‘Xandra, ik wil dat je een reflectieverslag schrijft over je ervaringen’. Ik keek de docent aan. Slikte. En dacht terug aan een opmerking die ik -voordat ik met de opleiding was begonnen – had gekregen van een vriendin. Ze had me gewaarschuwd voor het sociaal werk. In tegenstelling tot mijn eerdere technische opleiding waarin ik zo kort mogelijk feitelijk diende te beschrijven wat er gebeurde in een experiment zou ik gevraagd worden om te reflecteren op mijn gevoelens en ervaringen. Op mijn leerdoelen en hoe ik het er in de praktijk vanaf bracht. 

Eerder had ik haar bezorgdheid weggelachen. Ach joh, die zou een makkie zijn. Ik reflecteerde immers de hele tijd. Mijn hoofd maakt van alles wat ik doe 3D opnames zodat ik op een later moment (als ik niet uitkijk ‘savonds wanneer ik wil gaan slapen) nog eens alles vijfendertig keer doorneem. Ik zie zaken vanuit mijn eigen perspectief. Vanuit de ander. Vanuit overige aanwezigen. In het licht van mijn groeiwens. In het licht van mijn ‘ik wil van mezelf willen bewijzen’. Met de blik van mijn criticus. Met de blik van mijn perfectionist. Met de blik van moeder Theresa, mijn moeder en soms mijn eigen innerlijke onzekere kind. 

En nu begreep ik ineens hoe moeilijk dit zou worden. Want ik zou uit ál die mogelijke aanwezige blikken exact degene dienen te kiezen welke zij wilden horen of zien. Zodat in de drie kantjes die ik erover zou schrijven hen mee zou nemen in de wens van wie ik voor de ander wilde zijn, mijn worstelingen daaromtrent en de gevonden oplossing. 

Ik liep vast. Minder vast dan andere sommige klasgenoten die hierdoor daadwerkelijk de opleiding niet haalden. Maar wel vast genoeg om te denken dat ik dit dus niet ‘kon’. Dit reflecteren. Dit kijken naar mezelf.

Hoe mis kon ik het hebben? Hoe fout kon ik zijn? Het lág niet aan iets wat ik niet kon.. ik kon het te góéd! 

We leven in een wereld waarin we leren dat er een maatstaaf is om iets te kunnen of te bereiken. En als je dat niet kunt komt dit omdat je de hoogte niet haalt. Maar dit is een verkeerde vooronderstelling!

We komen niet altijd van 0 en bewegen ons naar 100… we leven eerder op de buitenste rand van een cirkel en leren het centrum te benaderen. Dit betekent dat sommigen iets áán mogen leren en de ander helft iets achterwege te laten heeft. 

In mijn geval.. ik mocht leren minder de analyseren. Minder perspectieven in te nemen. Minder me te bemoeien met alles wat op dat moment niet belangrijk is. Want alles kán deel uitmaken ergens van, maar juist keuzes te durven maken en te spelen met wat is brengt ons naar de kern.

Spelen met wat is… is spelen met het leven! 
Daarom hou ik zo van het theater. In deze vorm is ‘perspectief’ namelijk gelijk voelbaar. In de dualiteit van het publiek en het podium gaat het mis als je op de verkeerde stoel gaat zitten. 

De acteur moet zichzelf niet gaan zien alsof ie zelf in het podium zit. Dan ben je niet embodied, niet echt in verbinding met je lijf, je tegenspeler, met het spel.

Op dezelfde manier kun je niet al zittende in het publiek je gaan bemoeien met wie er op het podium staat. Het is niet aan jou in het publiek om het te analyseren, te repareren, te perfectioneren. Je rol als publiek is je te laten meevoeren, het drama te voelen en ervaren. Er van te gruwelen of genieten. Je erdoor te laten raken. Ervan te leren. En het vooral te láten. 

– – – – – – – – – – – –

Op welke stoel zit jij? Of bezet je er ongemerkt ook meerdere tegelijkertijd Heb je wellicht als ‘te goede analyseerder’ nog iets te leren? Iets te laten? Doe mee! Gun jezelf het theater van het leven.