Spel onderbreekt de reflex om direct te weten, te duiden, te corrigeren. Het is de ruimte waarin niets direct wordt ingedeeld in een categorie of functie, maar mag verschijnen als mogelijkheid. Mogelijkheden waarin meerdere werelden tegelijkertijd naast elkaar kunnen bestaan, zonder dat ze elkaar hoeven te bestrijden. 

We zien dit bij kinderen. Ze vinden een doos en de ene keer is dat een huis, daarna een hondenmand en vervolgens een raceauto. Ze zetten niets vast maar bewegen mee. En dat maakt ook dat er geen daadwerkelijk ‘goed’ of ‘fout’ bestaat, alles afhankelijk blijkt van wat er op dat moment meespeelt. De ruimte, de mogelijkheid, de sfeer, de ideeën. 

Dit past naadloos bij de theorie van fysicus en filosoof Karen Barad. In haar agential realism stelt zij dat werkelijkheid geen vaststaand decor is waarbinnen wij keuzes maken, maar een web van relaties waarin betekenis en verschil ontstaan door zogenaamde agential cuts – sneden die niet zomaar observeren maar, zo lijkt het althans, iets tot leven wekken.  

Als we zo naar speelsheid kijken, dan gaat dat verder dan vrijblijvendheid of vermaak. Dan spreken we niet over ‘keuzes’ maar over ‘dat wat mag ontstaan’. Dan spreken we niet zozeer over schuld als er in het spel iets mis is gegaan, want iedereen snapt dat het in alle onschuld toch eens mis kan gaan. En mogen we het juist gaan hebben over de verantwoordelijkheid die je als mens mag leren nemen voor de keuzes in je spel.

Wat als we dit toepassen op ouderschap, leraarschap of leiderschap? Dan is er niet langer de plicht om te corrigeren of te beheersen, niet langer de plicht om ‘erboven te staan’, maar de bereidheid om aanwezig te blijven bij wat ontstaat en de ander te vragen hetzelfde te doen.

In die zin wordt spel een vorm van ethisch handelen. Niet door regels te volgen, maar door open te blijven voor het relationele veld waarin ieder verschil ertoe doet. Niet als definitieve grens, maar als uitnodiging tot betrokkenheid.

Het opent de ruimte om te handelen zonder het verlangen naar controle. Niet omdat alles mag, maar omdat betekenis voortkomt uit de wijze waarop we aanwezig zijn bij het onbekende. De ouder die niet ingrijpt vanuit angst voor mislukking, maar vanuit vertrouwen in wat zich aandient. De leraar die niet alles uitlegt, maar ruimte laat voor het nog-niet-weten van de leerling. De leider die niet op resultaat stuurt, maar op resonantie binnen het systeem.

Ervaringsgericht leren leven met elkaar. Wellicht weten we dat al lang. Uit de sociale wetenschappen is immers ook bekend dat systemen hun gedrag niet veranderen door argumenten, maar door ervaring. 

Misschien ligt daar wel de werkelijke moed van deze tijd: niet de wereld redden door nóg harder te werken, maar de wereld dragen zoals ze zich aandient, met open handen en een vleugje speelsheid.