Als co-mentor mocht ik aanwezig zijn bij de tien-minuten gesprekken. Spannend, want ik gaf pas 1,5 week les op deze school. Het eerste gesprek was goed verlopen en in afwachting van het tweede ouderpaar dat binnen zou stappen pakte Kees, mijn collega, de fotolijst erbij. Ook voor hem waren het bijna allemaal nieuwe leerlingen in deze klas met 17 jongens.

Ik zag Kees met zijn vinger over de foto van Daan strijken en hij keek mij aan. ‘Heb jij enig idee wie deze jongen is?’ zo  leken zijn ogen te vragen. We werden onderbroken, omdat de deur openging. Na de eerste beleefde zinnen stokte het gesprek. Kees pakte de cijferlijst erbij en constateerde dat de eerste overhoring goed was gegaan. Daarna was het weer stil.

In mijn hoofd had ik Daan voor me gezien. Ik wist weer hoe hij drie keer mijn lokaal binnen was gekomen. De andere jongeren namen veel plek in, waren rumoerig en duwden elkaar. Hij leek er tussendoor te glippen. Keek vooraf wie er in de groep dichtbij hem stonden en hield tijdens het passeren zijn ogen omlaag. Ook wist ik weer hoe hij achterin had gezeten en had gekeken als er een grap werd gemaakt. Zijn lippen lachten, maar zijn ogen lachten niet mee. Terwijl ik me dit zo voor de geest haalde vroeg ik me af waarom ik me hier niet eerder bewust van was geweest. Maar ik kon er geen antwoord op verzinnen.

Ik keek de ouders aan en vroeg of ik ze misschien wat vragen mocht stellen. Kees keek me aan en leek een zucht van opluchting te geven alsof hij blij was dat ik het gesprek overnam. Ik begon te vertellen. Over dat ik opgemerkt had dat Daan op z’n hoede was bij de andere jongens. Toen vroeg ik moeder of hij zich veilig voelde in de klas. En of hij er vrienden had. Ik vertelde dat ik had gezien dat hij meermalen ‘meelachte’. En dat ik me afvroeg of hij erbij wilde horen of dat er wellicht een reden was dat hij niet zo vrolijk was.

De gedachten waren zomaar mijn mond uit komen rollen. Toen ik moeder net wilde aankijken met de vraag of hij iets verborgen wilde houden voor mij of zijn klasgenoten, omdat hij het oogcontact vermeed, zag ik dat Daans moeder haar hand voor haar mond had geslagen. Ik schrok van haar reactie, al zag ik dat deze positief was. Vervolgens gaf ze haar man een elleboogstootje en begon te vertellen. Over Daan, die in de vakantie had verteld tegen zijn ouders dat hij op jongens viel. Over de klas waarin hij zich niet thuis voelde. Over zijn twee beste vrienden die hij nu zoveel bravoure zag gebruiken in de nieuw samengestelde jongensklas en dat hem dit tegenstond. Over het feit dat hij bang was er niet bij te horen en gepest zou gaan worden.

Kees en ik zeiden vrijwel tegelijkertijd: ‘Is er wellicht iets dat wij kunnen betekenen voor Daan?’ Nu stonden er tranen in de ogen van Daans moeder. Ze pakte de hand van haar man en zei
‘Daan heeft geluk met jou…. Jij kent ons kind!’ Nu begon ik me ongemakkelijk te voelen. Ik kende Daan helemaal niet. niet echt tenminste. Mocht ik dat zeggen? Had het zin dit uit te spreken? Ik was blij dat Kees het gesprek verder leidde en voor we het door hadden, was de tijd al lang weer voorbij.

Kees zag dat ik het moeilijk had, liep met de ouders naar de gang en vroeg de volgende even geduld te hebben. Hij kwam terug naar de tafel, ging naast me zitten en zei: Die moeder bedoelde niet dat je hem echt kende. Ouders weten dat we hun kinderen nooit echt helemaal zullen kennen. Ze is dankbaar voor het feit dat je hem gezien hebt. Dat je ingeschat hebt wat hij wellicht nodig had’.

‘Wat jij deed is wat elke docent zou mogen doen tijdens een rustig lesmoment en minimaal aan het einde van de les. Wie heb je niet volledig gezien, wie heeft zich ingehouden? En je af te vragen: wat heeft deze leerling nodig? Jij herinnert mij eraan dat ik dit ook weer mag gaan doen, dat ik minder op de automatische piloot mag werken en me meer bewust mag zijn.’

Terwijl ik Kees aankeek, besefte ik op dat moment dat deze jongen er zonder het tien-minuten-gesprek wellicht doorheen geglipt was en ik nam me direct voor om dat niet nog eens te laten gebeuren. Ik keek Kees aan, glimlachte en zei: ‘En door jouw opmerking, ben ik me niet enkel bewust geworden van mijn kwaliteit, maar ook van het feit dat ik mezelf daar in de toekomst vaak aan mag herinneren in het belang van de leerling.’

Een leerling kúnnen zien is één ding, een leerling daadwerkelijk zien is een bewuste keuze!