Er is een groep. Een trainer. Een korte uitleg en een oefening. En dan, op enig moment een deelnemer die dapper genoeg is om aan te geven de oefening lastig te vinden. Bij navraag van de trainer blijkt het geen onwetendheid of onkunde bij de deelnemer te zijn maar angst het verkeerd te doen. En dan – bijna elke keer opnieuw zie ik het gebeuren – in een split second is het pijnpunt openbaar blootgelegd en gekoppeld aan een individueel leerpunt. Bij therapie dé ingang om aan het werk te gaan. Bij training hét recept voor (mogelijke) onveiligheid en soms zelfs een nieuwe trigger voor degene die het overkomt.

Dit overkwam Michelle. Ze had zich opgegeven voor een workshop avond. En terwijl ze in de groep stond tussen een aantal onbekenden voelde ze ineens dat ze een oefening best lastig vond. Ze was enorm haar best aan het doen en het plezier ging eruit. Ze benoemde dit aan de trainer, die deze avond verzorgde onder het mom van ‘werkgeluk’ omdat ze besefte dat dit ook in haar werk voorkwam. Zou ze hier wellicht iets kunnen leren dat haar hielp in haar dagelijks leven om wat soepeler met onzekerheid om te gaan? 

Ze maakte kenbaar bij de trainer dat ze een vraag had en vertelde wat ze ervoer. Gelijk kreeg ze de wedervraag wat ze nodig had in deze setting. Wat haar geholpen had. En na een korte bevraging werd duidelijk dat ze minder streng voor zichzelf hoefde te zijn, minder geconcentreerd op ‘het goed doen’ en mocht ‘ontdekken hoe de oefening eigenlijk ging’ in plaats van het gelijk goed te doen. Een waardevolle uitkomst voor deze vraag. Zo lijkt het. Maar wat vervolgens gebeurde was precies waar Michelle me vervolgens aan de telefoon over vertelt.

Michelle heeft interesse in de opleiding Vakspecialist Playfulness, juist omdat het thema onzekerheid, falen in de ogen van anderen en perfectionisme haar zo raakt en ze er graag op een luchtige manier met mensen mee aan de slag wil. Maar deze ervaring uit het verleden zit haar dwars. Als mensen zich zo gaan voelen in een oefening wil ze niemand dit aandoen. Zo wil zij geen trainer zijn. Ze wil juist dat mensen zich beter en zekerder gaan voelen! Dus neem ik de tijd om te horen wat haar was overkomen en hoe het voelt voor haar. 

Ze vertelt verder. Over haar gevoel na de interactie met deze trainer. Hoe ongemakkelijk en kwetsbaar ze zich had gevoeld. Openbaar tentoongesteld ten overstaande van alle anderen. Ze vroeg zich af wat zij over haar gedacht zouden hebben naderhand. Ze had het ook niemand durven vragen en was gelijk na afloop weggegaan. Op mijn vraag of anderen ook hun ervaring hadden durven delen was ze eerst stil geweest. ‘Nee’ zei ze uiteindelijk nadat ze er een tijdje over had nagedacht. ‘Er hing een beetje een vreemde sfeer, alsof er meer werd nagedacht’ vertelde Michelle me in een poging het te beschrijven. 

Ik luister naar haar verhaal en hoor de emotie in haar stem. Ondanks dat het jaren geleden is raakt het Michelle nog altijd wanneer ze erover vertelt. Nadat ze is uitgesproken vertel ik dat ik het herken. Dat er zelfs een dag in de training zit waarbij ik specifiek met dit thema aan de slag ga. Waar het namelijk over gaat is de expliciete invulling van je rol als trainer en de veiligheid die je hiermee brengt. In het voorbeeld van Michelle reageerde de trainer zoals een therapeut zou doen en nam ze niet de trainersrol in die ze had, want dat was wat er in deze workshop gebeurde. Ik legde Michelle aan de telefoon het verschil rustig uit.

Wat is de rol van een trainer?

Als trainer biedt je ruimte om te experimenteren en leren, mogen deelnemers oefenen met ander gedrag. Hierbij hoeft iets niet meteen ‘te werken’ of ‘handig te zijn’ maar mag er vooral ontdekt worden wat het effect is (lees ook deze blog). Alle vragen mogen gesteld worden en niets is te gek. En wanneer iemand aangeeft dat iets spannend is dan kijk je de rest van de groep aan en vraagt ‘wie herkent dit ook?’ Als trainer is het je doel om gevoelens te normaliseren, zodat er zo min mogelijk aandacht op de persoon zelf en zoveel mogelijk op de te leren vaardigheid is gericht. Er is wel degelijk ‘inzicht’ maar omdat er verklarend en uitnodigend mee omgegaan wordt ontstaat er ruimte en een lach (lees deze blog van een deelnemer)

De rol die een trainer heeft is daarmee anders dan die van een therapeut, waarbij iemand juist nog inzicht dient te krijgen in diens eigen gedrag. Iemand die bij een therapeut komt is zich bewust van spanning, vermoeidheid, opzien tegen een activiteit of samenzijn maar heeft onvoldoende zicht op de eigen reacties in het moment en daarmee ook te weinig regulatievermogen. De vlecht- en vluchtgevoelens worden daarmee onbewust steeds opnieuw als ‘de waarheid’ gevolgd. Ik voel me zo en dus ís het zo, is de onbewuste overtuiging. Observaties bespreek je met je cliënt zodat ze inzicht krijgen in hun emoties en daarmee grip op gedragsverandering in de praktijk.

Een trainer ziet ook veel bij de deelnemers, bijvoorbeeld dat iemand:
* veel tikt / beweegt / plukt of juist ineengedoken zit;
* vrolijk doet ook al is hij/zij dat niet of zijn/haar emoties weglacht;
* zich wat achteraf opstelt of anderen voor laat gaan;
* niets in de groep zegt maar wel tegen de buurman/vrouw;
* in de pauze meer lijkt te ontspannen dan tijdens de les;
* zich onzeker voelt of fouten maken vermijdt;
* veel vragen stelt en controle probeert te houden.

En wellicht merkt deze trainer ook bij zichzelf op dat hij/zij het alle deelnemers gunt om zich gewoonweg lekker in hun vel te voelen. En toch… één opmerking hierover en in een split second is alle veiligheid uit het moment weggenomen. Zoals ook gebeurde bij Michelle. Hoe kan dat nu? Wat is er gebeurd? Wat maakt de rol van trainer en therapeut zo anders? 

Als trainer werk je met groepen. En in een groep gelden anderen regels dan in een één-op-één setting. In de groep is het de bedoeling te experimenteren en gevoelens te normaliseren zodat iedereen kan ontspannen in aanwezigheid. Als trainer benoem je gedragsverandering op een trigger dus niet als individuele ingang. Een trainer pakt bijvoorbeeld emotionele signalen ook eerder als persoonlijke aanwijzing op en verandert het eigen gedrag zodat de groep weer veilig wordt en een deelnemer minder snel getriggerd wordt. De trainer zorgt dus vooral voor voldoende uitleg, aansluiting, tussenstapjes en oefenmomentjes. Alles in het kader van uitwisseling en normalisering.  

Wat werkt goed in een groep?

Als trainer heb je geleerd om altijd te zoeken naar het eerste veilige stapje dat gezet kan worden (of waarin de groep wil en kan bewegen (lees ook deze blog over ‘de vier’ daarvoor). Je ‘schakelt’ zo met deelnemers van onveilig naar ‘dat wat wel kan’. Hoe je dat doet hangt af van de context: het moment, de groep en de situatie dus. Er zijn verschillende mogelijkheden die je kunt doen om een situatie veiliger te maken en de deelnemers betrokken te houden wanneer ze door angst liever terugtrekken of ‘doorknallen’, zoals onder andere:

Zet je lichaam in als middel: Je kunt mensen activeren bij de aankondiging van een opdracht. Je steekt dan bijvoorbeeld twee handen omhoog als je graag mee wilt doen (of wilt voordoen) en slechts eentje wanneer je liever kijkt. Zo blijf je als deelnemer altijd actief betrokken en ‘doe je mee’. Door dit meedoen krijgt je lijf krijgt al een seintje van veiligheid. En wordt het een volgende keer makkelijker om net een iets grotere rol te pakken. 

Zet je communicatie in als middel: Lijkt een deelnemer het eng te vinden om mee te doen dan kun je de sfeer breken met een grapje door te zeggen ‘dat je wel héél erg je best moet doen want dat je leven ervan afhangt’. Deze provocatieve aanpak werkt overigens alleen met liefde in je hart en een glimlach om je mond. 

Zet het feedbackproces in als middel: Wil een deelnemer liever helemaal niet meedoen vraag dan om een ‘betrokken vorm van afhaken’. Vertel bijvoorbeeld als deelnemer aan de zijkant na afloop van de interventie wat je zo goed aan de acties van de anderen vond.

Als trainer zaken bespreekbaar maken:

Hoewel je dus mag zorgen voor veiligheid én veralgemenisering om zaken bespreekbaar te maken is dit natuurlijk wel je doel als trainer. Juist ‘fouten durven maken’, ‘omgaan met ongemak’ en ‘anders reageren op stress’ zijn vaardigheden die hierbij geleerd en dus besproken worden. Vraag daarom na een interventie wat de deelnemers hebben gevoeld en ervaren. Of benoem zelf (minimaal drie) dingen die je bij verschillende deelnemers hebt zien gebeuren. Sommige gedragingen in de groep zijn zo opvallend dat het bijna onnatuurlijk is wanneer je ze niet benoemt. Heel hard lachen bijvoorbeeld. Of gaan huilen. Niet om de betreffende persoon het onder de neus te wrijven, maar wel omdat het goed is voor de interne opmerkzaamheid. Je kunt er gerust bij vertellen dat je er enorm van hebt genoten. Of dat het ze zo mooi menselijk maakt. Je merkt als trainer dat je veiligheid en openheid rondom kwetsbaarheid creëert wanneer je groep steeds losser wordt, meer durft te proberen, meer lacht (!) en steeds meer open uitwisselt met elkaar

Levels of Care

Via Michael Neill leerde ik van de ‘Levels of Care’. Het laagste niveau is ‘pity’. Medelijden ervaar je wanneer jij voelt dat jij het beter hebt als de ander. Niet handig om dit in te zetten als trainer lijkt me. Het volgende niveau is ‘sympathy’ waarbij we begrijpen dat we het ook zouden kunnen doormaken maar blij zijn dat wij daar nu niet staan. Het derde niveau is compassie. Nu voelen we dat er een gedeelde menselijkheid is. Een gevoel van ‘ik ken dat gevoel waar jij nu zit en ik kom je helpen’. Alsof je bereid bent even mee ‘in de put te gaan zitten’ omdat je weet hoe je er weer uit komt. Het vierde niveau is het gevoel van ‘equality’ oftewel gelijkheid. Er is geen ‘als zij zouden begrijpen wat ik begrijp’, er is geen superieurheid. Er is alleen maar menselijkheid. Een herkenning dat we vanbinnen allemaal hetzelfde zijn. Dat we worstelen met hetzelfde. Dat is het mooiste niveau van zorg. Er is niemand beter. Er is niemand die nog iets te leren heeft. Er is alleen een vorm van menselijk samen zijn. Hoe fantastisch zou het zijn om dit hoogste niveau in onszelf te vinden? Om zo het meeste aan een ander te kunnen geven? Om op deze wijze ‘met een ander te kunnen zijn’? Die ander heeft recht op de beste jij. De versie die vrolijk is, angstig is, en teleurgesteld. En af en toe boos. Want dat is het leven. Dat hoort er gewoon bij. Daarbij kunnen zijn en dat laten zien aan anderen terwijl je hen uitdaagt het leven volledig te omarmen is de mooiste vorm van ‘zijn’. 

Conclusie:

Een trainer of coach is in mijn ogen dus geen therapeut. Hij/zij werkt vanuit de overtuiging dat emoties menselijk zijn en dat we als mens mogen leren om hier goed mee om te gaan. Dit normaliseren kan met bijvoorbeeld elke dag een oefening in je klas of een wekelijks uurtje lefspier-plezier met wat vrienden. Je creëert daarmee een nieuwe omgeving en leert je brein zichzelf te herprogrammeren. Geen therapie dus, en ook geen ‘in deze korte workshop verander ik je leven’ aanpak maar oefening. En daarnaast natuurlijk ook aan de slag met jouw rol als begeleider of trainer en te leren processen hierin!

Nadat ik dit alles besprak met Michelle (die overigens niet echt zo heet – alle gebruikte namen in mijn blogs zijn vanwege privacy gefingeerd -) zuchtte ze diep en hoorde ik de spanning uit haar stem wegvloeien. Had ik dit maar eerder geweten, zei ze. Dan had ik niet al die jaren gelooft dat het aan mij lag. Dan had ik bij andere trainers opener durven zijn. En wellicht ook meer workshops bezocht. 

Een glimlach verscheen om mijn mond terwijl ze dit vertelde. Gevoelens normaliseren…. daaronder hoort wat mij betreft ook uitleggen hoe situaties ontstaan en hoe mensen (onbedoeld) soms anders overkomen. Ik doe het graag. Het trainerschap zit wat dat betreft bij mij in mijn bloed. En net zoals Michelle vertel ik er jou ook graag meer over. In de Vakspecialist Playfulness opleidingen is er alle ruimte voor!