Het is een vrij saaie dag in het laboratorium waar ik – in het najaar van 1997 – werkzaam ben. Op mijn werkplek ben ik over het algemeen alleen, rustig al het geproduceerde biologisch testmateriaal controlerend op kwaliteit en zuiverheid. Je wilt immers niet dat er in een laboratorium ter wereld iemand ten onrechte positief of negatief test op de één of andere infectie. De voedingsbodems die we produceren zijn dan ook allemaal specifiek ontwikkeld om bepaalde bacteriën juist te laten floreren in de voor hen ideale omgeving. En anderen juist niet.

Ik rek me uit en staar naar buiten. Nog een kwartier voor pauze. Te kort om echt iets nieuws te doen. Te lang om weg te dromen. Wat voor nuttigs zou ik kunnen doen? Zo sta ik een beetje mijn werkzaamheden te overdenken als ik ineens stemmen op de gang hoor. Ze klinken geagiteerd, opgewonden bijna. Er is duidelijk iets aan de hand….

Mijn leidinggevende komt samen met de directeur van het ziekenhuis het lab binnen en ze buigen af naar kantoor. Daar gaan ze beide zitten, te ver buiten mijn gehoor om mee te krijgen wat ze bespreken. Maar dat word me al snel duidelijk als ze me vragen om specifiek opslagmateriaal te pakken en testresultaten na te gaan. Er blijken meerdere batches ‘besmet’ te zijn. Niet één afnemer heeft erover geklaagd maar vanuit verschillende kanten zijn er klachten binnengekomen die ochtend. Tijd om na te gaan wat er is gebeurd.

De testresultaten op de datum van productie zijn goed. De productie is goed gegaan. Wellicht dat er een probleem zit in de opslagruimte. Is het de luchtkwaliteit? Is er een verontreiniging gaande? Niemand heeft enig idee. Na de pauze wordt dan ook maar besloten om enkele platen vanuit de opslag zelf te incuberen en de volgende ochtend verder te kijken om te zien wat het zou kunnen zijn.

De volgende ochtend begin ik met mijn standaard werkzaamheden. Ik ben zover de resultaten van de vorige dag te bekijken als er weer iemand binnenkomt. Bewust van het geluid van zijn voetstappen gaat mijn aandacht nieuwsgierig naar die van mij uit terwijl ik naar de warme stoof loop om de petrischalen te pakken. Ik hoor niet alleen mijn voeten op de gladde vloer maar ben me tegelijkertijd ook bewust van de snelheid waarmee ik me voortbeweeg.

Eenmaal de materialen gepakt blijkt uit een snelle controle dat ook onze batch besmet is. Een duidelijk spoor van bacteriën erop zichtbaar. Het probleem bevindt zich dus binnen onze eigen organisatie. Nog voordat ik verder ga besluit ik mijn leidinggevende hiervan op de hoogte te stellen. Zij wenk gelijk de voor mij onbekende man waarna ze komen kijken. Een petrischaal wordt meegenomen en door hen besproken.

En ineens klikt er zich in mijn hoofd iets samen. Ongevraagd en onverwacht valt de reclametekst ‘ongedierte bestrijding’ op zijn shirt samen met ‘het gevoel van snelheid’ terwijl ik naar de stoven loop. In mijn hoofd bereken ik wat de snelheid kan zijn van het kleine diertje dat zich wellicht toegang heeft verschaft tot de gesealde partij. Hoe ver kan de mijt of ander mechanisme in één nacht tijd ‘lopen’ over de plaat? De bacteriën aan zijn pootjes hebben immers tijd nodig om zich te vermenigvuldigen in de stoof voordat ze zichtbaar zijn.

Met redelijke nauwkeurigheid kan ik schatten waar het zich kan bevinden en met wat aandacht zie ik inderdaad een klein puntje op de petrischaal die een net wat afwijkende kleur heeft, een eindje weg van het bacteriespoor. Een volgend probleem doemt op want een petrischaal is nog niet zo makkelijk te leggen onder een microscoop. Wat te doen?

Een kleine blik om me heen laat mijn aandacht vallen op een rol plakband. Doorzichtig genoeg om het diertje doorheen te zien. Dus dit wordt mijn werkmateriaal. Gebogen over een pertrischaal, laat ik het plakbandje zachtjes op de agar-agar zakken en bevestig het vervolgens op een objectglaasje om te bekijken onder de microscoop.

Tien seconden later is de kleine ondeugd duidelijk in beeld. Ik wenk de verdelger, die verbaasd naar me toe komt lopen. Hij is niet op de hoogte van waar ik mee bezig ben, maar hij kijkt door de microscoop als ik hem vraag dat te doen. Een seconde later komt hij met een grote glimlach overeind. ‘Nou, dat scheelt een paar dagen onderzoek!’ roept hij uit. Niet nodig om vallen te zetten. Ik kan zo zien welke het is. Het is een jonge bloedmijt die de plaat heeft geïnfecteerd.

Een uurtje later is de opslagruimte leeggeruimd, zijn de platen vernietigd en is de productie bezig met een nieuwe batch, terwijl de verdelger de koelruimtes schoonmaakt, zodat ze daarna weer gebruikt kunnen worden voor een nieuwe productieopslag. En ik? Ik rek me uit en staar naar buiten. Dromerig beseffend wat er eigenlijk is gebeurd. Ik ben nieuwsgierig geweest, niet naar wat de uitkomst van ‘de nacht wachten’ zou zijn op de petrischalen en mogelijke bacteriële verontreiniging, maar juist door nieuwsgierig te zijn naar het huidige moment. Ik heb de mogelijkheid gehad om outside-the-box te denken door volledig in het hier-en-nu te zijn.

Door open te staan voor subtiele tekens, mijn intuïtie te laten spreken en open te staan voor elke mogelijkheid heb ik binnen de kortste keren een oplossing bedacht voor een onbekend probleem. Plakbandgebruik wordt niet gedoseerd in mijn laboratoriumopleiding en – zo leer ik later – ook niet in de verdelingsindustrie. Maar een werkzame out-of-the box oplossing is het wel. Mijn persoonlijke bewegingssnelheid is niet gerelateerd aan de voortbewegingssnelheid van de bloedmijt. Doordat juist dit detail me opvalt komt de boosdoener op het petrischaaltje wel in beeld! En zo is alles in ons leven niet gerelateerd en toch verbonden. Niet uit te leggen maar wel te gebruiken. Als je voor de magie van het leven openstaat 🙂