“We willen graag aanbod dat aansluit bij onze interesses”. J. kijkt me met een open blik aan, en ik knik terwijl ik haar opmerking opschrijf. Ze vervolgt: “En we willen graag zelf keuzes kunnen maken, zelf bepalen of je ergens aan gaat deelnemen.” Opnieuw knik ik en noteer haar opmerkingen. M. vult J. aan: “Als we iets kunnen doen wat we interessant vinden, dan gaan we het ook doen.”
Het is een gewone dinsdagochtend, en ik zit met drie jongeren aan tafel bij Feniks Talentbegeleiding. Ik heb hen uitgenodigd om met mij in gesprek te gaan over wat ze denken, willen en nodig hebben. Af en toe schuift er nog een extra leerling aan om een opmerking toe te voegen of toe te lichten. Mijn vraag aan hen is hoe ik ervoor kan zorgen dat ze zich goed voelen en goed tot hun recht komen.
Terwijl ik een driehoek teken op het A3-vel voor me, met aan de hoeken de woorden ‘competentie’, ‘verbondenheid’ en ‘autonomie’, kijken de jongeren me aandachtig aan. Ik leg uit wat ik aan het doen ben en waarom ik deze basisbehoeften benoem. Ik verwijs naar de theorie van Deci & Ryan, waarbij competentie staat voor de wens om succes te ervaren, verbondenheid voor positieve relaties en autonomie voor ruimte om eigen keuzes te maken. Het vervullen van deze behoeften leidt tot welbevinden, zelfvertrouwen en groei. Het is duidelijk dat de jongeren hier ook behoefte aan hebben en dat dit een belangrijk aspect is in de doelstelling van Feniks. Wat me raakt, is hoe J. scherp benoemt dat vrijheid kan bijdragen aan zowel ondersteuning als onderdrukking van de behoefte aan autonomie.
Ze kijkt me aan en zegt: “Als mijn mentor kan uitleggen waarom iets goed voor me is of wat ik ervan kan leren, dan doe ik dat. Ik kan er ook voor kiezen om bijvoorbeeld tijdelijk mijn vrijheid op te geven, door te kiezen uit twee taken die ik allebei niet wil doen, als ik daarvan kan leren om in de toekomst beter om te gaan met dingen die ‘moeten’.”
De meeste jongeren die via PGB-begeleiding bij Feniks terechtkomen, hebben te maken gehad met situaties op school waarin hun basisbehoeften werden onderdrukt. Bijvoorbeeld door een leerstofaanbod dat niet aansloot bij hun hoge cognitieve intelligentie, of door een gebrek aan autonomie wanneer een docent aangaf dat ze eerst de basisstof moesten afronden voordat ze op een hoger niveau mochten werken. Dit leidde bij velen tot gevoelens van onveiligheid, verminderd functioneren, negatieve zelfbeelden en belemmerende gedachten. In de begeleiding van deze jongeren zien we vaak de gedragstendensen vechten, vluchten en bevriezen optreden wanneer hun basisbehoeften in het gedrang komen.
M. kijkt me intens aan terwijl ze vertelt dat we kunnen verwachten dat ze bijvoorbeeld “bij de groep komen zitten”, maar dat ze dit pas als prettig zullen ervaren wanneer ze van binnen het vertrouwen voelen om dit te doen. Ze benadrukt dat het geen zin heeft om je te richten op het gedrag als je ander gedrag wilt zien. “Kijk daarentegen eens naar wat we nodig hebben om dit te gaan doen”, voegt ze eraan toe met glinsterende ogen.
Tijdens het gesprek met de jongeren ga ik verder in op het feit dat hun behoeften en verlangens nauw verbonden zijn met hun denken, voelen en gedrag. Vrijheid, bijvoorbeeld, ervaren ze wanneer er keuzemogelijkheden zijn. Maar ook wanneer ze ervoor kiezen om die vrijheid “op te geven” om te leren hoe ze kunnen functioneren in een maatschappij die hen regelmatig beperkingen oplegt.
Ze benadrukken ook het belang van de peergroup. Een groep waarin ze gelijkgestemden ontmoeten, mensen met wie ze hun interesses delen, waar ze geen vooroordelen ervaren en waar iedereen accepteert zoals ze zijn. Tegelijkertijd beseffen ze dat ze niet de enigen zijn die soms worstelen in het leven. “Respect, veiligheid en vertrouwen zijn hierbij het uitgangspunt”, vat P. samen.
J. voegt eraan toe: “Ook voor onze mentor is dat belangrijk. Dat er iemand is die echt naar ons luistert en ons af en toe stimuleert om iets te doen. Iemand met wie we kunnen praten over de toekomst en tegelijkertijd werken aan kleine stapjes op korte termijn. Het is fijn om samen de weekplanning door te nemen en te horen: ‘Ik denk dat het goed voor jou is als…'”
M. herhaalt de belangrijkste punten in haar eigen woorden: “Zorg ervoor dat ik begrijp dat het goed is, dat is het belangrijkste. Ik houd er niet van als je je zin doordrijft. Ik wil vertrouwen hebben, want als ik dat niet voel, verzet ik me. Het is geen negatieve opmerking, het is een verzoek om samen naar de toekomst te kijken. Ik wil voelen dat je het beste met me voorhebt.”
Terwijl het gesprek ten einde loopt, blijven hun laatste opmerkingen in mijn hoofd hangen. Het besef dringt tot me door dat “die relatie” met een volwassene is wat ze zo hebben gemist op school. Het ontbreken van iemand die er echt voor hen was, die samen met hen keek naar wat ze moesten doen en waarom. Ondanks de ondeugende twinkeling in M.’s ogen, die al grappend voorstelt om deze aanpak te patenteren voor docenten, raakt het me dat de relatie met de docent misschien wel bepalender is dan welke methode of aanpak dan ook voor een hoogbegaafde leerling.
Terwijl ik de jongeren bedank voor hun openheid en tijd, voel ik een hernieuwde energie en toewijding om te zorgen dat zij zich gehoord, begrepen en ondersteund voelen. Ik besef dat het in mijn werk niet alleen draait om het aanbieden van passend aanbod en het bevorderen van autonomie, maar ook om het creëren van een veilige en vertrouwde omgeving waarin ze kunnen groeien en bloeien.
Kleine stapjes om een grote afstand af te leggen, dat is wat ik meeneem uit dit gesprek. Het is een nonduale benadering waarin ik niet alleen focus op de doelen en het resultaat, maar ook aandacht heb voor de behoeften en verlangens van de jongeren. Het gaat niet alleen om het bereiken van competentie, verbondenheid en autonomie, maar ook om het ervaren van welbevinden, zelfvertrouwen en groei.
Terwijl ik de tafel opruim en nadenk over de volgende stappen, voel ik me dankbaar dat ik de kans heb om een verschil te maken in het leven van deze jongeren. Ik besef dat mijn rol als begeleider verder reikt dan alleen het overbrengen van kennis en vaardigheden. Het gaat om het bieden van een veilige ruimte waarin ze zichzelf kunnen zijn, waarin ze zich begrepen voelen en waarin ze de vrijheid hebben om te ontdekken, te leren en te groeien.
Deze nonduale benadering zal ik blijven omarmen en integreren in mijn werk, wetende dat het niet alleen de jongeren ten goede zal komen, maar ook mijzelf als begeleider. Samen zullen we op weg gaan, stap voor stap, op zoek naar nieuwe mogelijkheden, groei en vervulling.