We zijn opgegroeid in de logica van het plan. Doelen formuleren, stappen uitschrijven, voortgang monitoren, successen meten. In onderwijs, in de jeugdzorg, in de ggz: overal wordt verwacht dat we van tevoren weten waar we naartoe gaan, hoe we er zullen komen, en hoe we onderweg kunnen bewijzen dat we niet verdwaald zijn.

Plannen geven veiligheid. Plannen geven legitimiteit. Maar wat als juist die plannen ons verhinderen om werkelijk te doen wat nodig is? Wat als echte verandering, echte zorg, echt leren niet uit complete plannen voortkomt maar uit de moed om met incomplete plannen te werken?

De werkelijkheid houdt zich immers niet aan draaiboeken.

Een leerling verandert niet volgens protocol. Een jongere in de jeugdzorg herstelt niet lineair van probleem naar oplossing. Een mens die worstelt met psychische pijn beweegt niet langs keurig opgedeelde behandelstappen. De werkelijkheid is weerbarstiger. Onvoorspelbaarder. Rijker ook.

En hoe strakker we de plannen trekken, hoe groter de afstand wordt tussen papier en praktijk. Professionals weten dit al lang.
Ze zien het in de klas, in de behandelkamer, op de werkvloer. Ze weten dat wat ertoe doet, vaak niet in de beleidsnota staat. Voorspellen kan, net als bij het weer, maar slechts voor korte periodes vooruit. En toch blijft de druk bestaan om alles te kunnen verantwoorden, alles in schema’s te gieten. Alsof we pas echt werken als we kunnen laten zien dat we werken.

Daarom moeten we wellicht niet álle plannen loslaten. Maar ze simpelweg minder dichttimmeren. De kracht van incomplete plannen omarmen. Een incompleet plan is een plan dat zegt: We weten iets, maar niet alles. We kiezen een richting, maar blijven luisteren onderweg. We maken ruimte voor wat we nu nog niet kunnen voorzien en komen erop terug.

En dan dus níét inzetten op het ’turfbaar maken’ van die incheckmomenten. Dáár gaat het niet om. Het is juist het leren voelen in de bewegende alledaagse werkelijkheid waar er iets nieuws wil verschijnen als het de ruimte krijgt. Het gaat niet om een whiteboard met post-its, maar durven te blijven in onzekerheid. En voelen wat daar wil ontstaan. Zodat je de plannen die je had in het moment bij kunt sturen. Je ego opzij kunt zetten. Professioneel kunt doen wat de situatie van je vraagt.

Incomplete plannen zijn geen gebrek aan professionaliteit. Ze zijn een teken van volwassenheid. Ze erkennen dat het leven zich niet laat vangen in stappenplannen. In de praktijk betekent dit dat een onderwijsplan ruimte laat voor de eigenheid van leerlingen. Dat een zorgtraject openstaat voor veranderende behoeften. En een samenwerkingsverband niet vastloopt in structuren maar flexibel kan bewegen als de realiteit daarom vraagt. De jongere vóór het geld stellen, in plaats van andersom.

Incomplete plannen zijn geen zwaktebod. Ze zijn een diepe vorm van respect: voor de complexiteit van het leven, voor de autonomie van de ander, voor de dynamiek van echte groei.

Mensen zijn namelijk geen projecten. Leren is geen productieproces. Heling is geen rechte lijn. En als we blijven vasthouden aan complete plannen, dwingen we mensen zich te plooien naar systemen die hen niet langer dienen. Dan verliezen we de flexibiliteit om echt aanwezig te zijn bij wat zich aandient. Dan verliezen we de mogelijkheid om te improviseren. Verliezen we pedagogische tact.

Incomplete plannen geven die ruimte terug. Ze herstellen de mogelijkheid om onderweg te leren, bij te sturen, samen te groeien. Ze maken professioneel falen niet tot eindpunt, maar tot onderdeel van het proces. Ze erkennen dat wat nu niet voorzien kan worden, morgen wel eens de sleutel tot echte verandering kan blijken.

Misschien is het tijd om de kunst van het onvoltooide weer te leren. Want echte groei, echte zorg, echt leren ontstaat niet uit sluitende plannen maar in de ruimte waar niet alles dicht getimmerd was. Als een plantje dat opbloeit in een trottoir vol stenen…