Ons lichaam. Dat ding waar we ons soms liever van los zouden maken. Dat moe wordt, pijn doet, te traag is, te snel, te veel wil of juist te weinig. Het lichaam, dat altijd iets lijkt te eisen, rust, beweging, aandacht of wat dan ook, terwijl de wereld gewoon doorgaat.

Maar wacht. Wat als we het verkeerd zien?

“The body is not a burden; it is your gateway to the cosmos. When you embrace its wisdom, you unlock an intimacy with life that connects you to the infinite.” – Shai Tubali

Het lichaam als poort. Als iets dat ons niet afremt, maar opent. Niet een begrenzing van wat we kunnen, maar de voorwaarde voor alles wat we ervaren. Want waar begint ‘jij’, precies? Bij je huid? Je zenuwen? De warmte van de zon op je gezicht? Het moment dat een hand op je schouder rust en je ontspant?

We denken vaak dat we ‘in’ een lichaam zitten, alsof het een huls is die ons draagt, een voertuig waarin we moeten leren functioneren. Maar we zijn lichaam. We denken, voelen, reageren in en door onze fysieke vorm.

Je bent niet ‘je hoofd dat een lichaam heeft’. Je bent een ademhaling, een ritme, een stroom van sensaties die nooit alleen van jou zijn. Je hoort niet in de wereld, je ontstaat in de aanraking met haar. En als je dát doorziet, wordt het lichaam geen beperking meer, maar een doorlopend gesprek met alles om je heen.

Het ruwe en het zachte. Het pulserende en het verstilde. De manier waarop je voeten de grond raken, de zuurstof die je longen vult. Alles is een continuüm van ontmoeting tussen jou en de rest van de werkelijkheid. En dan kun je misschien ook zien dat ons lichaam niet iets naars is, maar een doorgang.

En dan is er alleen nog maar de uitnodiging om binnen te stappen.