‘Leroy is een bommetje. Er hoeft maar iets te gebeuren en hij ontploft’, zo had ik in zijn dossier gelezen. Wat mij echter opviel tijdens het eerste kwartier lesgeven aan deze klas was de Leroy een harde stem had. Zo’n stem waarvan je als docent weet; als ik deze te vaak hoor dan gaat het me zo onwijs irriteren dat ik de neiging heb om die jongen eruit te gooien. Ik besloot extra op hem te gaan letten, want ik zou nog veel vaker in deze klas moeten invallen komend schooljaar. Het was goed om te zien hoe hij zich gedroeg als hij geagiteerd was. Of misschien ontdekte ik wel wat hem triggerde.

Naast Leroy zat Lars. Een jongen die wat nors keek maar rustig was. Ik zag hem iets zeggen tegen Leroy, die zijn schouders ophaalde. En toen zag ik het gebeuren; Lars keek naar Leroy, fluisterde iets en Leroy reageerde op normale spreektoon (wat in zijn geval dus behoorlijk hard was). ‘Hoe moet ik dat nou weten man?’

Een onschuldige gebeurtenis, zo lijkt het. Al bemerkte ik bij mezelf dat ik als docent hem erop aan had willen spreken. hem tot stilte had willen manen. En dat dit wellicht precies de reden was dat hij een bommetje was. Ik had geen aanwijzingen, enkel mijn voorgevoel.

Na de les hield ik Leroy tegen. “ik wil graag even met je praten zei ik, terwijl ik terug liep naar mijn bureau. Hij volgde me en keek me vragend aan. ‘Fijn dat je even tijd voor me hebt’, zo begon ik. “ik wil je namelijk alvast mijn excuses aanbieden Leroy” zo ging ik verder. “ik kan er niets aan doen, ik ben een mens. Als ik voor de klas sta en mijn les wil geven dan reageer ik op degene die dat proces verstoort. Ook al is diegene niet de oorzaak. Jij hebt een harde stem. Dat is prima als je later voetbalcoach wilt worden, inspiraties hebt als marktkoopman of barkeeper. Met dat talent kunt je het dan ver schoppen. Maar in de klas is het vervelend voor mij als docent. Het zal dus heel vaak voorkomen dat ik naar je kijk, je naam noem of zelf geïrriteerd reageer. Bij deze alvast mijn excuses hiervoor.

Hij keek me aan. Was stil. Had waarschijnlijk mijn uitleg niet verwacht. Ik vroeg hem vervolgens: “zou jij me op deze momenten willen helpen? Zou jij met een kort knikje, het noemen van een naam of een medeleerling aanwijzen willen aangeven op wie jij – in jouw ogen- reageerde?” Leroy keek me aan, inmiddels een beetje verbaasd. “Tuurlijk” zei hij, terwijl hij quasi nonchalant zijn schouders ophaalde. Toen knikte hij naar de deur. “Mag ik nu pauze houden?” Ik liet hem gaan en was benieuwd hoe hij het op zou gaan pakken.

In de weken erna probeerde ik ‘terwijl ik mijn wekelijkse lessen gaf’, zo goed mogelijk de ketting van reacties te volgen, maar toch kwam er een aantal keren een onbewuste reactie van mijn kant op het gedrag van Leroy. Tot op heden had hij me goed geholpen. Reeds een keer of vijf had hij prima aangegeven wie was gestart. Het maakte dat hij tot op heden nog niet als een bommetje was ontploft. Maar ik merkte dat er nu ook een andere spanning zich in me ontwikkelde en ik vroeg me af of Leroy nooit zelf degene was die startte.

Die les echter leerde ik dat het vertrouwen bij de leerling leggen en samen werken aan een goed lesklimaat zijn vruchten afwerpt; nog voordat ik ‘de’ vraag hardop gesteld had nadat hij een pen gooide naar een medeleerling keek hij me aan en zei; ‘sorry juf, deze keer was ik het. Ik zal wel ff afkoelen op de gang, is dat goed?’ en hij liet me verbouwereerd en geraakt achter…