Acht jaar was ik die bewuste warme lentemorgen. Ik wilde roepen ‘kijk mama, zonder handen’… maar besefte me dat ik helemaal alleen door de straat fietste. Haar afwezigheid gaf me de ruimte om vervolgens in mijn lijf te voelen wat het deed ‘om te vertrouwen’. Om me te laten gaan. Te weten dat kleine aanwijzingen van mij, bijna (?) onbewust gegeven genoeg waren om me daar heen te voeren waar ik wilde zijn.

Geen vasthouden, geen controle. Geen doel twintig kilometer verderop. Een innerlijk weten welke kant ik op wilde. En wanneer er een bocht aankwam of ik dan links of rechts zou kiezen… Nonchalance in mijn bewegingen voortkomend uit het vertrouwen dat, wat ook komt, het goed is…. Ik voelde de zon op mijn gezicht, de koele wind door mijn haren. Mijn korte broek ging zachtjes heen en weer over mijn benen terwijl ik rustig trapte.

Het was dat destijds de film Titanic nog niet uit was. Anders had ik waarschijnlijk bedacht dat ik het daarom deed…
Met mijn armen wijd open gaf ik een harde  diepe schreeuw van vrijheid. De schreeuw overviel me en doordat ik uit balans werd gebracht greep ik met beide handen mijn stuur weer vast. Direct was het weg, het gevoel, de vrijheid, de luchthartigheid waarmee ik het leven had ervaren. Voorzichtig liet ik het stuur weer gaan. Ik zat rechtop, het vertrouwen was snel terug. Het gevoel echter niet. In de bocht weerstond ik mijn neiging om mijn stuur te pakken, ik liet mijn knieën de richting bepalen en vroeg me af wat er verandert was. Was ik zo geschrokken van mijn uitroep? Of speelde er meer?

Nog altijd los fietsend was ik inmiddels een eind weg van huis. Het lange pad richting bos volgde. Weinig bochten en veel ruimte. Durfde ik nogmaals te voelen wat er gebeurde? Ik besloot om het te ervaren. Voorzichtig spreidde ik mijn armen open. Ik wachtte. En wachtte…

Er veranderde niets. Met mijn armen nog gespreid duwde ik nogmaals mijn handen zo ver mogelijk naar buiten. Hopend de ruimte die ik fysiek innam ook weer vanbinnen te voelen. Niets… er gebeurde niets en ik voelde niets….  Teleurgesteld liet ik mijn armen naar beneden vallen. Langzaam trappend fietste ik verder. Ik besloot om mijn armen nogmaals te openen en raakte wederom teleurgesteld omdat mijn lijf me dat gevoel weer niet gaf.

Bij het bos draaide ik om.
De lange terugweg zag er niet aantrekkelijk uit. Los fietsen op een rechte weg had geen uitdaging, en het gevoel kwam toch niet meer dacht ik. Wat er gebeurde weet ik niet, maar ik besloot om toch te gaan en dan mar de hele weg mijn armen wijd en vingers gespreid te houden. Om zo te voelen hoe de wind ertussendoor zou gaan.

In het midden van de weg, mijn handen zo ver mogelijk uitgespreid en genietend van de wind tussen mijn vingers voelde ik het ineens weer ontstaan…
Het gevoel kriebelde in mijn hart alsof het naar binnen wilde… In een flits besefte ik dat ik eerder nog dacht ‘dat ik in mijn schreeuw iets vrijgelaten had’. Iets dat als in me zat. Daarom frustreerde het me dat ik het niet nogmaals kon oproepen. Nu besefte ik dat het andersom was. Door los te laten kon ik mijn hart open stellen en pure liefde voelen voor het leven. Een gevoel zo overweldigend dat ik er wel van kon schreeuwen!

Met je handen los kun je met open armen ontvangen!