In 2004 begon ik te werken in wat destijds nog een justitiële jeugdgevangenis was. Hier zaten niet alleen jeugdige criminelen opgesloten, maar ook slachtoffers – meisjes bijvoorbeeld, die slachtoffer waren geworden van loverboys en in meer open jeugdzorginstellingen niet veilig waren. Deze gemixte groep adolescenten zette me aan het denken. Want hoewel er soms een ‘dader’ en een ‘slachtoffer’ naast elkaar in de schoolbank zaten, kon ik hen – door een andere lens – misschien wel beiden zien als slachtoffers. Niet van elkaar, maar van het maatschappelijke systeem waar we allemaal deel van uitmaakten.
En als dat zo was, wat vroeg dat dan van mij als begeleider? Hoorde straffen daarbij? Waarschijnlijk niet. Maar opvoeden dan? Dat voelde ook ongemakkelijk. Wie was ik – iemand die zelf geen slachtoffer was in hun levensverhaal – om te zeggen dat ze aan mijn normen zouden moeten voldoen?
Het beste wat ik kon doen, was van hen houden. Hen zien. Niet als misdadigers of slachtoffers, maar als mensen. Als ik kon zien wat hen fantastisch maakte, dan konden zij misschien dáárvandaan een eigen toekomst opbouwen. Een toekomst die perspectief bood, waarin ze niet meer alleen voortkwamen uit wat hen was aangedaan. En misschien konden ze mij – en degenen die zich aan de ‘goede’ kant van de maatschappij bevinden – juist weer iets leren. Iets dat ons allemaal verder zou brengen.
Waarom straffen we eigenlijk?
Veel mensen stellen deze vraag niet eens. Het bestaan van gevangenissen wordt als vanzelfsprekend gezien. We lopen erlangs zonder ons af te vragen wat ze betekenen. Anderen denken wel na, maar hun antwoorden zijn even gemakkelijk als hard: “Het rechtsbewustzijn vraagt vergelding”, of: “De maatschappij moet zichzelf beschermen.” Maar wie dat zegt, gaat uit van een simpel beeld, zei Clara Wichmann ruim 100 jaar geleden al.
De dader is slecht. De maatschappij is goed. Straffen is gerechtvaardigd, want het beschermt de orde. Maar klopt dat beeld wel? “Bedenk toch dat wie opgroeit als verwaarloosd kind en onder een voortdurend tekort aan alles wat het leven het waard maakt geleefd te worden, een andere persoonlijkheid ontwikkelt en tot andere daden komt dan wie met dezelfde aanleg onder heel andere omstandigheden leeft.”
Wat als de scheidslijn tussen goed en kwaad niet zo scherp is als we denken? Wat als de dader en het slachtoffer twee kanten van dezelfde medaille zijn? Wat als de wortels van misdaad niet liggen in een ‘boos hart,’ maar in de structuren van een maatschappij die ongelijkheid en onrecht in stand houdt?
Het ‘Oprichtingsmanifest van het Comité van actie tegen de bestaande opvattingen omtrent Misdaad en Straf’ stelt het onomwonden: ons strafrecht is niet neutraal. Het beschermt de bezittende klassen, sanctioneert de bestaande eigendomsverhoudingen, en behandelt mensen die tekortkomen aan sociale privileges als overtreders. En zo houdt het de ellende in stand. We zouden zover kunnen gaan te stellen dat in onze huidige maatschappij, nog altijd “een tekort is aan ontwikkelingsvoorwaarden voor de meeste mensen” en aan “liefdevolle zorg voor degenen die dat nodig hebben.”
En dat vind ik persoonlijk best schrijnend. Het ergste is wel dat ik meestal, zo thuis op de bank gezeten, er geen oplossing voor heb. Wat we nodig hebben, is geen hardere aanpak, geen meer repressie, maar een radicaal andere manier van denken. Geen vergelding, maar begrip. Geen straf, maar steun. Het vraagt van ons dat we als maatschappij de instinctieve drang om snel te handelen – uit ongemak, uit angst – loslaten. Dat we de ander niet als vijand zien, maar als mens.
Wat ik leerde
Werkende in de jeugdgevangenis leerde ik niet hoe je misdaad bestrijdt. Ik leerde hoe je écht kijkt. Niet naar een dader, niet naar een slachtoffer, maar naar een mens. En soms was dat moeilijk, heel moeilijk. Hoe zie je iemand die iets verschrikkelijks heeft gedaan, los van die daad? Hoe zie je de ander als gelijke als hij je de meest verwoestende dingen naar je hoofd werpt en je ergens beseft dat hij ook jou zou kunnen aandoen wat ie een ander daarvoor al ooit heeft aangedaan. Hoe vind je compassie voor de pijn die achter die daad schuilt, zonder je eigen grenzen te verliezen? Het was soms best een worsteling, dat moet ik eerlijk zeggen. Maar juist in die worsteling lag de les.
Ik leerde dat straffen niets oplost. Dat het ons misschien een gevoel van controle geeft, maar niets geneest. Dat je pijn niet met pijn kunt bestrijden. Het enige dat helpt, is liefde. Niet de zachte, vrijblijvende liefde van mooie woorden, maar de rauwe, moedige liefde die het ongemak aanraakt. De liefde die zegt: “Ik zie je. Ik zie waar je vandaan komt. En ik geloof dat je meer bent dan dit. Waar wil jij eigenlijk voor gaan en hoe kan ik je helpen?
Want dat is waar het om draait. Het gaat niet om nog meer politie op straat, strengere regels, hogere straffen of dikkere muren, maar om een samenleving die durft te voelen. Die durft te zeggen: “We hebben gefaald als gemeenschap, en nu moeten we samen beter worden.”
Het is kwetsbaar om dat toe te geven. Het schuurt tegen ons idee van rechtvaardigheid, van orde, van veiligheid. Maar wat is rechtvaardigheid zonder menselijkheid? Wat is orde zonder hoop? Wat is veiligheid als we ons hart sluiten voor de ander?
In die gevangenis leerde ik dat echte verandering begint bij kijken – echt kijken. En ja, dat doet pijn. Het vraagt dat we onze eigen angst en oordeel onder ogen zien. Maar het is ook een kans. Een kans om te groeien, om te helen, om een samenleving te bouwen waarin er ruimte is voor ieder mens.
Dus nee, ik weet niet precies hoe we criminaliteit ‘oplossen.’ Maar ik weet wel dat we het nooit zullen vinden in straffen alleen. Het zit in de verbinding. In de kwetsbare, ongemakkelijke, prachtige verbinding die ons allemaal mens maakt. Misschien is dat wat ik bedoel met hoop. Het is dat wat we elke dag kunnen delen. In hoe we anderen tegemoet treden. In hoe we over anderen spreken. En misschien, heel misschien, is dat genoeg.
– – – – – – – – –
Citaten allen afkomstig uit dit boek: Wichmann, Clara. Het recht tot straffen hebben we niet: Essays over misdaad en vergelding. Ingeleid en hertaald door Marthe Kerkwijk. Leusden: ISVW Uitgevers, 2023.