In de Westerse samenleving zijn we dol op innovatie. Op grote plannen, inspirerende visies, nieuwe strategieën die verandering beloven. Innovatiecongressen, brainstormsessies, design thinking workshops… het zijn allemaal pogingen om de toekomst beet te pakken, vorm te geven, sneller, beter, slimmer te worden.
Maar als je goed kijkt, zie je dat de meeste échte vernieuwingen niet ontstaan uit plannen. Niet uit protocollen, niet uit gepolijste PowerPoints. Ze ontstaan uit iets veel eenvoudigers, iets veel minder grijpbaars. Namelijk de bereidheid om mens te zijn, midden in wat nog niet bekend is.
Wie werkelijk vernieuwt, forceert niet. Wie werkelijk vernieuwt, ademt mee met wat zich aandient. Niet door de controle te verliezen, maar door hem nooit als doel te stellen. Ik leerde het destijds toen ik les kreeg van een cliniclown. Hij liet me zien hoe we door het stellen van doelen juist het momentum verliezen. Het hier en nu, waarin de volgende stap zich openbaart.
Ik wilde deze beweging in mezelf volgen en zag hem niet langer terug in de organisaties waar ik werkte. Dus startte ik voor mezelf destijds. Wellicht herken jij het ook? Dat in een roep om vernieuwing en verbetering en kostenbesparing structuren nóg gedetailleerder worden. Meetbaarheid nóg belangrijker. En controlemechanismen nóg scherper worden ingezet.
Innovatie wordt zo ironisch genoeg het verlengde van angst. De angst om te falen. De angst om grip te verliezen. De angst om kwetsbaar te zijn in een wereld die razendsnel beweegt.
Maar echte verandering laat zich niet afdwingen. Dat vraagt namelijk om een andere moed: de moed om aanwezig te blijven in onzekerheid. De moed om af te wijken van het script als de ontmoeting iets anders vraagt. De moed om niet altijd zeker te weten of je wel op de goede weg bent. En dat soort moed groeit niet uit training of protocollen. Dat groeit uit mens-zijn.
Wat gebeurt er als we onszelf toestaan om gewoon aanwezig te zijn, niet als functiehouder, maar als mens? Als een docent die voelt dat een leerling niet alleen kennis nodig heeft, maar vooral iemand die hem ziet. Als een hulpverlener die intuïtief aanvoelt dat nu even niets zeggen belangrijker is dan nog een behandelplan afwerken. Als een leidinggevende die een gesprek niet afkapt omdat de agenda roept, maar blijft bij de stilte die voelende wijsheid geboren laat worden. Als een bestuurder een spontane actie niet meteen afkeurt, maar herkent als een daad van morele moed.
In die momenten van gewoonweg even ‘zijn’ ontstaat de ruimte waar echte vernieuwing geboren kan worden. Niet omdat iemand het bedenkt, maar omdat het leven zelf iets in beweging zet. Als we onszelf toestaan om volledig mens te zijn in ons werk, dan gebeurt er iets merkwaardigs. We worden creatiever zonder ons uit te putten. We worden relationeler zonder onze grenzen te verliezen. En we worden vernieuwers zonder te vervreemden van wie we zijn.
Misschien is dát wat nu van ons gevraagd wordt: minder forceren, meer verschijnen. Minder bedenken, meer belichamen. Minder pushen, meer uitnodigen. Want wat echt leven wil, heeft niet onze beheersing nodig. Alleen onze bereidheid om aanwezig te zijn. Zacht. Open. Nog even zonder verhaal.