Bart was een jaar of 17. Hij kwam in mijn klas en al op de eerste dag liet hij me merken dat hij de regels gehoorzaamde, maar dat hij dit enkel deed om er sociaal gezien op vooruit te gaan. Bart wist de lachers in de klas al bij zijn eerste actie op zijn hand te krijgen. En hij ging daarna gewoon door. Zo stalde hij zijn spullen netjes voor zich uit toen we zouden beginnen met de les, maar toen ik hem complimenteerde met deze actie kreeg zijn buurman een knipoog en de opmerking ‘Wist ik wel. Daar houden ze van’. Bij de antwoorden die hij gaf klonk daarna een komische strijdkreet, wat eigenlijk qua geluid en volume ongepast was, maar ook weer te kort om er gelijk iets over te zeggen. En toen hij net voor de pauze zat te kletsen en ik me omdraaide om er iets van te zeggen maakte hij een gebaar ‘alsof ie zijn mond op slot deed’, daarmee aangevend dat hij me voor was. Maar zodra ik me omdraaide zag ik uit mijn ooghoeken zijn overwinningsdans.

Tegen de tijd dat de ochtendpauze aanbrak, had hij bijna de status van ‘populairste leerling’ bereikt. Maar dat deed hij ten koste van mij. En hoewel ik iedere leerling het voordeel van de twijfel gun en liever eerst een band opbouw voordat ik gedrag corrigeer, kon ik dat deze keer niet laten gebeuren en moest ik dit ondermijnende gedrag direct stoppen.

Ik liet de klas naar buiten gaan en nodigde Bart uit om even met me mee te lopen terwijl ik een kop koffie tapte. Ik legde hem mijn dilemma uit. Dat ik het fijn vond dat hij zich aan de regels hield, maar ook over de manier waarop hij mij een vervelend gevoel gaf. Ik vroeg hem daarom ‘wat kan ik anders doen, zodat jij mij in mijn waarde kunt laten?’

Hij haalde zijn schouders op, trok zijn lippen in een ontkennende ‘weet-ik-niet-blik’ en knikte in de richting van het schoolplein. “Mag ik even een sigaretje roken?” vroeg hij. Ik voelde dat er nog niets was opgelost, dat we nog niet tot elkaar waren gekomen. Maar ik wist ook niet hoe ik hem kon bereiken. Ik bedacht me dat ik mijn kant van het verhaal duidelijk had gemaakt en dat ik niets anders kon dan even afwachten wat er zou gebeuren.

Nietsvermoedend over het vervolg ging ik pauze houden. Om kwart over tien werd het me bij binnenkomst in het lokaal al duidelijk dat er iets aan de hand was. Een leerlinge met wie ik een goede band had ontweek mijn blik en twee jongens waren met elkaar aan het smoezen, waarbij ze soms een blik mijn kant op wierpen. Ik deed een poging om ze aan het werk te zetten, maar de traagheid waarmee de boeken werden gepakt gaf me het gevoel dat ik eerst iets anders moest doen. Maar wat? Ik besloot om mijn gevoel te delen. Ik pakte mijn stoel erbij, schoof deze tot voor mijn bureau en terwijl ik bijna ‘in de groep zat’ vertelde ik dat ik het gevoel had dat er iets was gebeurd, iets was gezegd, iets was veranderd. De klas was stil. Sommige leerlingen kwamen juist nu in beweging om hun spullen te pakken. Ik hield ze tegen, prees hun inzet, maar benadrukte dat ik openheid wilde.

Een jongen voorin nam het woord. “Bart vertelde in de pauze dat jij niet weet hoe je hem aan moet pakken.” Ik voelde de spanning door de klas gaan. Ik keek naar Bart. Met mijn ogen vroeg ik ‘klopt dat?’ aan hem. Hij reageerde: “Tuurlijk heb ik dat verteld. Mooi toch, als een docent het na twee uur al niet meer weet. Op mijn vorige school duurde het drie maanden voordat ik de docenten overspannen had. Jij bent een makkie.”

Ik keek rond, haalde diep adem en begon mijn verhaal. “Bart, ik geloof dat je me verkeerd hebt begrepen. En ik heb het gevoel dat er daardoor heel veel onveiligheid in de klas is ontstaan. Ik wil deze graag wegnemen.” Ik ging staan en richtte me even tot de jongen die het woord had genomen. “Ik heb Bart verteld in de pauze dat zijn gedrag mij een vervelend gevoel gaf. En dat ik hem had gevraagd wat ik anders kon doen, zodat hij mij in mijn waarde kon laten.”

Ik richtte me weer op de volledige klas en vervolgde… “Jullie kennen mij en weten waarschijnlijk allemaal dat ik bedoel dat ik hem wil helpen om zich geaccepteerd te voelen en zichzelf te durven zijn, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van iemand anders.”

Maar door de opmerking van Bart en jullie reactie hierop is dit een uitnodiging geworden voor iedereen; om voor jezelf een keuze te maken of je ‘meegaat in zijn gedrag’ en dit ten koste laat gaan van mij, of dat je kiest voor gelijkwaardigheid. Dat je – ondanks dat je het wellicht grappig vindt – jezelf inhoudt, omdat je een ander niet wilt afvallen.

Ik voelde me kwetsbaar, daar zo in de groep. Ik wist dat het de keus was van iedere jongere voor zich. Ik wist dat ik nog veel, heel veel gesprekken zou gaan voeren met mijn klas de komende tijd. Ik wist dat ik mijn gevoel moest blijven benoemen. En ik wist dat – als Bart zou leren hoe het voelt om geaccepteerd te worden om wie je bent, in plaats van wat je doet – dat zijn klasgenoten tegen die tijd waarschijnlijk evenveel waardevolle lessen zouden hebben geleerd…