“De les verliep prima, maar ze deden er niets mee.” Je kent die uitspraak wellicht wel als je in het onderwijs werkt.

Als docent kan het frustrerend zijn. Je hebt een les zorgvuldig voorbereid. De uitleg was helder, de structuur klopte, je checkte tussendoor of iedereen het begreep. Interactie genoeg: vragen, reacties, zelfs een paar kritische opmerkingen. Er was betrokkenheid. En toch, een paar dagen later blijkt dat de stof nauwelijks is blijven hangen. Of aan het einde van de periode vallen de toetsresultaten ineens tegen. En dat je als docent jezelf vertwijfeld afvraagt waar je het eigenlijk allemaal voor doet.

Het voelt alsof er een kloof is tussen wat jij aanbiedt en wat bij hen binnenkomt. Je hébt het ze uitgelegd. En ze hebben op zich tijdens de lessen ook goed meegedaan. Maar waarom nemen ze het dan niet mee?

Maar dat impliceert bijna alsof er een punt is waar de interactie stopt. Een moment waar jij als docent jouw deel hebt gedaan en het vervolgens aan hen is om ‘er iets mee te doen’. Wat nu als die kloof een illusie is?

Oké, ik geef toe. Het is verleidelijk om zo te denken. Het lijkt immers alsof jij een boodschap zendt en leerlingen die ontvangen. Jij bereidt iets voor, zij nemen het op. Er is een interactie: je stelt vragen, zij antwoorden, er wordt gelachen, misschien een discussie. Je voelt betrokkenheid. Maar deze interactie verhult wat er écht gebeurt en waar het herinneren van kennis over gaat. Niet een overdracht van kennis, maar een voortdurende beïnvloeding, waarin wat betekenis krijgt in het moment van de ontmoeting wordt gevormd.

Kennis gaat over zinvolheid, en wat dat is ontstaat in het moment

Dit betekent dat de lesstof niet op zichzelf staat. Dat het niet simpelweg ‘gegeven’ en ‘opgenomen’ wordt, maar pas betekenis krijgt door hoe er in het moment op wordt gereageerd. Een les over politiek of ethiek? Dat is niet zomaar een reeks begrippen en voorbeelden. Die les wordt anders afhankelijk van de klas, de energie in de ruimte, de associaties die worden opgeroepen.

Veel docenten zien zichzelf als de kennisbron: ze bezitten de informatie en geven deze door aan de leerlingen. Hierdoor lijkt het alsof kennis een extern iets is dat losstaat van de les. In werkelijkheid ontstaat kennis in het moment door de manier van vragen, reacties en hoe de stof zich ontvouwt in het contact.

Neem de vragen die je stelt. Je denkt dat ze bedoeld zijn om kennis te checken, maar in feite vormen ze al mee hoe leerlingen zich tot het onderwerp verhouden. Vraag je: “Waarom is vrijheid belangrijk?”, dan schep je een opening waarin verschillende perspectieven mogelijk zijn. Vraag je: “Waarom moet je vrijheid beschermen?”, dan heb je al een richting gegeven.

Net zoals de docent niet de kennisbron is, zijn de leerlingen geen passieve ontvangers. In veel onderwijssystemen ligt de nadruk op luisteren, noteren, onthouden. Hierdoor lijkt het alsof leerlingen alleen iets ontvangen, maar in werkelijkheid bepalen zij met hun vragen, reacties, blikken en zelfs stiltes mee hoe een les zich vormt.

Het onderwijssysteem draait grotendeels op herhaling. Curriculum, toetsing, lesplannen, alles is gebouwd op het idee dat kennis stap voor stap wordt opgebouwd, alsof leren een optelsom is. Veel docenten werken met vaste leerlijnen en methodes, waardoor het lijkt alsof de inhoud buiten de klas al bepaald is. Maar hoe een onderwerp wordt ervaren en wat blijft hangen, is geen vaststaand gegeven. Het ontstaat in de dynamiek van de les.

De (ir)relevantie van een krantenartikel

Relevantie, daar lijkt het nu op neer te komen. En ik snap dat. Maar het idee dat je ‘betekenis geeft’ door de stof te koppelen aan de actualiteit, impliceert nog steeds een vorm van overdracht: “Ik maak het relevant voor hen door een brug te slaan naar iets wat ze al kennen.”

Wat ik hier zeg, gaat verder dan dat. Het gaat er niet om dat jij als docent betekenis aanreikt. Het gaat erom dat betekenis niet los van de situatie kan bestaan. Je kunt actualiteit gebruiken, maar ook dat is slechts een onderdeel van de intra-actie. Want wat voor de ene klas werkt, hoeft voor de andere totaal niet te werken. Waarom? Omdat actualiteit niet op zichzelf ‘betekenisvol’ is, maar dat wordt in hoe de klas erop reageert. Een link met de actualiteit betekent niet automatisch dat de stof blijft hangen, hoe graag de makers van schoolboeken ons dit willen laten geloven. 

Een krantenartikel erbij pakken maakt de kennis niet ineens relevant voor hen als de manier waarop ze zich ertoe verhouden niet vanzelfsprekend voelt. Een student kan namelijk iets totaal anders meenemen dan wat jij dacht te benadrukken. Misschien wilde jij laten zien hoe ethiek werkt in de politiek, maar ontstond er een gesprek over de rol van media, of de manier waarop ze in hun eigen gezin discussiëren over dit soort onderwerpen.

Dat is de kern van intra-actie. Het idee dat er een objectieve ‘verbinding’ mogelijk is tussen lesstof en actualiteit veronderstelt dat betekenis vooraf bestaat, en dat jij als docent deze kunt blootleggen. Maar betekenis is altijd relationeel en altijd tijdelijk.

Dus nee, het is niet ‘gewoon’ een kwestie van koppelen aan de actualiteit. Het is zien dat de betekenis elke keer opnieuw ontstaat, afhankelijk van de klas, het moment, de sfeer, de reacties. Dat is wat een les tot les maakt. We kunnen wel denken dat onderwijs herhaalbaar is. Maar in werkelijkheid is élke les nieuw.

En dat verandert hoe je lesgeeft. Niet als een ‘verbinder’ die de stof aantrekkelijk maakt, maar als iemand die ruimte biedt voor het ontstaan van betekenis in het moment zelf.

Wat verandert er als je dit ziet?

Wanneer je inziet dat de les niet een overdracht is, maar een proces dat zich ter plekke vormt, verandert alles. Want dan kun je niet langer zeggen: “Ik weet wat ik wil overdragen, hoe de discussie rondom de lesstof zich ontvouwt, dat zien we tijdens de les, maar uiteindelijk geef ik elke klas dezelfde toetsopgaven.” Nu ja, dat kán wel, maar het leidt ertoe dat studenten gaan ‘leren voor de test’. Iets anders wordt relevant door toetsing en klaslokaalrealiteit uiteen te halen.

Wanneer je diepgaand begrijpt wat intra-actie is, stop je ook met denken dat een goede uitleg automatisch tot begrip leidt. Want wat speelde er bij de leerlingen nog meer mee? Zij hebben je kennis niet ontvangen als een blanco schrift. Ze maakten het voor zichzelf relevant door eigen voorbeelden erbij te halen of de lesstof te integreren in hun eigen levensverhaal.

Hoe kun je denken dat wie dit doet, ook automatisch heeft begrepen welke lijntjes jij met deze kennis hebt gemaakt? Welk kwartje jij wilde dat er ging vallen? Welke vorm van begrip je graag mogelijk had gemaakt? Je ziet in dat een leerling niet simpelweg iets ‘wel of niet begrijpt’, maar dat begrip wordt beïnvloed door hoe het onderwerp in dat moment verschijnt.

Je realiseert je daardoor dat een ‘goede’ les per definitie niet bestaat. Omdat ‘goed’ afhankelijk is van wat op het moment, in de groep, relevant werd geacht. En bovendien is deze ook niet herhaalbaar, omdat betekenis steeds opnieuw ontstaat. Je kunt je wel afvragen “Waarom dit vorige week wél werkte en nu niet?” maar die vraag is irrelevant. Het hele punt is namelijk dat je het niet kúnt controleren, want een les is geen herhaalbaar product. Onderwijs is geen machine. Het is een levend proces.

En het belangrijkste: Je snapt waarom een leerling niet ‘meeneemt’ wat jij aanbiedt. Niet omdat hij niet wil. Niet omdat hij niet oplet. Maar omdat kennis en ervaring niet op dezelfde manier blijven bestaan buiten het moment waarin ze ontstaan. Wat in de klas gebeurt, is niet een opstapeling van losse lessen. Het is een voortdurende beweging waarin betekenis ontstaat, oplost, opnieuw verschijnt. Dus, hoe zorg je dat ze het ‘meenemen’?

Niet door harder uit te leggen. Niet door extra herhaling. Maar door in te zien dat wat je onderwijst niet losstaat van de situatie waarin het verschijnt…… en daar bewust mee te spelen!