Circa 25 leerlingen zaten in de klas op me te wachten en ik was het lokaal kwijt. Ik wist dat het er was, ik was er reeds geweest om het te inspecteren maar vervolgens was ik naar de lerarenkamer gelopen en nu kon ik hem niet meer terugvinden. Helaas voor mij had de directeur zich niet 5 minuten voor de bel bij me gemeld om me te vergezellen naar mijn klas en me daar te introduceren en dus schrok ik op toen de bel ging en liep samen met alle anderen door de gangen.
Op zoek naar lokaal 1.05 in een grote Mavo school vol met leerlingen die veelal tegen me aanbotsten maar niet leken te horen dat ik hen vroeg om me de weg te wijzen. Ik zal slechts 1 minuut na de 2e bel aanwezig zijn geweest. Helaas was het voldoende voor mijn nieuwe klas om alle krukken (ja ze zaten tijdens de practicumles op houten krukjes die konden ronddraaien op een ijzeren onderstel) ‘om-en-om’ op elkaar gestapeld te krijgen. In drie rijen stonden ze opgesteld, een rij in het linker zijpad en twee in het rechter.
De klas hield zijn adem in. Leuk bedacht, moeten ze gedacht hebben… en hoe gaat onze nieuwe docente er nu op reageren?
Het was mijn allereerste keer voor de klas en de aanduiding ‘nog niet zoveel ervaring’ was een understatement als zij-instromer. Wel wist ik dat me waarschijnlijk een uitdaging te wachten stond. Nadat de eigen docent door privé omstandigheden overspannen was geworden kreeg de klas nog 2 invallers zover dat ze voor het einde van het schooljaar ervoor kozen liever weg te gaan. En ik liep daar binnen, die laatste week van april. Alles verwachtend maar vooral niet dit….
Via het raam in de deur zag ik de leerlingen achter hun tafels staan. De meeste hun handen in hun zij. Ik zag de bouwwerken en ik zag dat ik gezien werd. Rustig trok ik de deur open en met een stalen gezicht liep ik naar binnen. Stapte omhoog de verhoging op waar mijn lessenaar stond en startte mijn les. Met geen woord repte ik over de krukken en vroeg enkel de leerlingen hun boeken open te doen. Vijfentwintig gezichten keken me ongelovig aan, keken elkaar aan, trokken een vragend gezicht en met een schouderophalen gaven ze zich over aan een staande les.
Na de les liep ik nog eens door het lokaal heen terwijl ik alle krukken op hun plek zette voor de klas die hierna zou volgen. Ik besloot om op dat moment zo authentiek mogelijk te gaan lesgeven. Uitgedaagd worden hoorde erbij blijkbaar dat had ik reeds gemerkt. Dat Lef op hetzelfde lijstje stond leerde ik wat later.
Tijdens de tweede les (gewoon zittend op hun krukken, wat dát betreft was de strijd gestreden) vroeg één van de leerlingen of hij mijn uitleg op moest schrijven. Met daar achteraan de opmerking ‘dat lees ik thuis dus toch nooit terug’. Wat moest ik daar nu toch mee? Hem zijn zin geven en zeggen dat aantekeningen maken onnodig was? Dat was waarschijnlijk vragen om een onrustige klas de komende weken. Maar om nu te zeggen ‘dat je meer leert als je opschrijft’, hoe wáár wellicht ook… het paste gewoon niet bij me. En dan heb ik het nog niet over het feit om dat als ik dit als regel stelde (als ik spreek hebben jullie te schrijven) ik het ook moest gaan controleren wellicht… Ik twijfelde maar moest wel iets gaan zeggen want de ogen van de 14-jarige priemden mijn richting in terwijl zijn gezicht een zelfvoldane grijns liet zien. Ik besloot naar hem toe te lopen. Dan had ik nét wat extra bedenktijd….
Voor zijn tafel hield ik halt. Ik zette mijn handen met platte handpalmen voor me neer op zijn tafel en boog wat voorover. ‘De rest van de klas heeft dat waarschijnlijk helemaal niet nodig’…. zo begon ik uiterst langzaam. ‘Maar aangezien ik zelf de proefwerken maak over enkele weken lijkt me dat in jouw geval zéér nuttig’. Vervolgens kon ik mijn lach niet meer inhouden en de rest van de klas ook niet. Het ijs was gebroken en dat was de rest van het schooljaar te merken ook.
Na die eerste week togen we een keer de buitenlucht in om in de natuur te ontdekken of planten door dieren of de wind bestoven zouden worden. De les was voorbereid en ik had er vertrouwen in. Wellicht had het ook te maken met het feit dat ik hen van tevoren waarschuwde dat als ze erg luidruchtig waren of liepen te kloten ik ze twee-aan-twee in een rijtje terug zou laten lopen. Maar toen het 2 dagen later 35 graden was en de klas vroeg of ze ‘buiten les’ mochten hebben twijfelde ik even. Ik benoemde mijn twijfel als ‘ja, het mag van mij. Buiten lijkt me ook lekker. Maar als de directeur langskomt dan moeten jullie wel doen alsof je heel erg hard aan het werk bent want ik wil er niet mijn baan aan verliezen.’ Eerlijk gezegd dacht ik ook dat dit zo uitgevoerd zou worden. Dat de klas buiten gezellig zou gaan keuvelen en ik af en toe van repliek moest dienen om ze in het gareel te houden. Het tegenovergestelde gebeurde; door mijn eerlijkheid en vertrouwen zaten de leerlingen ademloos te luisteren naar mijn uitleg en heb ik een fantastische les gedraaid waarbij iedereen ruim voor tijd het huiswerk af had en alvast begonnen werd met de paragraaf erna.
In de jaren erna leerde ik dat authentiek zijn te maken heeft met je impulsen durven volgen. Om ‘ja’ te durven zeggen tegen dat wat er is. Ik zei ‘ja’ tegen de opgestapelde krukjes. En dát was nu net wat de leerlingen zich niet bedacht hadden. En ik zei ‘ja’ tegen die lastige vragen. Ik wilde de keuze en de verantwoordelijkheid bij de ander laten en dat was dus hetgeen wat ik deed. Humor heeft me daarbij geholpen en via theatersport en clownerie ben ik op zoek gegaan naar manieren om ‘ja’ te zeggen tegen mijn leerlingen en hun uitspattingen. Om niet tegen hen in te gaan maar ‘samen’ onderweg te zijn naar een plek waar plagen en uitdagen er mogen zijn.
Het mooiste aan deze momenten met mijn leerlingen is dat ik leerde om mijn gevoel er gewoon te mogen laten zijn. De leerlingen staken de draak met me en ik hoefde dat niet erg te vinden want het had niets met mij persoonlijk te maken. Met een ondertoon van ‘wij zijn maatjes’ kreeg ik bijvoorbeeld een jongen op de rit met ODD. (Kinderen en jongeren met een oppositionele gedragsstoornis zijn moeilijk in de omgang, ongehoorzaam en in verzet, maken ruzie, zijn driftig en houden zich vaak niet aan de regels) Normaal was hij dus zo tegendraads als maar zijn kon en op sommige momenten liet ik dat toe. Maar als ik écht iets wilde en hij gaf weer eens aan ‘ja… daahaaag juf… dat ga ik dus echt niet doen’ dan hoefde ik hem maar aan te kijken en met een grote glimlach en een opgetrokken wenkbrauw te vragen ‘oh sorry, ik denk dat je me verkeerd begrepen hebt. Je dacht dat het een vraag was?’