Ken je dat? Je leest een boek, je volgt een training, je ‘weet’ iets nieuws en je denkt dat het je wereld verandert. In werkelijkheid? Ga je gewoon verder met je leven en blijft zo ongeveer alles zoals het was.
Dus lijkt het onlogisch wanneer iemand dat je niet kunt leren zonder te veranderen. Maar dat is het niet. Laten we eens kijken hoe dat zit.
Wanneer je leert maar het er niet ‘uitkomt’, je altijd hetzelfde blijft doen dan zou je kunnen interpreteren dat ‘er iets in je zit’ waar je vervolgens ‘niet mee doet’.
We praten over leren alsof je iets kunt ‘weten’ zonder dat je ermee verweven raakt. Alsof je informatie kunt opslaan in een doosje in je hoofd, zonder dat je lijf, je blik, je timing, je stem, je keuzes mee kantelen. Maar leren is niet iets wat binnenin jou gebeurt, het is iets wat gebeurt tussen jou en wat zich aandient. Tussen jou en wat op je afkomt. Tussen jou en wie of wat je ontmoet. Jou en de situatie. Jou en de tijd.
Dan is leren niet iets wat je bezit. En is het logisch dat hetgeen je leerde een volgende keer opkomt in die situaties die je aan de ervaring linken. Je brein kan dan niet langer gezien worden als een kaartenbak waarin je systematisch iets kunt terugvinden, maar iets wat logischerwijs meespeelt zodra het relevant wordt.
Leren gebeurt transcontextueel. Niet binnen één context, maar in de kruising van vele. Je leert niet over iets, maar je leert wat relevant wordt in het moment. Wat relevant wordt in het moment, is niet los te koppelen van hoe jij kijkt, wat er op het spel staat, wie erbij betrokken zijn, en hoe de patronen zich bewegen.
Leren gebeurd in de specifieke weefselstructuur van relaties, belangen, zorgen, zintuigen en patronen die daar samen iets mogelijk maken of onmogelijk houden. En dus leer je niet zomaar iets ‘bij’… je wordt anders binnen het geheel.
Leren is een verandering in wat voelbaar, zichtbaar of mogelijk wordt en wat jou raakt in het moment. Dat dat laatste gebeurd is onvermijdelijk. We leren ook niet als we iets doen en het de eerste keer goed gaat. We leren als we iets doen en het net mislukt en we goed kijken naar wat er precies gebeurt. Je je spieren en aandacht traint, je een ander perspectief ergens op krijgt.
Je leert dus niet over iets, je leert door iets. En dat maakt alles anders.
Er is geen ‘jij’ die losstaat van wat geleerd wordt. Er is geen wereld daarbuiten die je kunt opnemen zonder zelf mee te veranderen. Jij bent geen waarnemer aan de rand van het geheel, je bent mede-werveling, je bént betrokkenheid. Iedere waarneming is een snijpunt, een ‘agential cut’, waarin iets tot betekenis komt en tegelijkertijd iets anders wordt uitgesloten. Daar, in dat snijpunt, verandert niet alleen wat je ziet, maar ook wie jij bent in relatie tot wat gezien wordt.
Wanneer een kind leert dat een blik afwenden veiliger is dan oogcontact, is dat geen neutraal inzicht, maar een verandering in hoe het lijf zich vormt in nabijheid. Wanneer een zorgverlener begint te voelen dat het ‘doen’ soms het ‘zijn’ overschreeuwt, dan verandert de hele verhouding tot professionaliteit. En wanneer een team merkt dat het patroon van ja-knikken en weglopen niet langer werkt, dan is dat geen cognitieve constatering maar een moment van kanteling, een relationele herconfiguratie. Leren is dan niet iets wat ín de mensen gebeurt, maar in het geheel dat zij samen vormen.
Dieren kennen dat ook. Een roedel wolven leert niet alleen door ervaring, maar door verandering van hun onderlinge rollen, hun timing, hun stilte. Planten groeien niet domweg naar het licht, maar reageren op de aanwezigheid van anderen, van schaduw, vocht, wind en zij veranderen met elke interactie de voorwaarden voor de volgende. Wat wij ‘leren’ noemen, is in feite een constant meebewegen met wat zich aandient, en tegelijk het veranderen van wat zich aandient door dat meebewegen. Geen lineair proces. Geen vooraf bepaalbaar eindpunt.
Leren zonder veranderen kan alleen als je leren reduceert tot informatie vergaren, tot een platgeslagen ‘meer kennis opdoen’. Maar werkelijk leren… verandert de textuur van je aanwezigheid. Je reactie op onvoorspelbaarheid. Je gevoeligheid voor wat niet gezegd wordt.
Je ziet plots wat je eerder niet zag. Je voelt weerstand waar je eerst gewoonte voelde. Je staat stil waar je eerder doorging. Dat is niet ‘dezelfde jij’ met een beetje meer bagage. Dat is een verschuiving in wie jij bent in het grotere spel.
Leren is niet iets wat je hebt. Het is iets wat zich voltrekt. En waar dat echt gebeurt,
wordt de wereld een beetje anders. Jij ook. Onvermijdelijk. Gelukkig maar.
En dat is misschien wel het lastigste om te aanvaarden: dat leren niet te beheersen is. Geen vastomlijnde vaardigheid, geen af te vinken lijstje. Maar eerder een beschikbaarheid. Een ontvankelijkheid. Een bereidheid om geraakt te worden én in die aanraking van koers te veranderen. En dus is leren per definitie ook kwetsbaar. Want je laat los wie je dacht te zijn, en je laat iets toe wat je nog niet kent. Niet alleen in jezelf, maar in het hele systeem waarvan jij deel uitmaakt. We herkennen dit fenomeen maar al te goed, maar we benoemen het vaak ten onrechte imposter syndroom. In wezen is het de kern van ontvankelijkheid in een nieuwe situatie waarin je geacht wordt te handelen terwijl je nog niet weet wat te doen.
Maar dat is precies waarom dit fenomeen zo krachtig is. Want openheid maakt dat je kunt leren. En leren maakt jou niet slimmer, maar verandert het weefsel, de wijze waarop je in je omgeving staat. Leren opent ruimte. Laat nieuwe patronen laat ontstaan. Maakt andere verhalen mogelijk.
Dus ja, je kunt denken dat je iets hebt geleerd zonder dat je verandert. Maar dan heb je alleen iets gehoord. Nog niet geland. Nog niet geschud. Nog niet bewogen.
Echt leren voel je in de keuzes die je onbewust maakt. In de afstemming. In de ruimte die je het leven laat. In je timing. In het besef dat je iets niet meer kunt doen zoals je het altijd deed. Dat je vanzelf anders wordt.
Niet groots, niet spectaculair. Maar echt.
En dat is genoeg.
Meer dan genoeg.
Want waar echt geleerd wordt,
verandert de wereld zachtjes mee.