Een sfeer van vertrouwen creëren hoe dóé je dat eigenlijk? Die vraag stond voor mij centraal tijdens enkele lessen pedagogiek in het tweede jaar van mijn lerarenopleiding. Hoe zorg je ervoor dat een kind zijn diepste pijn durft te delen in de groep, zodat iedereen er rekening mee kan houden en steun kan bieden. Hoe reageer je op pestgedrag en ruzies zodat je het er met elkaar over kunt hebben zonder in beschuldiging te vervallen? Hoe en waar zorg je ervoor dat het niet ‘te zwaar’, ‘te diep’, te formeel of juist te humoristisch wordt waardoor de waardevolle les verloren gaat? We bespraken manieren, mogelijkheden en opperden diverse morele zaken. Aan het eind van die lessen wist ik dat ik voldoende mogelijke interventies in mijn rugzak had gestopt. En ik dacht, ja echt, dat dacht ik, dat ik op het moment suprème tijd zou hebben om die rugzak open te maken. De alternatieven te herschikken en bruikbaarheid, om zo – rekening houdend met de omstandigheden – de beste te kiezen. Dat de werkelijkheid van de praktijk verschilt van de theorie leerde ik… -uiteraard- in de praktijk.
Vrijdagmiddag, er zou een film gedraaid worden. In het cluster 4 een regelmatig terugkerende activiteit waarbij rustig blijven zitten, de keuze van een ander aanvaarden en bij een gemaakte associatie niet gaan kletsen de grootste uitdagingen waren. In twee rijen zaten ze klaar. Alleen Arno, een tengere jongen van 14 jaar, bleef wat drentelen. Ik zag zijn blonde stekelkoppie alle kanten opduiken terwijl hij zijn spullen opruimde, even naar de wc liep, een stoel uitzocht, deze vervolgens toch weer aan de andere kant wilde zetten en nog voordat hij zat bedacht dat een schetsboek op schoot wellicht ook fijn was. Ik wenkte hem en zei geluidloos ‘kom maar even bij me zitten’. Ik doelde op de lege stoel naast me, maar Arno keek me aan, veerde overeind en voor ik het wist zat ie met zijn knokige lijf bovenop mijn schoot.
Perplex bleef ik zitten. Ik had veel verwacht in het lesgeven aan jongeren in een jeugdinrichting, maar niet dat er nog eens een middelbare scholier bij me op schoot zou kruipen. Ik durfde amper adem te halen terwijl er van alles door mijn hoofd ging. In het kader van veiligheid mochten we leerlingen niet aanraken. Niet eens een schouderklopje als je trots op iemand was. En hier zat ik, met een puber op mijn schoot! Wat zou er gedacht worden als iemand langs mijn klas liep en door het raampje keek? Wat vonden de andere leerlingen hiervan?
Ik plaatste de toenadering van Arno in breder perspectief. In zijn jeugd was hij ernstig fysiek en emotioneel verwaarloosd. Op de grens van volwassen worden was een pleeggezin het beste geweest om hem van warme nabijheid te kunnen voorzien maar omdat deze niet beschikbaar was is hij in de inrichting geplaatst. Hier werd hij in een strakke geprotocolleerde dagstructuur gezet waarbij gewerkt werd met het sociaal competentiemodel en waren er specifieke behandelmodules en gedragsinterventies om hem met zijn eigen problematiek zo goed mogelijk te kunnen helpen. De groepsleiding deed haar best er voor de jongeren te zijn, maar kon nooit de warmte van een echt gezin vervangen. (Ik wist het. Ik had in een eerder stadium op zijn leefgroep gewerkt….)
In zijn toenadering naar mij heb ik me afgevraagd wat voor hem het beste zou zijn. Hem op mijn schoot laten zitten, waarbij ik later in een kringgesprek kon benoemen welke afwegingen er bij mij speelden en waarom het ‘deze keer wel kon’ maar normaal gesproken niet. Of dat ik hem zou wegsturen, afwijzen en de affectie zou misgunnen die hij blijkbaar nog zo hard nodig had.
Arno verplaatste zich en leunde met zijn hoofd tegen mijn bovenarm. Even stak hij een duim in z’n mond maar haalde die er snel weer uit. Had hij zich bedacht dat ie al lang niet meer duimde? Had hij zich afgevraagd hoe zijn klasgenoten dit gebaar zouden vinden?
Minuten gingen voorbij, mijn handen, tot die tijd angstvallig op de leuning gehouden verplaatste ik zachtjes en ik hield mijn vinger tegen mijn lippen toen twee klasgenootjes omkeken en ons zo zagen zitten. Alsof ik wilde zeggen: ‘doorbreek dit moment maar niet. Het mag er zijn, hij mag er zijn, zijn wens tot menselijke nabijheid mag er zijn. Later hebben we het er nog wel eens over..’
Vele, vele gedachten schoten door mijn hoofd tijdens de circa 45 minuten die wij daar, zonder iets te zeggen of elkaar aan te kijken, samen doorbrachten. Door de pauzebel werd hij opgeschrikt en ging hij samen met z’n klasgenoten naar buiten om even te voetballen, een sigaretje te roken en ‘stoer te doen’. Ik keek hem na door mijn klassenraam.
‘Juf’ klonk ineens achter me. Ik schrok en draaide me om. ‘Fijn is het hier in de klas hè? Ik weet dat wel maar soms ben ik me er niet zo bewust van. Maar toen ik zag dat Arno bij je op schoot kon zitten zonder dat één van ons zou gaan lachen wist ik het weer even. Dat we er hier samen voor zorgen dat iedereen zichzelf mag zijn. Zonder mijn antwoord af te wachten draaide ze zich om en ik zag haar bruine vlechten de hoek omgaan terwijl ik me de pedagogiek lessen van school herinnerde.
En ik besefte me dat er op moment suprème niks meer te creëren of te kiezen is. De keuze ontstaat, ontvouwt uit dátgene wat je in de voorgaande tijd al hebt laten ontstaan.