Met mijn billen op de zachte zwarte luxe bureaustoel zat ik actief ontspannen rond te kijken in mijn uitkijktoren. De ramen voor me gaven het terrein weer wat mijn aandacht behoefde, de acht beeldschermen op het bureaublad voor me zoomden in op de hoekjes en gaatjes waar ik minder zicht op had, zoals bijvoorbeeld alles wat zich achter me afspeelde.

Het terrein was rustig. Saai zelfs. En toch keek ik dagenlang en urenlang naar elke beweging die zich buiten voordeed. Of het nu een opwaaiend blaadje was of een bekende, alles werd gecheckt en gekeurd. Het voelde als mijn taak dit te doen. Het te observeren. Te screenen. Alert te zijn. Niets te missen.

De beelden welke ik op de tv-schermen zag werden ook opgenomen. Op momenten dat het rustig was, het terrein afgesloten en donker zodat er weinig meer te observeren was, werden zij teruggekeken. Vertraagd weergegeven en nog eens extra ingezoomd. Was daar iets gebeurd wat niet in de haak was? Wat beter had gekund? Waren er signalen waar ik van kon leren zodat ik in de toekomst nog minder onveilige situaties over het hoofd zou zien?

Dit was nooit mijn baan. Het speelde zich af in mijn hoofd…

Op het moment dat ik voor het eerst hoorde over de nieuwe stresstheorie Generalized Unsafety Theory of Stress (oftewel GUTS) moest ik ineens aan mijn uitkijktoren denken. Hoe het vroeger voor me voelde, daar in mijn hoofd. De onrust, het altijd ‘aan’ staan. Het niet weten wat er gaat komen en wat daar de gevolgen van zijn. Ik zal deze theorie straks verder toelichten. Eerst neem ik je mee naar mijn beleving ervan.

Wanneer het gaat over stress en de mogelijke oorzaken daarvan dan wordt er vaak gesproken over de zogenaamde stressoren. Dingen die kunnen gebeuren je lichaam sterk op reageert, zoals een ontslag, een auto-ongeluk, een ruzie of een plotseling overlijden van een naaste. Ook het zelf opwekken van onrust is een stressor: zoals we bij piekeren doen wanneer we ons bedenken wat er allemaal zou kúnnen gebeuren in de toekomst.

In mijn leven las ik vele boeken over deze verschillende oorzaken en over wat eraan te doen zou zijn. Maar het hielp me nooit. Het maakte me niet minder gestrest. Daarom besloot ik te gaan onderzoeken hoe mijn geest werkte. Waar ik het mee kon vergelijken en hoe het voor me voelde. Wanneer ik mezelf immers leerde kennen kon ik mogelijk een oplossing bedenken die me zou helpen om tot rust te komen. 

Al snel werd duidelijk dat ik me in een uitkijktoren bevond. Een beveiligingsobject waarin ik als uiterst gedreven medewerker aan het proberen was om niets te laten gebeuren dat niet mocht. Ik besefte dat ik over-alert was. Dat ik mensen ter controle riep die niets verkeerds in zin hadden. Dat ik een papieren tijger in mijn hoofd maakte omdat al die details en gebeurtenissen opgeslagen moesten worden voor een eventuele volgende keer. Maar tegelijkertijd voelde het als ‘zo hoort het’. Dit is wat ik doe.

De GUTS-theorie van de wetenschappers Brosschot, Verkuil en Thayer, geeft woorden aan mijn gevoelens. Het zegt simpelweg dat ons lichaam áltijd in de stress-stand staat, tenzij we veiligheid ervaren. Eigenlijk is dat best logisch. Wanneer je op een onbekende plek komt wil je eerst voelen dat je veilig bent. Wanneer je te snel het zekere voor het onzekere neemt zou je zomaar eens de Sjaak kunnen zijn. Je weet immers nog niet of er fysieke gevaren zijn, of mensen te vertrouwen zijn en of je voortbestaan is gegarandeerd. Stress totdat het veilig is lijkt dus een logische overlevingsstrategie te zijn.

Maar was het niet eens tijd mezelf wat meer rust te geven? 

Mezelf observerend besefte ik dat de opnames die de camera’s in mijn uitkijktoren maakten me veel informatie gaven. Ik kon mezelf na een misplaatste opmerking op een feestje, of een grapje dat verkeerd viel terugzien vanuit zowel mijn perspectief, als dat van de ander en ook van een onbekende derde. Ik voelde dat de opnames goed waren. Ze werkten. Ze gaven me informatie. Kennis. Mogelijkheid tot verbeteren. Maar ze gaven me ook veel onrust. Onzekerheid. En slaaptekort.

Op dat moment besefte ik voor het eerst in mijn leven dat ik ze niet elke avond voor het slapengaan hoefde te bekijken om te bezien welke sociale aangelegenheid ik wellicht iets beter of soepeler had kunnen laten verlopen. Ik mocht afwachten totdat er echt stront aan de knikker was. Ik zou me altijd dan nog kunnen afvragen de ‘opnames van dat moment opnieuw in mijn hoofd afspelend’ of ik wellicht een andere keer het anders zou hebben kunnen aanpakken. Dat ik een keuze had.

En ik besefte ook dat ik niet standaard op die zwarte bureaustoel hoefde te zitten overdag. Het terrein was immers beveiligd. Niet enkel met camera’s en beeldschermen die me direct zouden tonen wat er gaande was, maar ook middels een geluidsalarm, dat af zou gaan wanneer er op het terrein iets gaande was wat niet in de haak was. Ik wist dat dit systeem werkte. Ik had het vaak genoeg in werking gezien en gevoeld. En me nu voor het eerst beseffend dat ik daar gewoonweg op kon vertrouwen, dat ik niet alert hoefde te zijn maar simpelweg achterover kon leunen maakte dat ik voor het eerst ook eens ging doen. Ik kon me overgeven aan de wetenschap dat ik veilig was…

Maar snel ging het vervelen. Dat leunen. Het niets doen…

Dus besloot ik mijn dagen anders in te gaan vullen. Zo besloot ik om me elke dag eens een tijdlang ‘om te draaien’ naar de archiefkast die ook in mijn uitkijktoren stond en fijne herinneringen te gaan herleven. Fijne momenten die ook waren opgenomen maar nooit waren herbekeken.

Ook leerde ik om mijn uitkijktoren niet enkel te gebruiken om gevaar te spotten maar om ook juist te zien wat er allemaal voor moois gaande was. Om mijn ‘luidsprekers’ niet enkel over het terrein te laten schallen wanneer ik een waarschuwing wilde uiten maar ook om een compliment te geven. Of om mijn waardering voor het schouwspel uit te spreken.

Ik leerde om simpelweg te zijn. Mijn lijf te voelen zoals ik daar in die toren aanwezig was. Ontspannen, aanwezig. Alert en relaxed. In gezelschap van mijn ademhaling, het zonnetje dat naar binnen scheen en de geluiden die van ver leken te komen. Ik leerde dat ik niet alle problemen in de wereld hoefde op te lossen. Dat ik mocht vertrouwen op bekendheid. En mocht genieten van wat er was. Het leven is mooi, bezien vanuit mijn uitkijktoren. Hoe is het met die van jou?