Verslag van de lezing van Tessa Kieboom over het motiveren en begeleiden van hoogbegaafde jongeren in het onderwijs (Veldhoven 2014)

Nadelen niet (h)erkend.
Tessa Kieboom startte haar presentatie met de opmerking “In Nederland en Vlaanderen denkt ‘de man in de straat’ nog altijd aan mensen als Einstein, als men vraagt naar een hoogbegaafd kind. Of een Mozart, een Steve jobs.. ” En ze vervolgde “soms horen we ook de keerzijde en horen we enkel horrorverhalen. Pubers die het onderwijs systeem niet meer zien zitten. Soms zien ouders de film van hun eigen leven voor hun ogen voorbijkomen wanneer ze meer informatie krijgen, ze zien wellicht dat ze minder gepresteerd hebben dan ze met hun capaciteiten zouden kunnen doen.”

Tessa is op zoek gegaan naar wat het betekend om een IQ van 138 te hebben. Als voorbeeld geeft zij het antwoord op een vraag die ze bijvoorbeeld voorlegt aan docenten “Wat het zou betekenen om een IQ van 62 te hebben?” Zo’n docent zal dan zeggen dat het ook dan nog niet makkelijk is te zeggen hoe het voelt. Maar wel wordt aangegeven dat het wellicht nodig is extra zaken voor dit kind te te regelen of te doen, zodat ze kunnen functioneren binnen het systeem. Omdat docenten hierin invoelend zijn is op de grens aan de onderkant al veel eerder zorg geleverd en gezien dat er wat nodig was. Aan de bovenzijde van het IQ spectrum is dit minder bekend.

IQ is meer dan slim of begaafd zijn.
Wanneer je vraagt “wat is fukushima?” aan een kind met een IQ van 62 met leeftijd 7 of 8 jaar. Dan zou dit kind waarschijnlijk het antwoord schuldig blijven. Een kind met een gemiddelde intelligentie zou wel weten dat er ooit eens iets aan de hand is geweest. Sommige denken dat het in China was en anderen weten nog dat het in Japan was. Gelukkig maar, dat ze niet meer weten, want het zou erg zijn als alle kinderen wakker liggen van wat er ooit gebeurd is. Een hoogbegaafd kind zou op deze vraag waarschijnlijk een heleboel vragen teruggeven. Het zou zich afvragen ‘wat er gebeurt als je nu naar een Japans restaurant gaat?’ omdat ze gehoord hebben dat er nog altijd radioactief materiaal in het water sijpelt en wat betekent dat nu voor de vissen die je vangt?

Als het IQ afneemt dan neemt het bewustzijn af.
Dan is het logisch dat bij een toename van het IQ een toename in het bewustzijn optreedt.

Het hart van hoogbegaafdheid
Het hart van hoogbegaafdheid gaat dus veel verder dan het IQ, het gaat naar het gevolg van de sterke cognitie: het versterkt bewustzijn. De kenmerken in het zijnsluik ‘voelen’ hebben op zich niks met hoogbegaafdheid te maken maar in combinatie met een hoge intelligentie hebben we te maken met een vergrootglas-werking. Hoogbegaafdheid gaat bijvoorbeeld als een vergrootglas op je extraversie en introversie zitten. Een extraverte hoogbegaafde leerling krijgt bijvoorbeeld de hele klas of groep in beweging. Maar als ze gelukkiger zijn in een hoekje met een boekje dan zullen ze dat eerder gaan doen. Voor hoogbegaafde introverte jongeren is de kans nog groter dat ze in een hoekje gaan zitten als de leeftijdsgenoten hun zorgen al niet snappen.

Hoogbegaafde leerlingen zijn ook gevoeliger, hierdoor voelen ze zich vaak angstiger of maken zich meer zorgen. Ze proberen zich een beeld te vormen van wie er voor hen staat (bakker, schilder etc). Ze vragen zich af of de persoon hetzelfde zegt en doet als ie denkt. En als dat niet is dan voelen ze zich niet eerlijk en authentiek aangesproken door de ander. Hoogbegaafde kinderen doen dit al vanaf jonge leeftijd, andere kinderen doen dit ook wel, maar dan vanaf een oudere leeftijd. Deze kinderen kijken ook nog eens kritisch naar zichzelf en ander.

Ze kijken bij de ander of de daden congruent zijn, ze gaan ze erop bevragen. Ze gaan ouders en docenten erop aanspreken. Je hebt dan bv een kleuter die aan de juf vraagt waarom ze zegt ‘op het schoolplein je jas aandoen’ en dat zelf niet doen. Die juf denkt “wijsneus” maar zegt “je hebt nu een kwartier, ga lekker spelen”. zo’n kind voelt dat aan, een authentieke juf zal het uitleggen en bijvoorbeeld zeggen ‘ik heb nu geen jas want ik ga direct naar de lerarenkamer, maar morgen bij pleinwacht dan zal ik wel een jas dragen. Overigens ook goed om te weten: zo’n kind gaat dat morgen na! O wee als je het bent vergeten!

Ook perfectionisme komt veel voor. De meeste kleutertjes zijn blij dat als ze een appel willen tekenen dat ze dan uiteindelijk iets getekend hebben dat geen banaan geworden is. De hoogbegaafde kleuter verwacht vanuit zijn eigen denkvermogen dat de appel exact zo moet zijn als de appel in de fruitschaal. Ieder mens neemt zichzelf als norm. Dus elke hoogbegaafde vind het normaal dat de lat hoog ligt. De verwachtingen zijn echter onrealistisch. Wanneer je je verwachtingen kunt inlossen dan voel je je comfortabel. Maar als je bang bent dat het je niet meer gaat lukken dan komt angst daarvoor in de plaats.

In algemene zin kun je stellen dat het ‘zijnsluik’ dus hoe een hoogbegaafde zich voelt, negatiever zal zijn als ouders, school en peers minder stimuleren. Als je aan een willekeurige jongere vraag ‘wat zou je willen dat je docent voor jou zou doen?’ dan zullen ze vrijwel allemaal zeggen: ‘ik zou willen dat ze moeite doen om mij te begrijpen. En dat ze stoppen mij uit te lachen. Als deze leerlingen één van de vooroordelen over hoogbegaafdheid te horen krijgen dan voelt dat als uitlachen. Jij? Hoogbegaafd? Die test is zeker niet goed gegaan…’

Hoe ga je nu met een hoogbegaafd kind om in de klas?
Om een hele grove indeling te maken zijn er twee soorten docenten. De ene zal reageren op een hoogbegaafd kind ‘dit is het lastigste kind wat ik ooit in de klas heb gehad’ en de andere docent vind dezelfde leerling juist een ’toffe leerling’. Het ontstaan is redelijk makkelijk uit te leggen. Bij een niet-authentieke docent:voelen de jongeren zich niet gerespecteerd. En dan geven ze ook geen respect terug. Als die leerling geen respect krijgt dan gaat deze direct met de leerkracht in de machtsstrijd. “Jij weet ook helemaal niks, je komt niet verder dan wat er in je lesboek staat”.

De authentieke docent die hetzelfde denkt als doet en zegt krijgt echter een hele andere reactie. Als deze docent een fout op het bord schrijft dan zal de leerling hem vriendelijk herstellen “goh meester, u heeft per ongeluk 26 geschreven in plaats van 24”. De meester zal dan bijvoorbeeld zeggen, “iedereen is al aan het inpakken, help mij er volgende keer even aan herinneren. Die leerling staat de les erna in de gang al te wachten en zal één op één de docent eraan herinneren. De docent, die reageert dan waarschijnlijk van nature “goed dat je me herinnert, ik was het al bijna vergeten.” En die hersteld deze fout aan het begin van de les door het nogmaals in de klas te benoemen.

Stel nu dat je zo’n hoogbegaafde jongere in je klas hebt. Op de basisschool ging het goed maar op het voortgezet glijdt hij in een schooljaar af qua cijfers. Ouders hebben gestraft, gechanteerd en alle andere dingen gedaan die bezorgde ouders doen. En dan volgt er een gesprek met alle betrokkenen, het kan zo niet langer. De vader zit wat onderuit en knikt eens naar ‘het probleem’ waarmee ze komen. Zoon of dochter zit onder de hoodie of kijkt vanachter de lange haren. Die jongere denkt ‘ze zijn er iemand bij gaan halen om ook tegen mij te gaan zagen en zeuren’. Als je dat dan niet doet dan gaat dat mutsje af. Ze gaan wat rechter zitten en dat is het moment dat je in gesprek kunt gaan. Als je dan vraagt wat ze willen halen dan zeggen ze een 8. De meeste ouders willen dat ook wel, maar sommige vinden 7 al mooi. Het is echter niet logisch dat een kind dat een 4,2 gemiddeld staat ineens op een cijfer als 7 uitkomt. Je stevent dan op de volgende faalervaring af. Het is beter om dus eerst voor die 5,5 te gaan. En pas als die er is, als vervolgdoel een 6 of een 6,5 na te streven. Hoe beter je als ouder of docent dit mechanisme kent hoe sneller je het zal doorzien en hoe gepaster je kunt reageren. Er mag gewerkt worden aan het bijschaven van de werkhouding en het maken van fouten door moeilijke opdrachten te geven.

Het verschil tussen een presteerder en een onderpresteerder is simpelweg: de presteerder wil meer, de onderpresteerder wil minder. Een leerling die meer wil en je uit de klas haalt om nog meer te bieden is wat anders dan een leerling die al niet wil tijdens de les werk laten maken zodat ie thuis niks meer hoeft te doen. Veel hoogbegaafden gaan, als ze denken dat ze het niet zo goed kunnen, uitvluchten verzinnen. En dat kunnen ze heel goed! Een voorbeeld; een kind dat gestart is met voetballen maar erachter komt dat hij het ’toch niet zo leuk vindt’. De meeste ouders zeggen dan ‘je mag stoppen met voetballen als je het jaar afmaakt’. Het kind hoeft de beren op de weg dan niet aan te gaan. Ze stellen hun ouders gerust door het jaar ongemotiveerd af te maken en alles te omzeilen. Ze voelen de teleurstelling, het gevoel dat anderen beter zijn. Maar ze gaan er niet ‘doorheen’.

Een concreet voorbeeld uit de schoolbanken: Een kind in groep 8 heeft zonder studeren een 8,5 gehaald voor biologie. De ouders hebben in de gaten gehad dat het kind hiervoor niet gestudeerd had, in tengenstelling tot de rest van de klas, maar op het moment dat zij hun kind hierop aanspreken krijgen ze te horen: “De leraar vond alles boven een 7,5 goed. Dus jullie moeten niet zo zeuren.” Stel nu dat dit kind naar het voortgezet onderwijs gaat en daar Latijn krijgt. Daar wordt op het eerste rapport een 5,6 gescoord en de ouders zien daardoor dat ze met dat Biologie-cijfer al gelijk hadden. Had hun kind er maar voor moeten leren! De leraar had door dat het een slim kind was en ziet dat inzichtvragen goed waren. Maar die docent ziet ook dat er meer in zat en zet de opmerking ‘jij kunt beter dan dit’ erbij. De leerling voelt echter dat hoe meer moeite je moet doen, hoe minder je presteert, dus misschien moet je maar niks meer doen. Als ouder zeg je wellicht ook nog iets over de andere goede cijfers, maar je concentreert je toch op die ene onvoldoende, want die moet omhoog. Echter, da’s niet de manier om te coachen. Als ouder heb je angst dat je kind zal falen. Maar áls die onvoldoende dan valt dan is het de kunst om niet meer angstig zijn omdat er een onvoldoende is gevallen. Je mag dan blij zijn dat het alvast mis is gegaan en dat je nu kunt leren hoe je er dus wél mee om kan gaan.

Het commentaar van de docent is goed bedoeld maar wordt door de leerling gebruikt als een excuus. Het is een manier voor de leerling om weg te lopen. Immers de docent Latijn gelooft er ook zelf niet meer in!! Dat klopt niet en als ouder moet je er dus ook niet mee ingaan. Je moet je kind durven leren studeren. Hoogbegaafde kinderen kunnen wel degelijk studeren, dit heeft niks met intelligentie te maken. Wat wél waar is, is dat deze kinderen veel minder ervaren hebben dat studeren tijd kost. Ze lopen vast omdat studeren tijd kost, in de basisschool zijn ze gewend dat ze in 5 minuten klaar waren. Zij hoefden in het verleden geen tijd te nemen om te studeren. En zo gingen ze weer opnieuw de lat hoog leggen en vinden dat ze het moeten kunnen. Dat moet je ze leren. Je moet ze ondersteunen met geloof en vertrouwen zodat je samen op zoek kunt gaan naar de juiste studiemethodiek.

Bedenking: je moet eens nagaan in het primair onderwijs hoe vaak leerlingen de kans krijgen om te mogen falen. Als je 6 maanden moet vechten met onderdelen van rekenen of klokkijken dan nog mag je vaak over van groep 5 naar 6. De hoogbegaafde jongere die de basisschool is doorgerold en zijn eerste 5,6 haalt heeft recht op dezelfde coaching en ondersteuning!