Een half leven geleden zal het geweest zijn. In de jaren dat mijn leeftijd in de twintig en mijn kledingmaat in de dertig zat.
Ik, tegenover een man die zojuist Nederlands kampioen was geworden in een gewichtscategorie ver boven de mijne. Met een vriendelijke glimlach stond hij tegenover me. Een blik in z’n ogen van ‘oké meisje, je hebt mazzel dat je even een momentje met mij mag. Geniet ervan. Je ligt zo op de grond’.
Hij hoopte dat ik de aanval in zou zetten. Of had het in ieder geval zo bedacht. Met een korte beweging zou hij mijn energie omzetten in een vloeiende beweging en ik zou op de grond zijn beland.
En dat was precies wat ik dus persé niet wilde. Met geen mogelijkheid zou ik wat dan ook willen doen waarmee ik mijn ondergang tekende. En hoezeer ik mijn hoofd pijnigde, ik kon niets bedacht krijgen…
Het liep echter allemaal heel anders. Ik liep op hem af, ging in de beginhouding staan, keek hem aan en deed wat ik in die tijd altijd deed als ik dichtbij een onbekende man stond: ik gaf mijn allerverleidelijkste glimlach…
Ik deed het niet bewust. Het gebeurde. Een hele natuurlijke reactie voor een arme student die zich graag een biertje liet voeren door mannen die dachten dat er mogelijk meer in zat. Maar, een ietwat ongepaste reactie in de situatie waarin ik me nu bevond.
Mijn handen hielden zijn judopak op twee punten vast en daardoor voelde ik zijn fysieke reactie van verbazing. De snelle stap waarin hij weer stevig geaard wilde gaan staan. En in dat korte moment besefte ik dat ik degene was die eerder van dit onverwachte moment was herstelt.
Hij verzette zijn gewicht en in die minimale beweging draaide ik vloeiende mijn heupen van hem weg en gooide hem in een razendsnelle beweging op de grond. Met de enige move die ik kende.
Een daverend applaus vloog over de tribune. Toen ik omhoogkwam zag ik een staande ovatie. Van hem kreeg ik een knipoog en een zachte ‘volgende keer kom je niet zo makkelijk van me af’.
Die revanche heb ik hem nooit gegund overigens. In die tijd was ik erg bang voor falen. Wilde ik gezien worden als degene die iets kón ipv degene die iets leerde. Gezien worden als ‘in control’.
Was het me nu gebeurd dan was ik gelijkwaardiger geweest als tegenstander. Met de drie lessen die ik tot dan toe had gehad kon ik me qua vaardigheid niet meten, maar in menselijkheid was ik flexibeler geweest.
Ik had toen nog niet de moed om te falen. Kon niet onbevangen en zomaar vrolijk zijn. Maar gelukkig al wel een aandacht voor mijn omgeving. En dat bracht me destijds een heel eind.
Inmiddels weet ik dat we, om veerkrachtig om te gaan met zaken als succes en verbinding, álle emotionele vaardigheden mogen beheersen.
Graag zou ik hem daarom nog eens zien. Om hem te bedanken. Te vertellen hoe waardevol dit moment achteraf voor me is geweest. Hoeveel ik leerde over aanvallen, over winnen en hoe beiden in ons dagelijks leven een spel van twee kanten mag zijn.