“Heike, het is tijd dat je de computer gaat afsluiten, Jeroen is nu aan de beurt.”
Ik zeg het terwijl ik achter de computertafels langs loop. Het moment ontvouwt zich in het samenspel van haar houding, de stilte om haar heen, de minimale verschuiving van haar schouders. De boodschap ‘komt niet binnen’, of beter gezegd: er ontstaat geen zichtbare reactie. Geen knikje, geen zucht, geen beweging. Alsof de ruimte tussen mijn woorden en haar lichaam leeg blijft.
In een fractie van een seconde beweegt de situatie mij. Ga ik laten merken dat ik dit doorheb, dat ik zie hoe haar lichaam zich niet verhoudt tot de boodschap? Of loop ik door, laat ik het moment in de lucht hangen zonder een verdere intra-actie?
Ik weet heel goed dat ik haar niet direct mag confronteren, dat ik leerlingen de kans mag geven om zelf tot de beslissing te komen. Kees van Overveld noemt het in Groepsplan gedrag: boodschap geven, doorlopen en bij het volgende rondje opnieuw aanbieden.
Maar Heike is geen gewone leerling en mijn klas geen gewone klas. Haar reacties zijn geen willekeurige patronen, maar een gelaagd spel van spanning en afstand, van nabijheid en dreiging. Haar emoties stormen niet zomaar binnen; ze kondigen zich aan in een veld van signalen, een kettingreactie die zich opbouwt nog voordat iemand doorheeft dat het begonnen is. Angst en woede dansen in haar systeem, in haar lichaam, in de kamer waarin we ons bevinden. Haar manier van reageren is niet alleen een keuze of een kenmerk van haar autisme, maar een intra-actieve dynamiek waarin ik en de omgeving net zo goed een rol spelen.
Als ze zich goed voelt, dan vloeit haar beweging mee met wat er gevraagd wordt. Maar als de spanning zich opbouwt, als de omgeving niet meer synchroon beweegt met haar binnenwereld, dan voel je het verschuiven. Dan wordt zelfs gehoor geven aan een simpele vraag een statement, een drempel waar ze zich tegen afzet. Dan laat ze mij en zichzelf de tijd om te voelen waar we in beland zijn, of er nog ruimte is om te vertragen, om iets te laten afvloeien.
En nu mag ik dus een beslissing nemen. Ga ik op haar signaal reageren? Laat ik merken dat ik zie hoe de stilte zich om haar heen heeft gevormd, hoe ze zich niet beweegt in de richting van de vraag?
Ik besluit om door te lopen. Niet uit onverschilligheid, maar omdat het moment mij daartoe brengt. Omdat ik voel dat als ik nú contact maak, ik de dynamiek van dit moment zou doorbreken op een manier die haar geen ruimte geeft.
Mijn lichaam lijkt al te hebben gekozen voordat ik er woorden aan kon geven. Een hand op haar schouder zou te abrupt zijn, te dreigend vanuit mijn positie achter haar. De tafel, de muis, de schermen… Op een andere dag had ik misschien mijn hand op de tafel naast de hare kunnen leggen, een subtiele verschuiving die beweging uitlokt zonder woorden. Maar niet vandaag. Vandaag vertelt iets in de kamer, in haar houding, in mijn eigen ademhaling dat ik beter kan doorlopen.
Mijn gedachten bewegen achteraf terug naar de ochtend. Heike was aanwezig geweest, maar met een scherpte. In contact, maar niet ontspannen. Bozig, geïrriteerd. Niet dromerig, niet ver weg. Geen vermoeidheid van nachten zonder slaap, maar een onderliggende lading die zich niet liet negeren. Waarom had ik dit niet expliciet opgemerkt? Waarom had ik intuïtief gevoeld dat ik níets moest laten merken?
De afgelopen dagen was er overleg geweest met de leefgroep. Heike woont vanaf haar kleutertijd in instellingen, in een continue intra-actie met structuren die haar proberen te begeleiden, te begrenzen, maar ook vaak tegen haar werken. Haar gedrag ontstaat niet zomaar; het is verweven met hoe de wereld zich tot haar verhoudt. Nu, aan het einde van haar puberteit, proberen we opnieuw ruimte te maken om haar niet alleen te begrijpen, maar om haar anders te laten bewegen in dit systeem.
Een jeugdpsychiater had op een congres informatie gekregen over MCDD en herkende Heike hierin. We bespraken hoe haar spanning zich opbouwt, hoe haar reacties niet plotseling exploderen, maar ontstaan in een veld waarin alle kleine bewegingen. Woorden, blikken, vertragingen, aanrakingen die te vroeg of te laat komen, al die dingen bepalen hoe het zich verder ontwikkelt.
En nu sta ik hier. Mijn eigen rol is niet neutraal. De vraag die ik stelde, hoe ik langs haar liep, de manier waarop ik al dan niet bleef staan. Het zijn geen losse handelingen, maar schakels in een proces dat zich in real-time ontvouwt.
Ik loop de gang op en bel de leefgroep. Niet omdat er iets ‘mis’ is gegaan, maar omdat ik voel dat ik onderdeel ben van iets dat nog verder kan ontwikkelen. Heike moest de computer uitzetten, maar ze wilde niet. Ik had het slechts één keer gevraagd, en normaal gesproken zou ik pas bellen bij escalatie. Maar nu bel ik vóórdat het zover komt. Omdat ik weet dat het moment nog niet vastligt, dat er nog beweging mogelijk is.
In de tussentijd
Ik voelde een lichte knoop in mijn maag. Zou ze boos op me worden als ze zag dat de groepsleiding haar kwam halen? Natuurlijk hadden we de aanpak doorgesproken, maar in het moment is een mens geen plan, geen vooraf bepaalde route. Haar stemming, de manier waarop dit zich zou ontvouwen, het voelde als iets dat nog niet vaststond.
Ze was de laatste tijd zo goed gegaan, juist weinig grote incidenten. Maar was dat omdat haar onbeheersbare woede-aanvallen minder werden? Of omdat we beter leerden zien hoe ze ontstonden? Was dit het moment waarop haar woede niet langer een plotselinge explosie zou zijn, maar een beweging die we eerder konden voelen aankomen? Tot nu toe hadden we na escalaties vaak tegen elkaar gezegd: ja, het zat eraan te komen. Maar hoe zou het zijn als we dat niet meer achteraf hoefden te constateren, maar het in real-time konden zien ontstaan? Als spanning niet iets was wat zich ‘opbouwde’, maar iets dat intra-actief groeide in de dynamiek tussen haar, ons, de ruimte?
De groepsleiding gaf via de telefoon door dat ze er over twee minuten zouden zijn. Ik kon niet voorspellen hoe het zou gaan. De keer dat mijn lokaal werd verbouwd zat nog vers in mijn geheugen. En dus begon ik te bewegen, om de situatie in een richting te laten stromen die ruimte gaf.
Als eerste ging ik bij Rosha zitten. Haar autisme maakte dat ‘afwijken van het plan’ geen kleine verandering was, maar een fundamentele verstoring. ‘We gaan naar buiten,’ zei ik. ‘Ook al is het nog geen pauze.’ Mijn woorden moesten precies goed vallen. Niet te abrupt, niet te zacht. Het woord ‘veiligheid’ was een sleutel. Niet om iets te verklaren, maar om een ingang te bieden in haar systeem. Ik zag het moment waarin het besef insloeg. De stilte waarin de betekenis viel. Ze stond op en ging.
Ik gebaarde de rest van de klas haar te volgen, een subtiele verschuiving van energie, een beweging die ik niet forceerde maar uitnodigde. Wenkte hen en maande hen om sneller te lopen, net genoeg urgentie om het serieus te laten voelen, niet genoeg om paniek te zaaien. Zelfs mijn meest tegendraadse leerling keek om zich heen, zag de situatie en besloot dat het een mooie kans was op een extra pauze. Een kleine zucht van verlichting ontsnapte me. Dit gedeelte ging goed.
Maar Heike?
Ze moest iets merken. Het kon niet anders. De klas die opstond, de verschuiving in ritme, de stilte die net iets anders klonk dan anders.
Maar ze reageerde niet.
Nog steeds diezelfde focus op het scherm, alsof ze haar positie in het geheel niet verstoorde. Alsof ze besloot dat de beweging om haar heen iets was waar ze niet bij hoorde. Of misschien, dat als ze stil genoeg bleef, ze zelf de omstandigheden niet hoefde te veranderen.
En ondertussen klonken de voetstappen van de groepsleiding in de gang.
Ik draaide me naar de deur om hen op te vangen.
Hét moment
Vier man sterk stonden ze daar. Ik schrok er gewoon van. Jee, als ík Heike was en me nu omdraaide, zou ik flippen, denk ik. De deur, de muur, het scherm, de houding van hun lichamen… alles stond even stil in een geladen spanning die bijna voelbaar was.
Maar Heike hield haar aandacht bij het scherm. Alsof ze nog even kon blijven in een wereld waar dit moment niet bestond.
Op fluistertoon bespraken we wie naar haar toe zou gaan. Hoe we ons bewogen was net zo belangrijk als wat we zouden zeggen. Te veel urgentie en het zou knappen, te voorzichtig en ze zou zich niet serieus genomen voelen.
Ik ging samen met een mannelijke groepsleider naar haar toe. Mocht het nodig zijn, dan kon hij ingrijpen. De ruimte tussen ons was nog onbepaald, een veld waarin de richting van de spanning nog kon verschuiven.
Aan haar rechterzijde zakte ik door mijn knieën, net genoeg om op haar ooghoogte te zijn zonder haar te overvallen. Een minieme verschuiving in hoe we ons tot elkaar verhouden. Ik keek haar aan en zei:
“Heike, ik weet dat je me gehoord hebt toen ik vroeg of je de computer uit wilde zetten.”
Geen directe reactie. Maar de afwezigheid van een reactie ís een reactie.
Ik ging door.
“Heike, dit is een keerpunt, heb ik het gevoel. Volgens mij heb je behoefte aan een time-out op de groep.”
Dit keer geen stilte. Een ruk aan de stoel. De computermuis die tegen de muur vliegt. En haar stem, rauw en geladen:
“Godverdommese trut, je weet helemaal niet hoe ik me voel!”
En dat klopt.
“Dat weet ik ook niet, Heike,” zei ik. “Maar ik weet wel dat je minder problemen krijgt als je op de groep je woede eruit gooit. In je kamer, de tuin, op de time-out. Niet hier, niet nu. Ik heb overlegd met de groepsleiding en we willen je graag die kans bieden. We denken dat jij snapt dat je beter voor jezelf kunt kiezen.”
Een fractie van een seconde leek niets te bewegen.
En toen, een microbeweging…. een verschuiving van energie. Een subtiele overgang tussen tegenhouden en toestaan.
Ik gaf een kort knikje naar de groepsleider. Hij stapte een halve stap achteruit. Ik draaide me iets weg van haar, net genoeg om de ruimte tussen ons te vergroten zonder haar los te laten.
En daar was hij. De zucht.
De muisklik van de computer die uitgaat.
De stoel die langzaam achteruit schuift.
Een vertraging, alsof het moment niet direct wil toegeven aan wat zich al had ingezet.
Heike sjokte naar haar plek, pakte haar schoolwerk, selecteerde het uit zoals ze altijd aan het einde van de schooldag deed. Nog altijd zonder ons aan te kijken liep ze voor ons langs, haar houding even gesloten als altijd. Maar iets was anders.
“Nou, komen jullie ook nog mee?” vroeg ze zonder op te kijken.
Twee groepsleiders haalden hun schouders op. De vrouw in het gezelschap gaf antwoord: “Ja, we komen mee.”
Een korte knik, een beweging van “we zien het wel”.
En samen liepen ze weg.
Hoe zou het gaan?
Mijn lessen gingen na de pauze gewoon weer verder. Alles leek zijn gang te gaan, alsof het moment van eerder zich had opgelost in het grotere ritme van de dag. Maar om 12 uur werd ik toch nieuwsgierig. Hoe was het op de groep gegaan? Was het gelukt om de spanning die zich had opgebouwd te laten afvloeien?
“Als een engeltje,” kreeg ik te horen.
Ze had genoten van de extra vrije tijd. Geen woede, geen weerstand, alleen ontspanning.
Er schoot een vervloeking door mijn hoofd. Dus tóch verkeerd ingeschat.
Ik baalde. Had ik haar spanning overschat? Was er überhaupt spanning geweest, of had ik iets geprojecteerd wat er niet was? Had het anders gekund?
Maar toen ik om 1 uur de jongeren weer op school ontving, merkte ik meteen dat er iets niet klopte. Heike was er niet.
Ik keek de leerlingen vragend aan, mijn blik gleed richting de buitendeur, alsof daar een antwoord te vinden was. Kino ving mijn blik op en zei:
“Die komen niet hoor, die zijn bezig met Heike. Ze is net geflipt door de opmerking van Jeroen.”
Mijn hoofd verschoof direct van zoeken naar begrijpen. Mijn blik scande de klas. Inderdaad, Jeroen miste ook.
Een verschuiving in tijd. De rust van eerder leek ineens iets anders te betekenen. Geen teken dat de spanning weg was, maar misschien juist dat ze zich ergens anders had verzameld, had gewacht op het juiste moment om zich alsnog vrij te maken.
De middag leek eindeloos te duren. Het ritme van de lessen ging door, maar onder de oppervlakte bleef er iets knagen.
Pas om 3 uur, toen ik voor de overdracht naar de groep liep, kreeg het moment zijn vervolg.
Ik werd met een grote glimlach ontvangen.
“Korte uitbarsting,” vat iemand samen. “Volgende keer gaan we de spanning direct opvoeren met verplicht extra kamer opruimen ofzo. Ze zat echt tegen de grens, want ondanks de extra rust was er weinig voor nodig…”
Nu lag ze te slapen op haar kamer. Blijkbaar was de spanning eindelijk ergens heen gegaan, kon haar lichaam zich overgeven aan iets wat eerder nog niet mogelijk was geweest.
Een moment van ontspanning, maar geen eindpunt. Rust als iets dat ontstaat, maar net zo goed weer kan verschuiven.
Verloren toekomst teruggevonden
Deze dag bracht een verschuiving in hoe we Heike begrepen. Niet alleen in onze aanpak, maar in hoe spanning, reactie en ruimte zich tot elkaar verhouden.
In de maanden die volgden leerde Heike haar spanning steeds beter herkennen. Niet als iets dat in haar zat, maar als iets dat zich in haar verwevenheid met de wereld opbouwde en ontlaadde. Soms nog onverwacht, soms met meer grip, maar altijd in een dynamiek waarin ze niet alleen hándelde, maar ook werd bewogen.
Het zou nog tijden duren voordat ze de woorden vond om aan te geven wat ze nodig had. Woorden kwamen niet als een plotselinge oplossing, maar groeiden samen met het vinden van andere uitlaatkleppen, andere manieren om spanning te laten stromen zonder te knappen.
Heike was binnengekomen als een meisje zonder toekomst. Een dossier vol voorspellingen die haar mogelijkheden leken vast te zetten: een leven in instellingen, geen afgeronde opleiding. Maar toekomst is geen vaststaand pad. Toekomst ontstaat, in elke kleine verschuiving, in elk moment waarin ruimte ontstaat voor iets anders dan wat vooraf leek bepaald.
Inmiddels beweegt ze zich in een wereld die groter is dan wij toen konden vermoeden. Ze functioneert beter dan we als begeleiding ooit hadden kunnen dromen, volgt zelfs met succes al enkele jaren een reguliere beroepsopleiding.
Wat een verandering.
Dát had ik nooit zonder mijn collega’s kunnen doen. Zonder een flinke dosis lef. En zonder de momenten waarop we durfden te zien dat verandering niet alleen in Heike zat, maar in hoe we haar de ruimte gaven om iets anders te laten ontstaan.