Het is één ding om relationeel te denken vanuit nieuwsgierigheid, zoals ik beschreef in mijn vorige blog. Vanuit adem. Vanuit ruimte om vragen te stellen. Maar wat als je in een vergadering zit en je wéét: dit klopt niet? Wat als je in een gesprek voelt dat je wordt buitengesloten, of onzichtbaar gemaakt? Wat als je woede voelt, of wanhoop, of dat vreemde gevoel dat je heel alleen bent terwijl je toch in gezelschap verkeert? En je beseft ook dat dit niet iets is wat je voelt omdat je een rotjeugd hebt gehad, maar simpelweg omdat hier een ‘normaal’ is waar jij buitenvalt. 

Dan voelt kritiek niet als zorg. Dan voelt het als overleven. Je zult maar degene zijn met een andere levensvisie. Met een opleiding die buiten de dominante kaders valt. Iemand die net buiten de grapjes en referenties leeft, omdat je twintig jaar jonger of ouder bent dan de rest. Of de enige die de moed heeft om het ongemakkelijke onderwerp op tafel te leggen, waar iedereen omheen beweegt.

Dan is er geen zachte blik. Dan is er alleen een schrijnend verschil, en een lijf dat zegt: tot hier.Juist dán vraagt het leven iets van je. Niet om te vergeven en vergeten. Niet om te zeggen dat je ervaring er niet toe doet. Maar om niet te sluiten.Als je aan de kant van de pijn zit en een duidelijk nee ervaart op wat jij inbrengt, gewoon door wie je bent, dan is dat geen vergissing. Dat is niet iets wat je moet overstijgen of spiritueel moet inkapselen. Dat is een verschijning. Iets wordt zichtbaar. Niet alleen in jou, maar door jou heen.

Laat die pijn bestaan. Niet als waarheid, maar als grens. Als verschuiving in het weefsel. Als iets wat vertelt: hier, precies hier, vraagt de wereld om gezien te worden.
De verleiding is groot om die grens meteen te vertalen naar positie. Ik ben degene die het ervaart. Die voelt. Die ziet hoe het zit. Die weet dat het anders moet. Maar zodra dat gebeurt, stolt de pijn. Wordt ze identiteit. Sluit ze zich af voor relatie. Je staat dan niet meer in verbinding met de ervaring, maar in verzet tegen het andere. En precies daar sterft de beweging.Wat als je in plaats daarvan de pijn ziet als lens? Als snede waarlangs iets zichtbaar wordt dat eerder niet kon verschijnen? Dan wordt het geen bezit. Dan wordt het een portaal. In plaats van spreken vanaf de wal, waar het veilig is en overzichtelijk, kun je spreken vanuit het snijvlak. Je hoeft geen neutrale buitenstaander te zijn. Maar je kunt wel zeggen: door wat ik nu voel, wordt dit zichtbaar. Laten we daar niet van wegkijken.

Doordat ik voel dat mijn creativiteit er niet mag zijn wordt zichtbaar dat we erg leunen op beleidsstukken. Is dat wenselijk? Wat komt daarmee niet aan bod? Doordat ik voel dat mijn kunstzinnige weergave er niet mag zijn wordt zichtbaar dat we erg steunen op geschreven taal? Vangen we hiermee de gehele werkelijkheid? En ja, dat is kwetsbaar. Want je weet misschien dat er iets niet klopt, maar je laat ook toe dat er nog veel is wat je niet weet. Wat je niet kunt overzien. Wat nog geen woorden heeft.Toch kun je dan blijven vragen, zelfs naast je oordeel: Hoe is dit zo geworden? Wat maakte dit logisch voor iemand anders? Wat draagt ieder van ons mee in stilte? Je oordeel wordt daar niet zwakker van, maar dieper.Minder scherp als mes, meer snijdend als inzicht.

En nee, je hoeft niet liefdevol te doen. Je hoeft niet glimlachend te zeggen dat het wel goed komt. Maar je kunt wel zorgen dat je hart niet sluit. Dat je boosheid niet de deur dichtdoet, maar op een kier houdt. Zodat het gesprek kan bewegen. Zodat jij kunt bewegen. Zodat de ander zich, misschien, toch laat raken.

Openend zijn betekent niet zozeer superaardig zijn. Het betekent eerder dat je niet sluit wat nog leeft.En dát is misschien wel de meest liefdevolle vorm van kritiek die er bestaat.