Klas 2D stroomde binnen, de jongens verzamelden zich luidruchtig achterin, de paar meisjes die de klas rijk was giechelend voorin. Met hen ook mijn leidinggevende Cor, die mijn les komt observeren. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat Micha achterin gaat zitten en rustig loop ik naar hem toe om hem te wijzen op zijn nieuwe plekje midden in de klas. In een kort gesprek eerder had hij benoemd dat deze plek, waar hij alleen kon zitten, hem het minste af zou leiden, maar hij wist ook dat hij het ‘in de waan van de dag’ soms zou vergeten het plekje op te zoeken en het zou hem helpen als ik hem dan op zijn goede voornemen zou wijzen.
Onderweg kwam ik Joris tegen, waarbij ik snel de goede bladzijde van zijn boek controleerde. Hij was eerder in het jaar telkens 5 minuten bezig nadat ik de les gestart was om op te zoeken waar we waren gebleven. We hadden daarom afgesproken dat ik hem een tijdje zou helpen door de bladzijde in te fluisteren en dat hij daarna met een idee zou komen hoe hij het voor zichzelf kon gaan onthouden, het systeem wat hij bedacht had was: een Post-it- bij de laatst gemaakte huiswerkopdracht en laatst gebruikte bladzijde in bijbehorend tekstboek. Hij was zelf verbaasd dat het maar een klein beetje scheelde met wat hij aan bladzijdes in zijn agenda had staan. Hij had me sinds de ontdekking van dit systeem al eens ingefluisterd ‘het lijkt wel alsof we telkens een stukje verder gaan in het boek juffrouw’.
Glimlachend loop ik door de klas. Ik zie hoe de leerlingen zelf tot oplossingen komen, het enige dat ik hoef te doen is aanwezig zijn en hen bewust te maken van hun eigen vermogens. Inmiddels is de klas tot rust gekomen, ik loop naar voren en start mijn les. Kaya schiet in een enorme lachbui. Ik kijk haar richting uit en zie een blozende blonde 14 jarige die na een goede nachtrust doorschiet in een onbedaarlijke lachkick. Inwendig lach ik mee, opgelucht als ik ben dat ze weer wat beter in haar vel zit na de problematische scheiding van haar ouders en de daaropvolgende verhuizing. Ze ziet mijn blik, probeert zich even in te houden maar als ze een minuut later weer begint en het gegrinnik ook haar buurvrouw aanstoot kniel ik voor haar tafel neer en kijk haar rustig aan. Ze kijkt me aan, overdenkt haar situatie en vraagt me ‘of ik het goedvind dat ze even naar de gang gaat zodat de lachbui over kan gaan’. Ik knik en zeg bekrachtigend ‘mooie oplossing!’ Even later is ze terug, ze doet zo zachtjes dat ik pas merk dat ze er weer is als ze al bijna op haar plek zit. Direct pakt ze haar pen, kijkt bij de buurvrouw waar we zijn gebleven en pakt de draad op met de les.
Ondertussen zit Dolf achterin met het raam spelen. Zijn tafel staat aan het raam en hem aanspreken zonder dat een aantal anderen het horen is niet mogelijk. De rest van de klas is inmiddels met een opdracht bezig. Dolf kijkt ineens van zijn bezigheden met het raam op en kijkt me recht in mijn gezicht aan. Had hij gemerkt dat ik naar hem stond te kijken? Ik knik met mijn hoofd schuin naar de gang, een uitnodiging voor hem om even mee te lopen. Samen lopen we in stilte naar de gang waarop hij aangeeft. ‘Sorry juf, het was een geintje. ik wilde mijn achterbuurman kloten want ik had het warm maar hij heeft het koud. Dus deed ik hem tekens open-dicht-open-dicht. Maar ik snap dat ik ook anderen daarmee erg afleidt. Vind u het goed, nu ik hier toch al sta, als ik even naar de toilet ga en dat ik dan als ik terug kom het raam op een kier zal zetten zodat iedereen tevreden is?
Ik glimlach en geef toestemming met een knikje en een klopje op z’n schouder. Terug in de klas zie ik mijn leidinggevende achterin de klas zitten, druk aan het schrijven. De laatste minuten van de les verlopen rustig. Dolf is snel teruggekomen en zowel hij als zijn achterbuurman hebben inmiddels hun werk gereed en schrijven het huiswerk, wat ik rechts op het bord heb geschreven, over in hun agenda. Ik controleer of ook Joris de juiste bladzijde heeft en complimenteer Micha met zijn goede werkhouding, In het afscheid van de klas maak ik nog een grapje naar Kaya die direct weer in de lach schiet. Deze keer lach ik mee, nu is het de tijd ervoor.
Even later zit ik met mijn leidinggevende aan een kop koffie en samen spreken we de les door aan de hand van zijn aantekeningen. Een les waar ik trots op ben. Niet zozeer vanwege de didactische aanpak, maar mijn pedagogische interventies. Cor neemt me mee van instructie naar aansturing en van werkhouding tot bordgebruik. Uit zijn verhaal en aantekeningen blijkt dat hij niet in de gaten had wat er gebeurde bij Joris en Micha, wat ik niet vreemd vond, want hoe kan hij iets herkennen waar hij geen weet van heeft? Ik laat het zo.
Maar dan volgt de nabespreking van de lachbui en het voorval van het raam en ik krijg de opmerking ‘Xandra, ik weet niet wat er precies gebeurt in de klas. Je hebt het onder controle, dat zie ik wel. Maar het lijkt zo fragiel, zo kwetsbaar. Wellicht moet je de leerlingen gewoon direct aanspreken op hun gedrag. Ze laten merken dat jij de baas bent’. Ze laten weten dat er niet met je te sollen is en je stem eens flink verheffen in de groep terwijl je een leerling op zijn of haar gedrag aanspreekt. Ik kijk Cor aan. ‘Cor, heb je gemerkt wat ik bij Kaya deed? En dat ik Dolf op de gang heb aangesproken?’ Hij schud zijn hoofd, ik zie de ontkenning in zijn ogen. Nadat ik hem meer uitleg geef over mijn acties blijven we elkaar zwijgend aankijken. Niet alleen had hij niet gezien dat ik de verantwoordelijkheid had genomen om gedrag in mijn klas aan te pakken, hij had ook nog eens niet opgemerkt dat ik de verantwoordelijkheid hiervoor, met prima resultaat, bij de desbetreffende leerlingen had neergelegd.
In stilte zitten we tegenover elkaar. Mijn jubelstemming vanwege de trots op mijn leerlingen is verdwenen. Ik weet, ik voel, dat er op dit moment iets gebeurt. Iets wat in de toekomst voor ons beiden waarschijnlijk een diepere les gaat brengen. Maar op dat moment voelt het niet goed. Mijn gevoel zwiept heen en weer van ‘niet gezien zijn’ naar ‘niet voldoen aan een standaard die anders is dan de mijne’.
Het gesprek met Cor loopt ten einde en niet enkel op dat moment, maar nu nog, wilde ik dat ik de woorden had om duidelijk te maken hoe een observatie op de voor mij belangrijke waarden (vertrouwen, welbevinden, betrokkenheid en verbondenheid) tot een heel andere observatie zouden hebben geleid. Een beeld dat waarschijnlijk beter de werkelijkheid schetst die ik als leraar wil zijn.