Je bent niet een los individu dat toevallig is gevormd door een mix van genen en opvoeding. Jij gebeurt in relatie tot de wereld om je heen. Alles wat je zegt, doet of voelt ontstaat in een voortdurende wisselwerking met zaken als taal, cultuur, lichaam, technologie en geschiedenis. Of anders gezegd; jij ‘bent’ niet een ziel die hier op aarde is gedropt, maar ‘wordt’ in het web van relaties waar je in verstrengeld bent. 

Materieel-discursieve praktijken, noemt Karen Barad dat. Klinkt misschien abstract, maar het heeft een messcherpe consequentie. Als alles invloed heeft op hoe jij op dit moment ‘ontstaat’ dan speel jij vervolgens ook weer een rol in hoe de wereld verder vorm krijgt. Jij hebt invloed in hoe betekenissen ontstaan, hoe systemen blijven bestaan of juist kantelen in het moment. 

Ethische vraagstukken worden vaak benaderd alsof ze zich buiten ons bevinden. Alsof er een lastig probleem is waar wij naar kijken en een mening over kunnen geven. Maar als je snapt dat alles er geen materie los staat van de betekenis in dat moment, dan ontkom je er niet aan dat jij altijd mede-bepalend bent voor wat ethisch mogelijk is. Voor jezelf, de ander en de wereld om je heen.

Dat betekent dat je geen neutrale toeschouwer kunt zijn. Dat je niet alleen kunt zeggen: ‘ik ben tegen onrecht’, terwijl je er zelf niet in beweegt. Ethiek vraagt niet alleen een standpunt, maar een houding. De moed om te laten zien wat je belangrijk vindt, ook als dat schuurt. 

In de afgelopen tien jaar heb ik met veel mensen samengewerkt en vrijwel allemaal herkenden ze ergens die stille oproep het anders te doen. Om een andere loopbaan te kiezen, om een ander anders te bejegenen of je anders te verhouden in de systemen waarin je je bevindt. En vrijwel altijd was daar de (niet altijd uitgesproken vraag); hoe kan ik dit zonder schuring doen. Hoe kan ik afwijken zonder een opmerking te krijgen? Hoe kan ik het goede doen voor degenen met wie ik werk binnen een systeem dat hier geen mogelijkheden voor geeft?

Dat vraagt wat. Lef om niet mee te deinen op ‘zo doen we dat nu eenmaal’. Om niet te kiezen voor wat veilig voelt, maar voor wat kloppend voelt. Om je eigen pad te zoeken zonder er klakkeloos in een bestaand systeem mee te draaien. Het vraagt Moed om te falen, want niet gebaande paden, daar wordt sneller gestruikeld. Moed om het oordeel van anderen op je hals te halen. Om het niet te weten, niet te kunnen, je te frustreren. Want iets anders doen is de kern van leren. En dat gaat nu eenmaal niet zonder slag of stoot. 

In de praktijk vinden veel mensen dit dus lastig, want ethiek is zelden zwart-wit. Het betekent dat je soms buiten de lijntjes moet kleuren, een norm moet bevragen, een gebruikelijk patroon moet doorbreken. Niet omdat je rebels wilt zijn, maar omdat ethiek niet iets is dat je denkt, maar iets dat je doet. 

De wereld wordt namelijk niet rechtvaardiger door mooie ethische theorieën. Ze verandert doordat mensen durven te handelen vanuit wat ze diep van binnen weten: dat sommige gewoontes, structuren en ideeën simpelweg niet meer kloppen. En dat niemand anders die verandering voor hen gaat doen.

1. Lef om te Stralen

De ethiek van het goede doen voor jezelf noem ik ‘het Lef om te stralen’. Dit is echter niet het lef om ‘jezelf’ te zijn, alsof er diep vanbinnen een puur en onveranderlijk ‘ik’ schuilt dat je eindelijk durft te tonen. Nee, het is durven breken met de patronen die jou al gevormd hebben. Het is niet een intern proces van zelfontdekking, maar een radicaal besef: wie jij bent ontstaat in intra-actie met de wereld, en jij hebt de mogelijkheid om daarin iets anders te laten gebeuren.

Dat is geen zachte weg. Het schuurt. Omdat alles in die wereld gebouwd is om jou in een bepaald spoor te houden. Omdat er verwachtingen zijn, structuren, ingesleten ideeën over hoe het hoort. En daar niet in meegaan voelt niet alleen als afwijken, maar soms als een aanval op het hele systeem. Dat vraagt lef, niet in de zin van ‘een individu dat heldhaftig voor zichzelf kiest’, maar in de zin van: voelen dat je wordt voortgestuwd in een bepaalde richting en dat dit niet langer klopt. 

Neem een student die aan een universitaire opleiding begint omdat ‘dat nu eenmaal de logische stap is’. Iedereen om hem heen zegt: “Goed voor je toekomst.” Maar ergens in dat eerste jaar sluipt de twijfel binnen. De eerste reflex? Dat is normaal, even doorbijten. Maar na maanden voelt hij zich eerder een pop die een rol speelt dan een mens die leeft. Hij wil iets anders. Geen carrière uit een boekje, maar iets waar hij echt wakker van wordt. Misschien werken met zijn handen, misschien iets met muziek, misschien nog helemaal niet weten en de tijd nemen om dat uit te vinden.

Maar stoppen? Dan krijg je de blikken. De vragen. Wat ga je dan doen? En later dan? Alsof er maar één juiste route is, en jij bent degene die het verpest door eruit te stappen. Dát is waar het lef zit. Niet in een plotselinge radicale beslissing, maar in het verdragen van die blik. In het dragen van de twijfel van anderen zonder hem zelf over te nemen. In het uitspreken: “Ik weet nog niet wat het wordt, maar ik weet dat dit het niet is.” En het absurde? Jaren later, als hij zijn eigen weg heeft gevonden, zegt iedereen: “Wat knap dat je je eigen pad bent gaan volgen.” Terwijl ze destijds vroegen of hij wel wist wat hij deed.

Ik weet dat jij ook ergens voelt dat je gevraagd wordt ‘aan iets mee te doen’niet door expliciete dwang, maar door wat als vanzelfsprekend wordt gezien. Neem de vriendengroep waar iedereen op een bepaald moment een huis koopt, kinderen krijgt, leaseauto’s rijdt. Niet per se omdat ze daar diep gelukkig van worden, maar omdat dat ‘de volgende stap’ is. En stel dat jij daar zit en denkt: maar ik wil dat helemaal niet. Misschien droom je van een klein huis en een simpel leven. Misschien voel je geen enkele behoefte aan de ratrace, het pensioenplan, de verzekeringen voor dingen die je niet bezit. Misschien voel je dat jij niet leeft voor status, maar voor ervaring. Maar zeg dat eens hardop, in een wereld waarin succes in euro’s wordt gemeten.

Mensen zullen je aankijken alsof je van een andere planeet komt. “Maar je moet toch iets opbouwen?” Alsof het enige wat waarde heeft, is wat je kunt vastpakken, kopen, bezitten. Het lef om niet mee te doen is het lef om niet te rechtvaardigen waarom je iets anders wilt. Niet verzanden in uitleggen dat je heus wel hebt nagedacht, dat je echt niet naïef bent, dat je heus niet asociaal bent. Maar gewoon zeggen: dit is wat mij gelukkig maakt. Punt.

En ja, dat betekent soms dat je eenzaam bent in het begin. Dat je even geen herkenning vindt. Maar langzaam merk je: anderen kijken. Anderen twijfelen ook. En misschien, gewoon misschien, ben jij degene die laat zien dat er iets anders mogelijk is.

2. Moed om te Falen

Ethische kwesties klinken vaak groots: klimaatverandering, racisme, ongelijkheid. Maar het begint altijd dichtbij. In die ene opmerking van een collega die eigenlijk niet door de beugel kan. In een werksfeer waarin mensen zich niet veilig voelen, maar niemand iets zegt. In de keuze om te zwijgen of te spreken, ook al weet je dat spreken gedoe oplevert.

Ethiek is geen abstract idee, geen theoretische discussie over wat goed of fout is. Het is iets wat je doet. En zodra je iets doet dat afwijkt van de norm, loop je het risico op weerstand. Soms subtiel, een blik die zegt: moest dat nou? Soms expliciet, in de vorm van tegenwerking, kritiek, uitsluiting.

Want ethische keuzes maken betekent dat je een grens trekt in een systeem dat liever soepel doorloopt. Dat je het stilzwijgen verbreekt, terwijl dat stilzwijgen precies is wat het systeem in stand houdt.

Stel, je werkt ergens waar alles draait om efficiëntie. Je ziet hoe collega’s uitvallen door de stress van de ongeschreven regel dat je zonder mopperen enkele keren per week overwerkt. Je merkt dat je leidinggevende iemand subtiel afbrandt in een meeting die dat eens niet automatisch deed. 

Dat moment is spannend. Want zodra je zegt: “Zullen we het hier eens over hebben?” gebeurt er iets in de ruimte. Een stilte. Een onzichtbare barrière die voelbaar wordt. Mensen verschuiven ongemakkelijk op hun stoel. En misschien, heel misschien, zegt iemand zachtjes: “Ja, eigenlijk wel.”

Het ongemak is de sfeer die ontstaat. Een norm. Een collectief stilzwijgen dat de dingen in stand houdt. En dan ben jij daar, met dat knagende gevoel. Je weet: als ik dit benoem, zet ik mezelf buitenspel. Of erger: mensen gaan míj als het probleem zien. Krijg jij de reputatie van ‘moeilijk mens’. En toch. Je ademt in en zegt: “Wacht even, laten we daar eens even naar kijken.”

Dát is moed. Niet het grootse gebaar, maar de bereidheid om dat ongemak te verdragen. Om die eerste rimpeling in het water te veroorzaken, zonder te weten of het verder uitwaaiert of meteen weer gladgestreken wordt.

Mensen praten graag over moed alsof het een soort heldhaftige kracht is. Alsof het betekent dat je onbevreesd ergens in stapt, sterk en standvastig. Maar echte moed is veel rauwer. Het is wél bang zijn, maar het toch doen. Niet omdat je weet dat het lukt, maar omdat je weet dat zwijgen geen optie meer is.

Het punt is: ethiek is geen grootse daad. Het is een doorzien van hoe we ons eigen denken in stand lijken te houden. Ethiek is een houding. Een bereidheid om ongemak te verdragen. Om niet weg te kijken. Om te handelen naar wat je weet, zelfs als dat betekent dat je het systeem even verstoort. De wereld verandert niet door abstracte ethische discussies. Ze verandert doordat de specifieke intra-acties in deze in alledaagse situaties iets laten ontstaan bij mensen wat we als moed kunnen herkennen. Een gevoel van ‘dit kan ik niet laten gaan’ inclusief de actie die daarop volgt. En dat lijkt moed te vragen. Maar het is de enige manier waarop er beweging komt. 

Soms merk je, na het maken van die eerste ethische keuzes, dat je te ver van de bestaande paden af bent gedreven om nog terug te keren. Je realiseert je: ik pas hier niet meer in. En dan begint een ander soort moed. De moed om een andere rol in dit systeem aan te nemen, zodat je je in een andere positie uit kunt spreken, of de moed om een heel ander pad te gaan. Zonder zekerheid, zonder voorgangers, zonder precies te weten hoe. 

Misschien doe je dat laatste en word je ondernemer, spreker, inspirator. Niet omdat dat altijd je droom was, maar omdat je voelt: ik wil het onderwijs veranderen, de (jeugd)zorg, het politieke systeem…

Maar dat nieuwe pad betekent ook: vanaf nul beginnen. In een wereld waarin de meeste mensen kiezen voor stabiliteit, kies jij voor onzekerheid. En dat is niet alleen spannend, maar ook confronterend.

Want ineens ben je niet meer de expert in een systeem waar je de regels kent. Ineens moet je leren hoe je jezelf neerzet, hoe je klanten vindt, hoe je een tekst schrijft die mensen raakt. Misschien weet je nog niets over marketing, over zichtbaarheid, over hoe je überhaupt moet beginnen.

Als je iets nieuws doet dan is de kans groot dat je struikelt. Niet omdat je dom of onhandig bent, maar omdat ongebaande paden nu eenmaal geen gladgestreken routes zijn. En dat voelt als falen. Het voelt als stuntelen. Als opnieuw leren lopen, maar nu zonder dat er een duidelijk pad voor je ligt. 

Dát is waar de echte moed zit. Niet in ‘de sprong wagen’, maar in het volhouden nadat je gesprongen bent. In blijven proberen, terwijl je nog geen bewijs hebt dat het werkt. In jezelf toestaan om ergens nog niet goed in te zijn, en toch door te gaan.

De mensen die je bewondert, de inspirators, de vernieuwers, de MorgenMakers, zijn niet moedig omdat ze nooit twijfelden. Ze zijn moedig omdat ze ondanks die twijfel bleven bewegen. Omdat ze zich toestonden om onderweg te leren, bereid waren om onderweg te struikelen. Omdat er geen andere manier is om iets nieuws te laten ontstaan.

Tot slot kan ik enkel zeggen dat lef en moed dus geen dingen zijn die je ‘hebt’ of kunt trainen. Ze ontstaan in het moment, in de manier waarop jij je verhoudt tot wat zich aandient. Het gaat niet om heldhaftige daden, maar om hoe betekenissen en systemen ter plekke veranderen door wat jij doet. En hoe jij door hen verandert.

Of zoals Karen Barad het zou zeggen: “We are the world we live in, and the world we live in is us.”