Ik sta op het podium met een man naast mij. Hij lag in de pauze daarvoor nog op apegapen. Had me nog geen blik waardig gegund. In zichzelf gekeerd zoals hij het noemde. Op een andere planeet, zoals het voelde voor mij. Toch stonden we daar. En mochten we dansen. Niet de standaard 1-2-3 dansjes, maar een vorm van contactimprovisatie. Je lijf de bewegingen laten voelen terwijl je tegen elkaar aan blijft staan.

Iets wat hij op dat moment dus met volle overtuiging deed. Vanuit het niets was hij helemaal ‘into’ mij. Gebiologeerd, gefascineerd. En nergens anders meer aandacht voor. Dansend, sjansend, alsof ik de belangrijkste persoon ter wereld was. En het enige dat ik voelde was ‘lul, had me dan net ook zien staan…’

Op hetzelfde moment besef ik dat ik een keuze heb. Een keuze om boos te worden op hem. Om de stroom aan gedachten te volgen die in me opkomt. Een gedachtenstroom waarvan ik weet dat die me ongetwijfeld in de richting duwt van verongelijktheid. Die maakt dat ik ‘voor mezelf op wil komen’ om te zorgen dat dit niet nog zomaar eens gebeurd. Ik ben toch immers geen onmondige speelbal van de wensen van een ander?!

Ik voel diep van binnen dat er nog een andere keuze is. Want stel nu dat ik me even los maak uit de situatie en midden op het podium ga staan. Tussen de dansende mensen. En met mijn stem en houding het alleenrecht vraag om daar even alleen te staan. Met alle hoogmoedigheid in me laat ik mijn lichaam een statige houding aannemen. De kin in de lucht.

Ik sla mijn denkbeeldige mantel om me heen alvorens ik begin te oreren (zoals het een goddelijk wezen betaamd) “….want lieve mensen hier ter wereld…. laten we even wel wezen. Ik, zoals ik hier voor u sta ben een waardevol wezen. Geheel gevuld met goede bedoelingen en opperste liefde. Een zeldzaam juweel in menselijk formaat!”

Ik zie me daar staan, de koningin in mezelf de ruimte gevend om te vertellen hoe wonderbaarlijk en bijzonder ze is. De moeite waard om naar om te kijken. De moeite waard om moeite voor te doen. En ik voel dat wanneer ik haar dit laat zeggen er ook wat afstand ontstaat doordat ik ‘de waarheid’ als minder ‘waar’ ervaar.

Een glimlach krult om mijn lippen. Ik kan zien hoe alles weer krimpt tot wat het altijd al was: de gedachte dat ik wellicht door hem niet gezien was als mens maar nu enkel een ‘speelmaatje’ was. Een gedachte dus. Niet meer dan dat!

Door te ervaren dat het slechts een gedachte was kan ik het direct loslaten. Niet omdat ik verstandelijk weet dat dit slechts de illusie van de werkelijkheid is, maar omdat ik erom kan lachen. Plezier hebben met de gekkigheden van onze menselijkheid. Het trucje van ons brein doorzien dat ons nooit de werkelijkheid geeft maar enkel onze beleving ervan. En in staat zijn deze werkelijkheid toe te laten in de ervaring die je toch ongetwijfeld hebt.

Daar sta ik dus, waardevol mens te zijn op het podium met een fijne, lieve man. Een man die mij op dat moment behandeld als de koningin die ik ben. Met me danst, mijn bewegingen volgt en opgaat in wat er tussen ons is. Een man waarmee ik op dat ene moment het leven uitbundig mag vieren. Mijn gedachten zijn even minder belangrijk. Belangrijk is de ervaring. Dat éne kostbare moment.