“Als je voorspelt dat je een onvoldoende haalt en dat blijkt ook zo te zijn, heb je dan gefaald of gelijk gehad?” Die zin schreef ik vroeger in mijn agenda. Elk nieuw schooljaar reisde hij met me mee. En elk jaar herinnerde het me aan de kracht van mijn gedachten. Maar helaas hielp het me niet om in beoordelingssituaties minder gestrest te zijn. Dan zweette ik peentjes. Raakte geïrriteerd door degene die over mijn schouder meekeek en in het slechtste geval vond ik dat er van het hele onderwijs niks klopte, omdat het mij nu eenmaal in ieder geval niet hielp om tot grotere prestaties te komen.
Het thema ‘falen’ is wel altijd aanwezig gebleven in mijn leven. En toen ik enkele jaren geleden steeds vaker in artikelen las ‘dat we vaker fouten mogen maken’ omdat dit goed is voor onze creativiteit, innovativiteit en ontwikkeling, werd ik getriggerd. Ik besloot het gewoon maar eens te gaan proberen. Zo liep ik naar buiten en probeerde de auto te openen met mijn huissleutel en toen dat niet lukte liep ik naar het huis en probeerde het huis te openen met de autosleutel. Na enige faalpogingen toch maar de goede sleutel gepakt en uit nijd een koffiekopje ‘per ongeluk’ op de grond kapot gegooid. Het hielp niet. Ik had niet het gevoel dat ik daardoor faalde. Het frustreerde me. Had het gevoel dat ik, naast dat ik bang was voor fouten maken, ook nog eens faalde in falen.
Wanneer is falen dan falen?
Afgelopen week moest ik ineens aan dit voorval denken, toen mijn Lief ’s avonds binnenkwam met de opmerking dat hij de kluts kwijt was, want had serieuze pogingen gedaan om de auto te openen met de huissleutel. Hij was verbaasd dat het niet lukte, totdat hij zijn vergissing bemerkte. Ik onderdrukte met moeite een lach. Zag hem in gedachten daar staan. Volledig overtuigt van zijn eigen gelijk, terwijl hij toch de dingen deed die niet klopten. En toen besefte ik weer waarom het mij jaren daarvoor niet lukte. Je kúnt niet zomaar bij voorbaat falen. Met geen mogelijkheid. Want om écht te falen, moet je geloven dat je het in de eerste plaats bij het goede eind hebt. En bij een poging daartoe, weet je dat dit niet zo is. Falen voelt alsof je valt, zonder dat je in de gaten hebt dat je aan het vallen bent en zo de grond zult raken. Wat wij ervaren als falen, gaat om het moment dat je tegen de grond klapt, de consequenties ervaart en merkt dat je daarvoor al fout was.
En omdat we als mensen gezegend zijn met een groot verbeeldingsvermogen, zijn we ook heel goed in staat om dit soort momenten vooraf te bedenken. We ‘voorspellen’ dat er een mogelijkheid is dat we tegen de grond zullen klappen en gaan alles doen om dat te voorkomen. Om geen negatieve feedback te krijgen. Om zo maar niet belachelijk gemaakt te worden. Om niet buitengesloten te worden vanwege een afwijkende mening. Niet degene te zijn met de slechtste resultaten in een groep. Geen commentaar te krijgen op typfouten. En voorkomen dat mensen zich van ons af laten keren omdat wij zo onoplettend waren nog niet te zien wat er blijkbaar wel te zien was. De moeilijkheid is natuurlijk alleen dat we altijd pas achteraf kunnen concluderen of dat het al dan niet gelukt is. Of we wel of niet gefaald hebben….
Mocht je dit nu herkennen, beantwoord dan voor mij de volgende gewetensvraag: Wat voel je op zo’n moment sterker; de trots op je prestaties óf een vaag gevoel van opluchting ‘omdat je niet door de mand bent gevallen’?
Waar gaat ‘leren falen’ dan nou écht over?
Leren falen gaat volgens veel mensen simpelweg om het feit dat we onze gedachten kunnen richten op innovatie en ontwikkeling in plaats van op het resultaat. Want dan is elk ‘falen’ enkel een tussenstation om tot een eindbestemming te komen. Ergens waar je blijkbaar nu nog niet bent. Een motivatie om door te gaan dus. En dat klopt ook. Wanneer je het hebt over cognitieve prestaties en om tastbare ontwikkelingen.
Maar het is te simpel en eenzijdig om te zeggen dat dat nu falen is. Want wanneer ik in mijn leven kijk, voelt falen helemaal niet altijd als een eindstation. Ja, ik herken de momenten van ‘beoordeling’ door een ander. Maar falen komt veel vaker en ook veel subtieler terug:
Soms voel ik me falen als drie mensen iets aan me vragen. Ik kan maar één van hen verblijden en de rest heeft het nakijken. Dat voelt als falen omdat ik het simpelweg nooit goed kan doen voor allemaal. En falen voelt soms als het voeren van een moeilijk gesprek waarbij diegene boos op me kan worden of zelfs uit mijn leven kan verdwijnen. Het voelt als het kiezen voor mezelf, terwijl ik weet dat ik een ander dan teleurstel. Het voelt als het innemen van ruimte, tijd of aandacht, terwijl ik me daar al aan kan irriteren bij anderen. Het voelt als verslagenheid, wanneer ik me over mag geven aan het leven en weet dat wat ik wil onmogelijk is. Het voelt als onzekerheid omdat ik niet weet of ik op de goede weg ben naar een mogelijk resultaat. En het voelt als teleurstelling, omdat ik blijkbaar op een ander tussenstation was dan ik had gedacht te zijn.
Falen voelt simpelweg als rottigheid in alle toonaarden. Falen voelt als onzekerheid. Als woede, irritatie of knagende boosheid. Falen voelt als beoordeeld worden, door de mand vallen en op je donder krijgen. Falen voelt als verslagenheid, als een bittere pil die geslikt mag worden. Falen voelt als teleurstelling, bij mezelf of bij een ander. Falen voelt alsof je meer tijd, ruimte en aandacht inneemt dan je in zou mogen of behoren te nemen. Zoveel verschillende gevoelens. En ik kan nog wel even doorgaan. Er zijn wellicht wel duizenden uitingsvormen van het gevoel van falen.
Maar in feite is falen het verschil tussen wat je wilt dat het is én wat werkelijk is. De frustratie die een verlangen is:
Het is de brug die je ervaart tussen ‘ik wil me verbonden voelen’ en ‘ik ben (nog) niet goed genoeg’. De brug tussen een matige prestatie en een toekomstwens. Een brug tussen hoe je over wilt komen en hoe je overkomt. Een brug tussen wat je gelooft dat ‘het goede is om te doen’ en wat je ‘werkelijk doet’. Het overgaan van die brug gaat gepaard met angst. Angst om eraf te donderen, angst om de overkant nooit te bereiken, angst dat jij niet zover kunt komen, angst dat je het niet alleen gaat redden naar ‘daar’, angst dat anderen aan de overkant iets over jou kunnen zeggen of vinden…
Heb jij de moed om je angst aan te gaan?
Heb jij de moed om door te zetten? Om een andere techniek te gaan proberen? Om een andere leermeester te zoeken? Om niet te geloven dat er met jou aan het begin van de brug iets mis is, maar dat je ondanks dat toch graag de overkant wilt bereiken? Heb je de moed om de moeilijke gesprekken te voeren die nodig zijn om de brug te slaan? Om te zeggen wat je nodig hebt? Om beslissingen te nemen? Om nee te zeggen? Om te vragen wat de ander eigenlijk wil? Om samen te werken wanneer je dat lastig vind? Of juist alleen te leren werken als je altijd anderen nodig hebt? Heb jij de moed om eens aan jezelf te vragen wat je eigenlijk wilt in plaats van mee te gaan in de vraag van de ander? Heb jij de moed om iemand een gunst te vragen die deze in tijd, ruimte of energie mogelijk niet in kan vullen? Heb jij de moed om jezelf te laten zien, imperfect en onderweg, de brug overstekend naar de overkant? Durf jij mens te zijn onderweg? Want daar gaat ‘leren falen’ over. Bang zijn te gaan lopen en het toch doen. En elke stap die je zet op de brug te vieren. En jij? Heb jij de Moed om te Falen?