De omschrijving van ‘mijn ideale man” lag al een tijdje te wachten tot iemand er aan zou voldoen toen mijn vriendin, met wie ik het lijstje gemaakt had, er eens naar vroeg. Het was een warme, lome zomerdag en we zaten op een terrasje. De tassen als trofeeën na een lange dag winkelen om ons heen gestapeld. ‘Xandra’, zo begon ze, ‘wanneer ga je jouw liefde van je leven nu eigenlijk ontmoeten?’ De vraag overviel me en toch gaf ik zonder nadenken direct antwoord. “Met kerst’ zei ik haar. Ik glimlachte en nam een slok van mijn cappuccino.
Het voelde bijna alsof ik mezelf speelruimte had gegeven. Kerst was nog heel erg ver weg. Tijd genoeg om nog gewoon te blijven doen wat ik altijd deed en te genieten van mijn leven. ‘Met kerst’ voelde veilig. Het voelde ver weg. Het voelde ook als een liefdevolle warme tijd waarbij ik graag in een knusse omgeving die fijne man zou gaan ontmoeten. ‘Met kerst’ voelde als een all-you-need-is-love aflevering speciaal voor mij ontworpen. Ik glimlachte voldaan om mijn eigen antwoord en wist het gesprek snel weer op een ander onderwerp te brengen.
Maar ‘met kerst’ kwam al snel dichterbij toen de wind weer harder ging waaien, de temperatuur zakte, de blaadjes van de bomen gingen kleuren en de avonden langer werden. ‘Met kerst’ begon ineens te voelen als twee dagen met mijn ouders doorbrengen omdat ik niemand anders had. ‘Met kerst’ begon ineens te voelen als veel te veel eten en met een lam gevoel in bed stappen. ‘Met kerst’ voelde dichtbij genoeg om me zorgen te gaan maken over ‘wat ik in mijn huidige leven moest veranderen’ om dat nieuwe toe te laten. ‘Met kerst’ zou er namelijk iemand in mijn leven komen die mij zou accepteren omdat hij de zaken die ik in mezelf zo lastig vond bij zichzelf waardeerde. Ik voelde steeds vaker hoe ‘met kerst’ ik mezelf mocht gaan leren accepteren. ‘Met kerst’ riep eigenlijk simpelweg een enorme angst op. Ik besefte het. Ik zag het. Ik wist het. En ik voelde het.
De weerstand die ik eerder voelde was angst. Angst tegen alles wat ik was. Wat ik wilde. Wat ik fijn vond. Waarvan ik dacht dat de wereld beter en mooier zou worden. Angst die zo absurd was dat hij zich vermomde als weerstand. Zodat ik een ander of desnoods het leven de schuld ervan kon geven. Angst die eigenlijk mij in mijn meest menselijke vorm was.
Ik besloot te vertrouwen. Vertrouwen op mijn gevoel van ‘dit is goed’, ‘dit mag er zijn’. Ik had het eerder gedaan bij het maken van de omschrijving, en ik zou het nu ook gaan doen. Elk stapje op de weg naar het moment ‘met kerst’. Ik zou ja zeggen tegen het leven. Ja tegen mezelf. Ja tegen datgene wat goed voelde. Het was een bijzonder jaar waarin ik mezelf steeds beter leerde kennen en steeds vaker kon luisteren wanneer mijn hart ‘ja’ fluisterde.
Zo ook toen ik een mail ontving van een vroegere klasgenoot. Hij had me na 15 jaar online gevonden en mailde me omdat hij zag dat ik iets schreef over NLP en hij was toevallig een opleiding aan het volgen daarover. ‘Of ik hem nog kende?’ vroeg hij me. Dat was het geval, ik herinnerde me veel momenten van vroeger en ging op zijn uitnodiging in om eens bij te kletsen. Amper een week later stapte ik in mijn auto en reed half Nederland door. Het werd een fijne avond waarbij we meermaals hetzelfde drankje of hetzelfde gerecht kozen en zelfs een aantal keer hetzelfde wilden zeggen of vragen. Hoewel we heel erg verschillend waren, qua dingen die we leuk vonden en hoe we in het leven stonden hadden we enkele zaken gemeen en ik genoot van de momenten met hem tijdens die avond en de keren erna dat we elkaar zagen.
Eén van de zaken waar we over gesproken hadden was het draaien van kampen. Hij was vrijwilliger en had die zomer nog enkele weken gedraaid. Omdat mijn hart opsprong toen we het erover gehad hadden gaf ik aan dat hij mijn naam ook als vrijwilliger mocht doorgeven. Ik besefte me pas wat ik had gedaan toen hij aansluitend vertelde dat hij met kerst waarschijnlijk ook weer een kamp zou organiseren voor ouders en kinderen. ‘Met kerst’ leek ineens wel erg dichtbij!
Thuisgekomen schreef ik me gelijk in op de website van deze organisatie, maar daarna was het stil en mijn leven nam het al snel weer over. Werk, af en toe uitgaan en gesprekken met vriendinnen namen de plek van ‘ooit en ergens’ weer in. Het contact met een man die ik begin dat jaar een tijdje gedate had trok weer aan en bijna dacht ik niet meer aan kerst. Het werd, zoals elk jaar, de twee dagen in mijn agenda die ik nergens anders voor in kon plannen. Tot die dag begin december. Ik had net fikse ruzie met iemand gehad toen de telefoon ging. Ik was blij met de afleiding en nam op. Het gaf me een moment om even af te koelen, zo dacht ik toen ik de toets indrukte en mijn naam zei. De man aan de andere kant van de lijn vertelde wie hij was maar dat zei me helemaal niets. Totdat hij uitlegde dat hij hoofdstaf was en mijn naam had doorgekregen omdat ik wellicht mee wilde helpen tijdens het kerstkamp.
Ineens viel het kwartje en ik ging rustig zitten op mijn bed terwijl me uitgelegd werd dat ik mee zou kunnen als leiding en wat er dan van me verwacht werd. Gedurende het uur dat we aan de lijn hingen – ja, ik weet het, het was een lang gesprek, maar het was dan ook erg gezellig – kwam af en toe de gedachte aan ‘kerst’ weer boven. Dit was een kamp voor éénouder-gezinnen’. Dat betekende dat mijn liefde voor het leven er vast ook bij zou kunnen zijn. En mogelijkerwijs was hij wel een jaar of 37 en had hij twee kinderen. Ik voelde hoe ik meer en meer zin kreeg in deze dagen. Ik zag het al voor me. Hoe we elkaar zouden ontmoeten, in de gaten zouden houden en na het kamp op zouden zoeken. Ik voelde de spanning in mijn buik groeien en voelde hoe mijn dromen me meenamen naar een toekomst die steeds dichterbij leek te komen.
Hoeveel vaders gaan er eigenlijk mee? vroeg ik aan het einde van het gesprek. We hadden al drie keer gezegd op te hangen en dat hij me de rest van de informatie zou toesturen. Maar in mijn enthousiasme kletste ik door. En nu die laatste prangende vraag. Hoeveel vaders… Het leek lang stil te blijven aan de andere kant van de lijn. Waarschijnlijk was het gewoon mijn hart wat even stilstond, een slag oversloeg en me deed vermoeden dat er tromgeroffel op de achtergrond ging klinken. ‘Geen’ klonk ineens het verrassende en onverwachte antwoord. Er zijn geen vaders. Normaal zijn die er wel, maar dit jaar hebben er enkel moeders met kinderen zich opgegeven. Dus die gaan we een leuke tijd bezorgen!
Ik bleef perplex achter. Geen vaders? Hoe kon dat nu? Ik had toch ‘met kerst’ gezegd? Dit jaar had ik bedoeld. Ik begon te twijfelen. Las mijn dagboek terug. Ja, daar stond het. Zwart op wit. Kerst 2004 ontmoet ik de liefde van mijn leven. Maar hoe kon dat nu als er geen mannen waren? Bijna voelde ik me belazerd door mijn intuïtie. Alsof ik, door het volgen van alles waar mijn hart ‘ja’ tegen zei nu ineens werd opgezadeld met een kamp waar ik geen zin in had. Maar na een kop thee en een ontspannend bad die avond besefte ik me dat ik gewoon een fijn kamp zou hebben, nieuwe mensen ging leren kennen en wie weet… wat daar ooit nog uit voort zou komen?
De vrijdag voor kerst pakte ik mijn spullen in de auto en maakte me gereed voor een autorit van enkele uren. Ik zing mee met de radio en af en toe zet ik de CD van K3 op met ‘toveren’ om te blijven geloven dat alles mogelijk is, ook al snap ik niet hoe het werkt. Het is stil als ik aankom. Maar na een kort telefoontje krijg ik de bevestiging dat alle andere stafleden er al zijn en dat ze me komen halen. De deur vliegt open en als eerste vliegt de jongeman naar binnen die me eerder dat jaar op het kamp had gewezen. Hij geeft me een dikke omhelzing en neemt me daarna mee naar de rest van de groep. En daar zie ik hem staan, degene met wie ik eerder dat ongelofelijk fijne telefoongesprek mee had gevoerd. Ik kijk omhoog en besef dat ik nog nooit in mijn leven zo’n lange man heb ontmoet. En ook nog nooit zulke lieve ogen heb gezien. Een warm gevoel komt over me heen en ik voel dat dit de man was op wie ik gewacht heb…
Het was de liefde die ik omschreef maar eerst nog in mocht geloven. Het was de man waarvan ik wist wanneer ik hem zou ontmoeten. Het was de man waarvoor ik een aantal keer ‘ja’ zei tegen kansen die het leven me bood. Een man die CD’s van K3 in zijn huis had en de muziek gebruikte tijdens zijn sportlessen destijds omdat ‘met wat gekkigheid erbij mensen zo makkelijk los gaan’. Het is de man met wie ik inmiddels getrouwd ben (de twee kinderen hebben we ook al) en de man me mijn zijn aanwezigheid erop wijst dat ik mag luisteren naar het gefluister in mijn hart. Luisteren. En vooral niets in de weg leggen. Het leven gaat vanzelf z’n gang dan wel!