden willen zien. Of 3) vragen naar wat de ander had gemist in mijn optreden, waar ze zich een beetje teleurgesteld hadden gevoeld omdat er een emotie leek aan te komen, een beweging werd ingezet, een toonhoogte veranderde… maar het vervolgens niet werd uitgespeeld.
Ik zat op mijn yogakussen voor mijn groepsleden die het publiek vormden. Ik zuchtte. Die eerste feedbackvraag was niet helemaal geschikt. Dat was vooral voor ‘gevorderde spelers’ die zo opgingen in hetgeen ze deden dat ze vergaten wat er allemaal precies was gebeurd. Omdat mijn interne criticus zich het hele stuk mee had bemoeid was deze vraag overbodig. Zo dacht ik. Maar de andere vragen leken onzinnig. Het wás geen leuk stuk geweest. Dus hoe had het iemand kunnen raken? En de derde vraag wilde ik niet eens beantwoord zien. Als een ander dacht dat ik nog iets had achtergehouden dan had ik het niet willen weten. Zo naakt en kwetsbaar voelde ik me al.
Moe ook. Ik voelde me naakt en kwetsbaar en moe zoals ik op dat kussentje zat. Het liefst wilde ik me tussen mijn medespelers in wurmen en lekker een half uurtje niks doen. De vermoeidheid kroop mijn lijf in. Maar ik zat daar. Op het kussentje. En kreeg de vraag of ik feedback wilde. ‘Nee’ mócht een antwoord zijn. Maar alleen als ik me goed voelde. Zo goed dat ik daarna opnieuw wilde spelen. En dat was niet zo. Ik was moe. Ik wilde niets. En dus mocht ik me – zo vertelde Franki – me laten voeden. Voeden door de feedback van mijn medespelers.
Ik zuchtte. Trok mijn schouders op, rechtte mijn rug en koos voor de minst slechte optie: ‘mag ik van jullie weten wat je hebt gezien?’ Ik keek één voor één iedereen aan. Kreeg antwoord. Voelde hoe het langs me heen gleed. Het me niet deerde. De vermoeidheid niet week. Toch keek ik na het beantwoorden van de vraag bijna hoopvol Franki’s kant uit. Alsof zij me toestemming had te geven om weer in het publiek plaats te nemen. Maar in tegenstelling tot wat ik hoopte kwam natuurlijk opnieuw de vraag: ‘ben je voldoende gevoed? Ben je voldaan? Voel je je goed?’
Ik wilde bijna gaan huilen. Of eerlijk gezegd.. nog hárder gaan huilen. Het stuk was al zwaar maar dit werkte niet mee. Het antwoord op de vraag of ik ‘gevoed was’… was een overduidelijke ‘nee’….
Ik tuitte mijn lippen, alsof ik wilde proeven wat de juiste keuze was. Welke vraag zou mij voeden? Ik besloot dat het niet de laatste was. En dus bleef de vraag ‘wat heeft je geraakt’ over. Ik stelde hem maar had niet het gevoel dat wat ze ook zouden zeggen iets uit zou maken. Totdat ik het eerste antwoord kreeg. Een rilling liep over mijn rug. Ineens zag ik hoe mijn ervaring door hen werd beleefd. Mijn perceptie viel van me af en ik zag het ‘spel’ weer verschijnen. Onder de zwaarte van mijn innerlijke waarheid was dit een schouwspel geweest. Een stukje theater dat kon worden gewaardeerd. In gedachte switchte ik over naar hun plek terwijl ik mezelf alles opnieuw zag zeggen en doen. Ik zag de diversiteit, de intensiteit en de eigenheid. Door mijn ogen beleefden ze een stukje werkelijkheid wat voorheen nog onbekend was.
Mijn lijf reageerde onmiddellijk. De zwaarte eenmaal van me af voelde ik hoe mijn wangen, die slap en dik hadden aangevoeld ineens doorbloed en fluffy voelden. Ik merkte dat mijn handen tintelden en mijn lichaam steviger zat. Mijn schouders ontspannen. Om mijn mond een lichte lach. En toen Franki vroeg: ‘heb je zin om weer te spelen?’ zei ik volmondig ‘ja’, mezelf verbazend dat het tegenovergestelde slechts een minuutje geleden nog zo waar was.
Feedback moet je voeden. Anders is het geen feedback. Dank je Franki Anderson. Deze waardevolle les draag ik vanaf nu graag met me mee!