In deze blog neem ik je mee naar mijn cluster4-klas waar ik les gaf aan jongeren met gedrags- en/of psychische problemen.

Als ik een nieuwe leerling in de klas krijg, gebruik ik de eerste zes weken ter observatie. Ik wil leerlingen met zachte hand meenemen in de routine van de klas en de regels die gelden. Deze jongen – Paul – valt me direct op als een aanwezige leerling. Hij staat graag in het middelpunt van de belangstelling. Daarnaast is hij graag fysiek dichtbij en wil hij zijn medeleerlingen nog wel eens een knuffel of een stomp geven. Hiermee irriteert hij andere leerlingen.

Omdat Paul echter niet doorheeft wat zijn gedrag met hen doet, kan hij zich oprecht gekwetst voelen als leerlingen zich vervolgens van hem afkeren. Zo komt hij vaak bijna in tranen aanlopen, omdat ze hem hebben uitgescholden of weggestuurd. Hij heeft op dat moment werkelijk geen idee wat hij heeft fout gedaan….

PDD NOS-ers lijken vaak verbaal sterk, maar ondertussen blijken ze niet echt te begrijpen wat ze zeggen. Paul noemt iedereen ‘leugenaar’. Hij heeft niet door wat de precieze betekenis is van het woord en gebruikt het alleen als hij zich geen raad weet in een situatie. Door dit woord te zeggen tegen zijn medeleerlingen reageren ze boos (wat voorspelbaar is en waar hij mee om kan gaan) of ze reageren gelaten en beginnen over iets anders (degenen die hem beter kennen). Door over iets anders te beginnen, heeft hij de kans om opnieuw weer iets te snappen van waar het om gaat.

Ik kan het niet alleen
Gedurende de eerste weken ben met name bezig Paul af te schermen voor zijn medeleerlingen, hem uitleg te geven en te zorgen dat hij rustig wordt als hij het gevoel heeft ‘dat hem iets was aangedaan’. Ik besef gedurende deze tijd dat ik de groep leerlingen nodig heb in het proces om hem in verbinding te brengen met zijn omgeving.

Ik stimuleer leerlingen om aan te geven als Paul iets zegt wat ze ‘niet leuk’ vinden en te vragen of hij wil stoppen met praten. Doet hij dit niet, dan mogen ze zonder waarschuwing weglopen of zelf iets gaan vertellen. Omdat hij immers in eerste instantie ‘niet meer in contact is’ is hun reactie een spiegel voor hem. Daarnaast gaan we werken met de woorden ‘stop’ en ‘hou op’ met het fysieke gebaar van hand opsteken als hij te dicht bij komt en over hun grenzen gaat. Omdat dit een zichtbaar teken is voor mij als docent, kan ik ingrijpen en hem even met me meenemen (soms letterlijk aan de hand) als hij niet stopt met zijn gedrag.

Een ander doel waar we aan werken, is ‘luisteren naar het antwoord van de ander’. Paul is vaak zo met zijn eigen dingen bezig dat hij niet hoort wat een ander zegt. Hij kan meerdere keren om een antwoord vragen, terwijl dat na de eerste keer al is gegeven. We gaan dit aanleren door hem – als hij een herhalende vraag stelt – strak aan te kijken en niets te zeggen, totdat hij vraagt wat er is. Dan wordt hem uitgelegd dat het antwoord al gegeven was en eventueel wordt het antwoord herhaald.

Aan de slag
Ik heb de klas uitgelegd wat PDD NOS inhoudt. Ik heb wat voorbeeldjes gegeven van wat kinderen met PDD NOS moeilijk vinden en hoe dit zich uit in het gedrag van hem. De leerlingen beginnen twijfelend, maar al snel volgen de verbluffende resultaten. Paul ‘ luistert’ goed naar het stop signaal en de opgestoken hand. Het duurt echter bijna twee maanden voordat hij geleerd heeft op de ander te letten vóórdat ze deze sterke signalen gaven. Ik denk als docent een paar keer dat het niet goed zal gaan, omdat enkele van zijn medeleerling een agressieve stoornis hebben en hun ‘stop’-teken op een niet zo sociaal wenselijke manier geven. Echter, Paul reageert enkel op de inhoud van hun woorden en niet op de manier waarop ze het zeggen. PDD-NOS heeft ook z’n goede kanten…

Hij reageert daarnaast met name de eerste week sterk op de non-verbale communicatie van de ander. In stilte tegenover hem staan, omdat het antwoord al gegeven is, zet zijn wereld op z’n kop. Maar na de eerste week lijkt het alsof Paul al meer ‘verwacht’ dat er een antwoord zal komen en is hij er meer op gericht. Hierdoor gaat hij beter luisteren en wordt de communicatie voor het eerst in zijn leven tweerichtingsverkeer. En hoewel Paul eerst lijkt te schrikken van het weglopen, beseft hij nu dat als hij doorpraat, mensen niet meer naar hem luisteren. En dat hij dus op dient te letten op signalen die aangeven wanneer hij moet stoppen. Wat een wereld van verschil!

Ik luisterde niet altijd maar soms ook wel…
Bij het afscheid van een leerling uit de klas wordt diegene de mogelijkheid geboden om een schriftje te maken en daar iets in te laten schrijven door de klasgenoten. Zo ook een meisje dat enkele maanden met hem in de klas heeft gezeten. Ze start haar rondje en staat even later met tranen in haar ogen voor mijn bureau. Ze vraagt me te lezen wat Paul zojuist voor haar heeft geschreven:

“Vanaf het eerste moment in de klas voelde ik een bijzondere band tussen ons. Je heb me altijd geprobeerd te helpen. Ik luisterde niet altijd, maar soms ook wel. Daar zal ik nog aan denken! Ik ga je bellen (heel vaak dan word je weer gek van me) en hoop je snel te zien. XXX”

Hoe mooi is dat? Dat iemand dat zoveel moeite heeft met contact leggen, juist door het proces dit te leren en dit te delen, een medeleerling tot tranen roert. Dáár word ik nou door geraakt….